In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines A.G., wegens vertraging van een vlucht van Amsterdam naar Vilnius via Wenen op 25 juli 2019. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een kapot brandstofsysteem op de luchthaven van Amsterdam, wat leidde tot een chaos en annuleringen van vluchten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende bewijs had geleverd dat de vertraging niet te vermijden was, en dat de passagier niet kon aantonen dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagier werd afgewezen, en de proceskosten werden aan de passagier opgelegd.