ECLI:NL:RBNHO:2021:2015

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
15.049159.20 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens medeplegen van gewoontewitwassen met verbeurdverklaring en teruggave van in beslag genomen voorwerpen

Op 9 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1982 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd op 24 februari 2020 op Schiphol aangehouden met een aanzienlijk geldbedrag van € 92.000,- in zijn bagage. Dit bedrag was verdeeld in verschillende bundels en bestond uit biljetten van € 50, € 100 en € 500. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 24 februari 2020 meerdere grote contante geldbedragen had verworven, waarvan het vermoeden bestond dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De verdachte had verklaard dat het geld afkomstig was van een lening aan een zakenpartner en de verkoop van een woning in Rusland, maar deze verklaringen werden door de rechtbank als onvoldoende concreet en verifieerbaar beschouwd.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen, omdat hij samen met anderen had samengewerkt en er voldoende aanwijzingen waren dat de geldbedragen uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank wees het verweer van de verdediging, dat de verdachte moest worden vrijgesproken omdat de geldbedragen uit zijn eigen misdrijf afkomstig zouden zijn, af. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 18 maanden en verklaarde de in beslag genomen voorwerpen verbeurd, terwijl andere voorwerpen aan de verdachte werden teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.049159.20 (P)
Uitspraakdatum: 9 februari 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 januari 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T.M. Fikkers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.H. van Dijk, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met
24 februari 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Eindhoven, en/of (in elk geval) (telkens) in Nederland,
van het (mede)plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(telkens)
(een) voorwerp(en) (te weten één of meer (grote) (geld)bedragen (van al dan niet onder meer (ongeveer) EUR 72.821,80 en/of (ongeveer) EUR 85.004,29 en/of (ongeveer)
EUR 94.780,00 en/of (ongeveer) EUR 92.000,00, althans van enig (groot) (geld)bedrag)),
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van (een) voorwerp(en) (te weten voornoemd(e) bedrag(en)), gebruik gemaakt en/of
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had,
terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van de gehele tenlastelegging moet worden vrijgesproken. Hiertoe heeft hij primair aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat de door verdachte ontvangen geldbedragen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn, terwijl evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte dat wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat verdachte de ten laste gelegde geldbedragen uitsluitend heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl het telkens gaat om een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit
eigenmisdrijf. Dat betekent dat er hooguit sprake kan zijn van eenvoudig (schuld)witwassen zoals bedoeld in de artikelen 420bis.1 en 420quater.1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Deze variant is echter niet opgenomen in de tenlastelegging, zodat vrijspraak dient te volgen.
Meer subsidiair heeft de raadsman nog betoogd dat geen sprake is van gewoontewitwassen, nu herhaling van witwassen op zichzelf nog geen gewoonte maakt. Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de vaststelling dat verdachte voldoende nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat en de volgende bewijsoverweging.
3.3.2
Bewijsoverweging
Toetsingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder b Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit
enigmisdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden van witwassen rechtvaardigen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt voorop dat zich in het dossier geen bewijs bevindt op grond waarvan een rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen de ten laste gelegde geldbedragen en een bepaald misdrijf. Verdachte is op 24 februari 2020 op Schiphol aangehouden met een geldbedrag van € 92.000,- in zijn bagage toen hij wilde uitreizen naar Polen. Het geld bevond zich in een toilettas en een blauwe plastic tas en was verdeeld in diverse bundels omwikkeld met elastiek. Het aangetroffen geldbedrag bestond uit 860 biljetten van 50 euro,
5 biljetten van 100 euro en 97 biljetten van 500 euro. Vervolgens bleek uit het aangiftebestand liquide middelen van de Douane dat verdachte eerder grote contante geldbedragen Nederland heeft in- of uitgevoerd. Uit het aangiftebestand bleek namelijk dat verdachte op 1 november 2019 een bedrag van € 72.821,80 heeft uitgevoerd, op 15 november 2019 een bedrag van € 85.004,29 heeft ingevoerd en op 3 december 2019 een bedrag van € 94.780,- heeft uitgevoerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat niet zelden via Schiphol grote contante geldbedragen, die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn, worden in- of uitgevoerd. Het is hoogst ongebruikelijk om een dergelijk bedrag fysiek te vervoeren, gelet op de risico’s waarmee dit gepaard gaat. Voorts is bekend dat coupures van € 500,- nagenoeg alleen in het criminele circuit worden gebruikt. Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat een vermoeden van witwassen jegens de verdachte is gerechtvaardigd. In dat geval mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft voor de legale herkomst van de geldbedragen.
Verklaring van de verdachte over de herkomst geldbedragen
Tijdens zijn controle op 24 februari 2020 heeft verdachte aan de medewerkers van de Douane onder meer verklaard dat hij het op die datum onder hem aangetroffen geldbedrag in 2018 heeft ingevoerd in Nederland. Verdachte zou het geld in 2018 aan zijn zakenpartner [naam] hebben uitgeleend en nu weer terug hebben gekregen van ene ‘ [naam] ’ om een auto te gaan kopen in Polen. Tijdens zijn eerste twee verhoren bij de Koninklijke Marechaussee (hierna: Kmar) en tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft verdachte deze verklaring bevestigd, en hier nog aan toegevoegd dat het geld afkomstig was van de verkoop van een woning in Rusland. Nadat hij aan het einde van zijn tweede verhoor bij de Kmar geconfronteerd werd met de bevindingen uit het onderzoek naar zijn telefoon gaf verdachte echter aan dat zijn eerdere verklaringen onjuist waren, en dat het geld dat hij op 24 februari 2020 voorhanden had afkomstig was van de handel in cryptovaluta. Dat gold volgens verdachte ook voor de andere bedragen die hij Nederland had in- of uitgevoerd in 2019. Verdachte verklaarde verder nog dat alle geldbedragen afkomstig waren van ‘ [naam] ’ en aan hem werden overhandigd door een vriend van deze [naam] , genaamd ‘ [naam] ’. Verdachte heeft verder geen concrete, verifieerbare gegevens verstrekt over de herkomst van de geldbedragen. Verdachte heeft zijn laatste verklaring tijdens het onderzoek ter terechtzitting bevestigd. Zowel [naam] als ‘ [naam] ’ zijn als getuige respectievelijk verdachte gehoord, maar zij beroepen zich op het verschoningsrecht respectievelijk zwijgrecht.
Tussenconclusie: géén concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van verdachte geen concrete en verifieerbare gegevens bieden over de herkomst van de geldbedragen. Evenmin is door verdachte onderbouwd waarom de bedragen niet via bancaire transacties konden worden overgemaakt maar fysiek moesten worden vervoerd met alle bijkomende kosten en risico’s van dien. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel, dat het niet anders kan zijn dan dat de in de tenlastelegging opgenomen geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf en dat verdachte dat wist.
Medeplegen: chatgesprekken
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat verdachte contant geld in ontvangst heeft genomen in ruil voor bitcoins. Uit chatgesprekken tussen verdachte, [naam] en ‘ [naam] ’ blijkt dat verdachte grote contante geldbedragen heeft ontvangen van hen op 1 november 2019, 15 november 2019, 3 december 2019 en 24 februari 2020.
Daarnaast blijken de bitcoins voor de transactie op 24 februari 2020 voor de helft afkomstig te zijn geweest van [naam] , terwijl verdachte in chatgesprekken met deze [naam] herhaaldelijk spreekt over het verstoppen van contant geld en het misleiden van de grensbewaking. Bovendien blijkt verdachte vlak voor zijn aanhouding intensief contact te onderhouden met [naam] , en met hem te bespreken welke verklaring hij zal afleggen over de herkomst van het geld. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking voor een bewezenverklaring van het medeplegen.
Slotconclusie: medeplegen van gewoontewitwassen
Gelet op de voornoemde feiten en omstandigheden alsmede de verklaringen van verdachte waaruit blijkt dat hij geen concrete, verifieerbare gegevens kan verstrekken over de herkomst van de geldbedragen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de ten laste gelegde geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf en dat verdachte dat wist. Op basis van de periode en de frequentie van de gepleegde feiten, concludeert de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. Bovendien oordeelt de rechtbank op grond van het voorgaande dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
3.3.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 november 2019 tot en met 24 februari 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en te Eindhoven,
van het medeplegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met anderen,
telkens
een voorwerp (te weten meer grote geldbedragen van EUR 72.821,80 en EUR 85.004,29 en
EUR 94.780,00 en EUR 92.000,00),
voorhanden gehad,
terwijl hij telkens wist dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

4.1
Beroep op kwalificatie-uitsluitingsgrond
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing is. Verdachte wordt immers verweten dat de geldbedragen die door hem werden witgewassen tevens zijn aangekocht met zijn eigen criminele bitcoins. De genoemde geldbedragen zijn dan ook onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig. Voorts is geen sprake van een verhullingshandeling: verdachte heeft voornoemde geldbedragen uitsluitend verworven of voorhanden gehad. Nu het geld telkens afkomstig is van eigen misdrijf, staat dit aan de kwalificatie van het bewezenverklaarde gewoontewitwassen in de weg. Verdachte moet daarom volgens de raadsman worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.2
Oordeel van de rechtbank
Uit vaste jurisprudentie ter zake van witwassen volgt dat in het geval dat witwassen betrekking heeft op voorwerpen die onmiddellijk afkomstig zijn uit eigen misdrijf, er in beginsel sprake dient te zijn van een handeling die erop is gericht om de crimineel verkregen voorwerpen veilig te stellen. In dergelijke gevallen moet sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die door eigen misdrijf verkregen gelden/voorwerpen gericht karakter heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken uit welk eigen misdrijf de ten laste gelegde geldbedragen afkomstig zijn. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
4.3
Kwalificatie van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van gewoontewitwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. De eis van de officier van justitie is veel te hoog.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft gedurende een periode van vier maanden grote contante geldbedragen tussen de € 72.821,80 en € 94.780,- voorhanden gehad op de luchthaven Schiphol en de luchthaven te Eindhoven. Het gaat in totaal om een bedrag van € 344.606,09. Verdachte heeft dit geld in ontvangst genomen in ruil voor bitcoins, terwijl hij wist dat dit geld onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf. Door zijn handelen heeft verdachte in belangrijke mate meegewerkt aan het onttrekken van uit misdrijf afkomstige opbrengsten aan het zicht van justitie en de fiscus. Verdachte heeft op deze wijze een onmisbare schakel vervuld in het criminele witwascircuit. Door dergelijke witwaspraktijken wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd en indirect ook bevorderd. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het witwassen van crimineel geld werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand. Witwassen dekt namelijk onderliggende strafbare feiten af en realiseert de mogelijkheid van geldelijke beloning voor die strafbare feiten. Het kan niet anders dan dat verdachte zich bij dit alles heeft laten drijven door winstbejag, zulks ten koste van de samenleving.
Gezien de aard, duur en de ernst van het bewezen verklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank een vrijheidsbenemende straf in aanmerking.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 november 2020, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Beslissingen met betrekking tot in beslag genomen, niet teruggegeven goederen
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
1. EUR ibg 24-2-2020
2. 1 STK Telefoontoestel (20-019528-4) (Omschrijving: blauw, merk: Xiaomi)
3. 1 STK Telefoontoestel (20-019528-5) (Omschrijving: zwart, merk: Apple)
4. 1 STK USB-stick (memorykaart) (20-019528-6) (Omschrijving: zilver, merk: Ledger)
5. 1 STK USB-stick (memorykaart) (20-019528-7) (Omschrijving: zilver)
6. 1 STK USB-stick (memorykaart) (20019528-8) (Omschrijving: Rood, merk: Pytoken)
8. 1 STK USB-stick (memorykaart) (20-019528-10) (Omschrijving: zilver, merk: Silicon Power)
10. 1 STK Computer (20-019528-12) (Omschrijving: zwart, merk: Lenova)
De officier van justitie heeft gevorderd de onder 1 t/m 4 inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd te verklaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder 5, 6, 8 en 10 inbeslaggenomen voorwerpen worden teruggegeven aan verdachte.
De verdediging heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat alleen de onder 3 en 4 inbeslaggenomen voorwerpen zijn gebruikt bij de ten laste gelegde cryptodeals, en dat alle overige inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden teruggegeven aan verdachte.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. EUR ibg 24-2-2020
2. 1 STK Telefoontoestel (20-019528-4) (Omschrijving: blauw, merk: Xiaomi)
3. 1 STK Telefoontoestel (20-019528-5) (Omschrijving: zwart, merk: Apple)
4. 1 STK USB-stick (memorykaart) (20-019528-6) (Omschrijving: zilver, merk: Ledger)
dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van de voorwerpen onder 2 t/m 4, die aan verdachte op de wijze als bedoeld in artikel 33a, eerste lid, Sr, toebehoren, is begaan. Voorts is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot het voorwerp onder 1, dat aan verdachte toebehoort, is begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
5. 1 STK USB-stick (memorykaart) (20-019528-7) (Omschrijving: zilver)
6. 1 STK USB-stick (memorykaart) (20019528-8) (Omschrijving: Rood, merk: Pytoken)
8. 1 STK USB-stick (memorykaart) (20-019528-10) (Omschrijving: zilver, merk: Silicon Power)
10. 1 STK Computer (20-019528-12) (Omschrijving: zwart, merk: Lenova)
dienen te worden teruggegeven aan verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat er een verband bestaat tussen deze voorwerpen en het bewezenverklaarde feit.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
de artikelen 33, 33a, 47, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.3 weergegeven;
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ACHTTIEN (18) MAANDEN;
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Verklaart verbeurd:
1. EUR ibg 24-2-2020
2. 1 STK Telefoontoestel (20-019528-4) (Omschrijving: blauw, merk: Xiaomi)
3. 1 STK Telefoontoestel (20-019528-5) (Omschrijving: zwart, merk: Apple)
4. 1 STK USB-stick (memorykaart) (20-019528-6) (Omschrijving: zilver, merk: Ledger)
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
5. 1 STK USB-stick (memorykaart) (20-019528-7) (Omschrijving: zilver)
6. 1 STK USB-stick (memorykaart) (20019528-8) (Omschrijving: Rood, merk: Pytoken)
8. 1 STK USB-stick (memorykaart) (20-019528-10) (Omschrijving: zilver, merk: Silicon Power)
10. 1 STK Computer (20-019528-12) (Omschrijving: zwart, merk: Lenova)
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.M. van der Heijden, voorzitter,
mr. W.J. van Andel en mr. F.W. van Dongen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.A.F. Pomper,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 februari 2021.
mr. Van Andel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.