ECLI:NL:RBNHO:2021:2010

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
15/274214-20 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke invoer van cocaïne met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 november 2020 op Schiphol een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van 4.309,52 gram cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de openbare terechtzitting op 11 februari 2021 heeft de verdachte bekend en is er geen vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbalen, in overweging genomen en heeft het ten laste gelegde feit bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan gedragsinterventies gericht op verslaving en middelengebruik. De verdachte is als kwetsbaar en beïnvloedbaar omschreven, en de reclassering heeft intensieve begeleiding geadviseerd. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen telefoons aan de verdachte moeten worden teruggegeven.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/274214-20 (P)
Uitspraakdatum: 25 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 februari 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.E. Grijsen en van hetgeen verdachte en haar raadsman mr. C. Peters, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 1 november 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
,zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 11 februari 2021 afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van 1 november 2020;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 2 november 2020;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal netto gewicht verdovende middelen van 5 november 2020;
- een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het Douane Laboratorium van 11 november 2020, met laboratoriumnummer 12698 X 20, opgemaakt door MSc W. Wind.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
zij op 1 november 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij moeten de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals door de reclassering geadviseerd en als extra bijzondere voorwaarde dient een COVA-training te worden opgelegd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft verzocht om een gevangenisstraf op te leggen van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De verdachte bevond zich in een uitzichtloze situatie zonder enig perspectief. Zij zat in een vicieuze cirkel en was beïnvloedbaar. Bij de straftoemeting dient het zwaartepunt te liggen op het inperken van het recidiverisico door de verdachte de juiste hulp te bieden zodat ze haar leven weer op kan bouwen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 4.309,52 gram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van, ook (zeer) zware criminaliteit, waaronder levensdelicten. Voorts gaat een dergelijk verspreiding en handel gepaard met de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 29 januari 2021 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland. In dit rapport wordt de verdachte omschreven als kwetsbaar en beïnvloedbaar, waarbij sprake is van beperkt zelfinzicht en beperkte oplossingsvaardigheden. De reclassering acht intensieve begeleiding met speciale aandacht voor begeleid wonen en middelengebruik noodzakelijk. Tevens acht de reclassering behandeling nodig voor het verwerken van trauma's en om haar gevoel van eigenwaarde en assertiviteit te vergroten zodat zij in staat zal zijn om betere
keuzes te maken. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. De verdachte heeft weliswaar op bijna elk leefgebied problemen, maar is nooit eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
De reclassering adviseert een deels voorwaardelijks straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie gericht op middelengebruik, het meewerken aan middelencontrole, een ambulante behandeling en het meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de reclassering en de door de reclassering geadviseerde voorwaarden noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen worden verbonden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon van het merk Samsung en de telefoon van het merk Motorola dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht,
2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de verdachte zich tijdens de proeftijd meldt bij de nog nader te bepalen reclasseringsinstelling (afhankelijk van waar verdachte haar proeftijd doorbrengt: op Bonaire of in Nederland). De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- de verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie leefstijltraining of een andere
gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik, dan wel een gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training of trainingen de verdachte moet volgen. De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- de verdachte meewerkt aan controle op middelengebruik om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt wanneer en hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
- de verdachte zich laat behandelen door De Waag Forfact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- de verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
- de verdachte ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden;
- de verdachte zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
- 1 telefoon Motorola PL2700-20-084144-6
- 1 telefoon Samsung PL2700-20-084144-7.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mr. I.A.M. Tel en mr. B.C. Swier, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 februari 2021.
mr. Swier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.