ECLI:NL:RBNHO:2021:2034

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
8213439 \ CV EXPL 19-18998
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie na annulering van vlucht door vervoerder

In deze zaak hebben vier passagiers een vordering ingesteld tegen de buitenlandse luchtvaartmaatschappij Easyjet Airline Company Limited wegens de annulering van hun vlucht van Milaan naar Amsterdam op 15 juli 2018. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. De passagiers hebben een bedrag van € 1.000,00 geëist, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder heeft de annulering betwist en aangevoerd dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk gewijzigde slottijden opgelegd door de luchtverkeersleiding, waardoor de vlucht niet tijdig kon vertrekken.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de annulering van de vlucht niet het gevolg was van buitengewone omstandigheden zoals door de vervoerder gesteld. De rechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de annulering te voorkomen. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.000,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten aan de kant van de passagiers vergoed, terwijl de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese regelgeving en de noodzaak om adequaat bewijs te leveren bij het inroepen van buitengewone omstandigheden als verweer tegen compensatieclaims.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8213439 \ CV EXPL 19-18998
Uitspraakdatum: 24 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Luton (Verenigd Koninkrijk) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J. Kumar

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Milaan (Italië) naar Amsterdam op 15 juli 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht zou om 18:40 UTC vanaf Milaan vertrekken en om 20:30 UTC arriveren in Amsterdam. De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 150,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op doorwerking van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd.
4.2.
De onderhavige vlucht zou worden uitgevoerd door toestel G-EZFV. Het toestel kreeg tijdens eerdere vluchten die dag gewijzigde CTOT’s (Calculated Take off Time) van de luchtverkeersleiding opgelegd. Voorafgaand aan de rotatievlucht Amsterdam-Milaan-Amsterdam heeft het toestel de rotatievlucht Amsterdam-Split-Amsterdam uitgevoerd. De luchtverkeersleiding heeft de slottijden van deze vluchten herhaaldelijk aangepast, waardoor deze vluchten vertraagd zijn uitgevoerd. De voorgaande vlucht (Amsterdam-Milaan) stond gepland om te vertrekken om 16:25 UTC en om te arriveren om 18:05 UTC. Aan het toestel van deze vlucht zijn gewijzigde slottijden opgelegd, welke ertoe hebben geleid dat het toestel om 20:25 UTC in Milaan arriveerde, in plaats van de geplande aankomsttijd van 18:05 UTC. De onderhavige vlucht (Milaan-Amsterdam) stond gepland om te vertrekken om 18:40 UTC en om te arriveren in Amsterdam om 20:30 UTC. Wegens de opgelegde CTOT’s aan het toestel tijdens de voorgaande vluchten (Amsterdam-Split-Amsterdam en Amsterdam-Milaan) en de herhaaldelijk aangepaste slottijden voor de onderhavige vlucht heeft de vervoerder ervoor gekozen om de onderhavige vlucht te annuleren, zodat de nachtsluiting van Schiphol niet zou worden overtreden en zodat de bemanning de wettelijke diensturen niet zou overschrijden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagiers is geannuleerd. Niet is gebleken dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 5, lid 1 sub c van de Verordening. Gelet daarop is de vervoerder in beginsel gehouden de passagiers te compenseren. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht.
5.3.
De vervoerder doet een beroep op doorwerking van buitengewone omstandigheden. De passagiers betwisten dit standpunt en stellen dat de voorgaande vluchten Amsterdam-Split-Amsterdam geen onderdeel zijn van de rotatievlucht Amsterdam-Milaan-Amsterdam, waardoor de vertraging van de vluchten Amsterdam-Split en Split-Amsterdam niet doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Voor een beroep op een eventuele doorwerking van buitengewone omstandigheden is niet van belang of vluchten wel of geen deel uitmaken van een rotatievlucht. Immers blijkens punt 15 van de considerans van de Verordening kan sprake zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vlucht van dat vliegtuig veroorzaakt. Uit productie 2 en productie 10 van de conclusie van antwoord is gebleken dat de vluchten Amsterdam-Split-Amsterdam en Amsterdam-Milaan met hetzelfde toestel zijn uitgevoerd, waardoor het mogelijk is dat de vertraging van de voorgaande vluchten doorwerkt op de vlucht in kwestie. De vraag die in dit geval voorligt is of de vervoerder met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht in kwestie het gevolg is geweest van die doorwerking van buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder heeft de ‘Actual flight info’ van de direct voorgaande vlucht (Amsterdam-Milaan) overgelegd. Hieruit volgt dat het toestel met een aankomstvertraging van twee uur en 20 minuten om 20:25 UTC te Milaan is gearriveerd. Uit de ‘Actual flight info’ valt op te maken dat de vlucht wegens tenminste twee oorzaken vertraagd is vertrokken, te weten code 93 (‘late arrival of aircraft from another flight’) voor de duur van één uur en negen minuten en code 10 voor de duur van 20 minuten. De overige vertraging van 51 minuten is volgens de vervoerder veroorzaakt doordat het toestel voor deze vlucht eveneens gewijzigde slottijden kreeg opgelegd. Ter ondersteuning van haar verweer heeft de vervoerder de ‘Flight leg information’ van deze vlucht overgelegd. Daaruit volgt dat het toestel tot 19:09 UTC geen toestemming kreeg om te vertrekken, terwijl het reeds om 17:51 UTC klaar stond voor vertrek, en dus de deuren van het toestel op dat tijdstip waren gesloten. Nadat er om 19:09 UTC een nieuwe CTOT was opgelegd wegens code 81 (‘standard demand capacity problems’) kon het toestel pas vertrekken. De kantonrechter oordeelt allereerst dat de vertraging voor de duur van 51 minuten wegens de gewijzigde slottijden kan worden gezien als een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag, zoals bedoeld in overweging 15 van de considerans van de Verordening. Het toestel kon door deze omstandigheden niet eerder vertrekken, omdat de instructie van de luchtverkeersleiding altijd moet worden opgevolgd. Niet is gebleken dat de luchtverkeersleiding de CTOT’s heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval de opgelegde CTOT dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid. De vertraging voor de duur van 69 minuten wegens code 93 wordt eveneens als een buitengewone omstandigheid gekwalificeerd. Blijkens de ‘Actual flight info’ en ‘Flight leg information’ die betrekking hebben op de rotatievlucht Amsterdam-Split-Amsterdam kreeg het toestel tijdens de uitvoering van deze vluchten eveneens nieuwe CTOT’s opgelegd wegens vertragingscode 81. De aanvullende vertraging wegens code 10 levert naar het oordeel van de kantonrechter geen buitengewone omstandigheid op. Gesteld noch gebleken is dat deze vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid. Het voorgaande brengt mee dat twee uur van de ontstane vertraging te wijten is aan een buitengewone omstandigheid.
5.5.
De vraag die vervolgens voorligt is of de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van de vlucht Amsterdam-Milaan doorwerkt naar de onderhavige vlucht (Milaan-Amsterdam). Uit productie 10 van de conclusie van antwoord volgt dat er een totale vertraging is van twee uur en 34 minuten, waarvan twee uur en 20 minuten zijn ontstaan wegens code 93 en 13 minuten zijn ontstaan wegens code 81. Van de vertraging wegens code 93 is voldoende gebleken dat twee uur zijn toe te schrijven aan buitengewone omstandigheden. Deze buitengewone omstandigheid werkt dan ook door op de onderhavige vlucht. Uit de overgelegde producties valt verder op te maken dat er aan het toestel herhaaldelijk nieuwe CTOT’s zijn opgelegd met als reden code 81. Gelet op hetgeen hierboven is geoordeeld over de CTOT’s wegens code 81 levert ook deze vertraging een buitengewone omstandigheid op.
5.6.
De passagiers betwisten dat de vlucht is geannuleerd wegens schending van de nachtsluiting van Amsterdam. Zij stellen dat de vlucht alsnog werd uitgevoerd, maar dan zonder de passagiers, omdat het toestel de slottijd van 21:30 UTC wel heeft gebruikt en naar Amsterdam terug is gevlogen. De vlucht is geannuleerd wegens een tekort aan cabinepersoneel en niet wegens de nachtsluiting van Schiphol, aldus de passagiers. Bij conclusie van dupliek voert de vervoerder niet langer aan dat de annulering te maken had met de nachtsluiting, maar met de cabin crew die haar wettelijke diensturen overschreed. De kantonrechter oordeelt als volgt.
5.7.
De vervoerder heeft bij haar conclusie van antwoord weergegeven dat zij bemanningsbasissen heeft in, onder andere, Amsterdam en Milaan. De passagiers stellen dat de vervoerder gelet op het voorgaande niet tot annulering van de vlucht hoefde over te gaan. De vervoerder verwijst naar productie 13 waaruit zou moeten blijken dat er geen standby crew meer beschikbaar was. Deze is echter van dusdanig slechte kwaliteit dat deze niet is te lezen. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de passagiers had het op de weg van de vervoerder gelegen om duidelijke stukken over te leggen en het door haar aangevoerde te motiveren. Het enkel aanvoeren dat er geen standby crew beschikbaar was, is daartoe onvoldoende. Zonder deze informatie die ontbreekt, kan niet worden uitgesloten dat de annulering van de vlucht van de passagiers het gevolg is geweest van een operationele beslissing.
5.8.
Nu niet kan worden vastgesteld of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2018, tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-Van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter