ECLI:NL:RBNHO:2021:2035

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
8145099 \ CV EXPL 19-17084
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines A.G. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van haar vlucht van Amsterdam naar Klagenfurt via Wenen op 25 mei 2019. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op haar eindbestemming en vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk vertragingen van voorgaande vluchten die niet konden worden vermeden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging van de vlucht was veroorzaakt door omstandigheden die niet inherent zijn aan de normale bedrijfsuitoefening van de vervoerder. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen en dat de vordering van de passagier om die reden werd afgewezen.

De rechter wees de vordering af en veroordeelde de passagier tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 248,00. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8145099 \ CV EXPL 19-17084
Uitspraakdatum: 24 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Italië)
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Austrian Airlines A.G.
statutair gevestigd te Wenen (Oostenrijk) en mede kantoorhoudende te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 7 oktober 2019 tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Klagenfurt (Oostenrijk) via Wenen op 25 mei 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Wenen (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft haar aansluitende vlucht naar de eindbestemming gemist en is met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Zij heeft daartoe, onder meer het volgende aangevoerd.
4.2.
Voor het kunnen uitvoeren van de vlucht in kwestie is de vlucht Wenen – Amsterdam een conditio sine qua non. De twee (rotatie)vluchten zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. een vertraging van de ene vlucht werkt automatisch door naar de volgende vlucht. De voorgaande vlucht stond gepland om te vertrekken om 13:05 UTC en om te arriveren 15:00 UTC. Deze vlucht is echter vertraagd uitgevoerd wegens vertragingscodes 93, 87 en 81. Reeds om 11:05 UTC, dus twee uur vóór vertrek, trok de luchtverkeersleiding het oorspronkelijke “slot” van 13:05 UTC in en verving die door het “slot” van 13:54 UTC. Uiteindelijk werd het “slot” van 13:40 UTC toegewezen. De “slot history” vermeldt de vertragingscode 81; zijnde door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen. Deze vlucht is met een vertraging van 20 minuten om 15:20 UTC te Amsterdam aangekomen. De onderhavige vlucht is vervolgens met een aankomstvertraging van 27 minuten om 18:07 UTC te Wenen geland. Ook deze vlucht kreeg een andere “slot” tijd opgelegd. De passagier heeft als gevolg hiervan de aansluitende vlucht, welke om 18:15 UTC uit Wenen is vertrokken, gemist. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats. Zij moest gevolg geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding en kon, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen deze omstandigheden niet voorkomen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden op grond van artikel 5, lid 3, van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In overweging 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van het luchtverkeerbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Door de passagier wordt betwist dat de vlucht Wenen – Amsterdam de voorgaande vlucht is van de onderhavige vlucht. De vervoerder heeft de vluchtrapporten van beide vluchten overgelegd. Daaruit volgt dat de twee vluchten met toestel “OELBC” zijn uitgevoerd, waardoor de stelling van de passagier geen stand houdt.
5.5.
Uit de “slot history” van de voorgaande vlucht volgt dat deze met een vertraging van in totaal 31 minuten is vertrokken. Blijkens de “slot history” van deze vlucht heeft de luchtverkeersleiding ruim twee uur vóór vertrek aan het toestel een CTOT (Calculated Takeoff Time) opgelegd als gevolg van vertragingscode 81. De vervoerder verwijst onder meer naar de overgelegde “Standard IATA Delay Codes” van Eurocontrol, waaruit volgt dat vertragingscode 81 staat voor “
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND CAPACITY, standard demand capacity problems”.Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van de voorgaande vlucht door de slotwijzigingen is veroorzaakt. De gewijzigde CTOT’s hebben in dit geval te gelden als een besluit van de luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag zoals bedoeld in overweging 15 van de considerans van de Verordening. Het toestel kon immers hierdoor niet eerder vertrekken, omdat de instructie van de luchtverkeersleiding altijd moet worden opgevolgd. Gelet op het voorgaande is de vertraging van de voorgaande vlucht veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van de voorgaande vlucht doorwerkt naar de onderhavige vlucht (Amsterdam – Wenen). Uit het vluchtrapport van deze vlucht volgt dat er een vertraging is van 20 minuten wegens code 93;
“AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector”. Gebleken is dat deze vertraging is ontstaan als gevolg van de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht. Nu reeds is vastgesteld dat deze vertraging ontstaan is als gevolg van een buitengewone omstandigheid werkt deze buitengewone omstandigheid door naar de onderhavige vlucht. Verder volgt uit de “slot history” dat de luchtverkeersleiding vanaf 13:45 UTC aan het toestel CTOT’s heeft opgelegd. De luchtverkeersleiding heeft uiteindelijk om 16:12 UTC bepaald dat het toestel om 16:43 UTC mocht opstijgen. Ook hier wordt als reden vertragingscode 81 genoemd. De onderhavige vlucht heeft deze CTOT moeten opvolgen en had niet de mogelijkheid om eerder te vertrekken. De vertraging van de onderhavige vlucht is dan ook het gevolg van omstandigheden die niet inherent zijn aan de normale bedrijfsuitoefening van de vervoerder.
5.7.
Voorts is voldoende gebleken dat de uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van de vluchten Wenen – Amsterdam –Wenen. Door de vertraging van deze vluchten heeft de passagier immers de aansluitende vlucht naar Klagenfurt gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.8.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder voert aan dat in Wenen een minimale overstaptijd van 25 minuten geldt. De passagier stelt dat dit niet reëel is, maar laat na te stellen wat de minimale overstaptijd volgens haar zou moeten zijn, waardoor het voldoende aannemelijk is geworden dat de minimale overstaptijd in Wenen 25 minuten bedraagt. Tussen de twee aansluitende vluchten was oorspronkelijk een overstaptijd van 35 minuten gepland. Er was dus sprake van een reservetijd van 10 minuten bovenop de overstaptijd, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd. Dit neemt niet weg dat de passagier ook met een redelijke reservetijd de overstap zou hebben gemist, aangezien de vlucht met een vertraging van 37 minuten in Wenen is aangekomen. De passagier stelt voorts dat de vervoerder geen rekening heeft gehouden met de omdraaitijd, maar laat na te stellen wat volgens haar de omdraaitijd zou moeten zijn. De passagier betwist dat de vervoerder haar heeft omgeboekt naar de eerst volgende vlucht met plaats, maar laat na te bewijzen dat er op de andere vluchten daadwerkelijk plaats was voor de passagier. De kantonrechter acht het om die reden aannemelijk dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. De kantonrechter komt daardoor niet meer toe aan de beantwoording van de vraag of het organiseren van alternatief vervoer al dan niet een onaanvaardbaar offer vormt voor de vervoerder, gelet op de mogelijkheden van haar onderneming op het relevante tijdstip.
5.9.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven derhalve geen bespreking. De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter