ECLI:NL:RBNHO:2021:2003

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
14/810038-09 (VI)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herroeping
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke herroeping van voorwaardelijke invrijheidstelling na ongeoorloofd vertrek naar Kenia

Op 9 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, die in 2011 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar, had op 19 oktober 2018 voorwaardelijk in vrijheid gesteld moeten worden, onder strikte voorwaarden. Een van deze voorwaarden was dat hij zich niet in de provincie Noord-Holland mocht bevinden. Echter, op 15 december 2020 vertrok de veroordeelde ongeoorloofd naar Kenia zonder toestemming van de reclassering, wat leidde tot een vordering van de officier van justitie om de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen.

Tijdens de openbare terechtzitting op 26 januari 2021 werd de zaak behandeld. De veroordeelde was aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, en er werd ook een toezichthouder van de reclassering gehoord. De reclassering had eerder toestemming gegeven voor een reis naar Kenia, maar had deze geweigerd voor de reis in december vanwege een negatief reisadvies en praktische problemen met toezicht. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden en dat er termen waren om de vordering van het Openbaar Ministerie toe te wijzen. De rechtbank besloot de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 30 dagen te herroepen, waarbij 3 dagen in mindering werden gebracht voor de tijd die de veroordeelde al in detentie had doorgebracht.

De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 6:2:13 en 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de beslissing werd op 9 februari 2021 openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 14/810038-09 (VI)
V.I. zaaknummer 99-000182-47
Uitspraakdatum: 9 februari 2021
Beslissing herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling (ex artikel 6:2:13 jo 6:6:21 Sv)
Deze beslissing is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 januari 2021 in de zaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
Bij onherroepelijk geworden arrest van de meervoudige kamer van het gerechtshof Amsterdam rechtdoende in strafzaken d.d. 28 april 2011 is veroordeelde veroordeeld tot - onder meer - een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar, welke straf door de Hoge Raad op 23 oktober 2012 is verminderd naar 14 jaar en 7 maanden. De tenuitvoerlegging van deze straf is met ingang van 2 februari 2009 aangevangen.
Veroordeelde is – gelet op het bepaalde in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering – op 19 oktober 2018 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder algemene voorwaarden en bijzondere voorwaarden, met een strafrestant van 1774 dagen en een proeftijd van eveneens 1774 dagen.
De aan voornoemde proeftijd verbonden bijzondere voorwaarden houden – met inachtneming van het wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 1 december 2020 – in dat veroordeelde:
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact op zal nemen, zoeken of hebben met de volgende personen:
 [naam] , geboren op [geboortedatum en plaats]
 [naam] , geboren op [geboortedatum en plaats]
 [naam] , geboren op [geboortedatum en plaats]
 [naam] , geboren op [geboortedatum en plaats]
 [naam] , geboren op [geboortedatum en plaats]
 [naam] , geboren op [geboortedatum en plaats]
 [naam] , geboren op [geboortedatum en plaats]
 [naam] , geboren op [geboortedatum en plaats]
 [naam] , geboren op [geboortedatum en plaats]
 [naam] , geboren op [geboortedatum en plaats]
 [naam] , geboren op [geboortedatum en plaats]
 [naam] , geboren op [geboortedatum en plaats]
 [naam] , geboren op [geboortedatum en plaats]
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in:
 de provincie Noord-Holland
 de gemeente Houten
 de gemeente Utrecht
De naleving van deze bijzondere voorwaarde wordt, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, ondersteund door middel van elektronisch toezicht. Over de noodzakelijkheid deze voorwaarde – en/of de eventuele elektronische controle
daarvan — te continueren wordt door de reclassering periodiek geadviseerd.
  • zich meldt bij Reclassering Nederland, Stationsplein 20 te Amersfoort.
  • zich gedurende de proeftijd zal melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de
reclassering dit noodzakelijk acht.
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de Waag, althans van
een soortgelijke deskundige of zorginstelling, op tijden en plaatsen als door of namens die deskundige/zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn problematiek. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven.
  • zijn medewerking verleent aan en een actieve inspanning verricht voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
  • een open, gemotiveerde en meewerkende houding toont met betrekking tot het toezicht, de behandeling en de overige voorwaarden;
  • openheid van zaken toont ten aanzien van zijn financiële situatie;
  • niet zal verhuizen zonder voorafgaande toestemming van de reclassering.

De vordering

De schriftelijke vordering van de officier van justitie d.d. 31 december 2020 strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 180 dagen herroept nu veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarde dat hij zich niet zal bevinden in de provincie Noord-Holland.
De officier van justitie heeft de vordering – onder meer - als volgt onderbouwd:
Op 15 december is betrokkene op Schiphol op het vliegtuig naar Kenia gestapt, zonder
dat hij hiervoor toestemming van de reclassering had gekregen. Betrokkene is op de
hoogte van het feit dat hij hiervoor toestemming nodig heeft; afgelopen augustus heeft
hij dit namelijk wel gevraagd en gekregen en is hij in Kenia geweest. In oktober heeft hij
de reclassering gevraagd of hij in december opnieuw mocht afreizen. Mede gelet op het
reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd die toestemming niet
gegeven.
Op Schiphol heeft betrokkene aan de Koninklijke Marechaussee (KMAR) als reden voor
zijn reis opgegeven dat zijn moeder ernstig ziek zou zijn en dat zijn reis daarom
noodzakelijk was. Het proces-verbaal van bevindingen dat door de KMAR werd
opgemaakt is door de politie op 18 december aan de reclassering verzonden met de
vraag of de reclassering van de reis op de hoogte was. De toezichthouder van betrokkene
heeft vervolgens via WhatsApp contact opgenomen met betrokkene, die desgevraagd
aangaf dat hij naar Kenia was afgereisd om met zijn verloofde te trouwen.
Betrokkene heeft het vertrouwen van zijn toezichthouder geschaad en heeft, ondanks de
weigering van de reclassering om toestemming te geven voor de reis, zijn eigen plan
getrokken. Betrokkene is veroordeeld wegens een zeer ernstig strafbaar feit. De nabestaanden van het overleden slachtoffer zijn door deze situatie opnieuw erg geschrokken. Bovendien is door het ontbreken van goed zicht op betrokkene de slachtofferbescherming momenteel in het geding.
Bij de vordering heeft de officier van justitie de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd, waaronder het reclasseringsadvies van 28 december 2020, waarin een herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor de duur van 30 dagen wordt geadviseerd.

De behandeling ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 26 januari 2021.
Veroordeelde is ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
Verder is ter terechtzitting als getuige verschenen de heer [toezichthouder] , als toezichthouder werkzaam bij Reclassering Nederland. De getuige heeft toegelicht dat er door de reclassering eerder wel toestemming was gegeven om in augustus naar Kenia te gaan, omdat het reisadvies op dat moment nog code geel was. Ten tijde van het verzoek om in december naar Kenia te gaan was dat code oranje. Veroordeelde gaf aan dat hij in december in Kenia wilde gaan trouwen. De reclassering heeft de toestemming in de eerste plaats geweigerd omdat er een negatief reisadvies gold, en deze reis naar het oordeel van de reclassering niet noodzakelijk was. Daarnaast is de toestemming geweigerd vanwege problemen met de praktische uitvoerbaarheid van het toezicht. Veroordeelde had ten tijde van de aanvraag immers nog een enkelband om, en zou na terugkomst eerst tien dagen in quarantaine moeten voordat er mensen bij hem langs konden gaan om deze weer opnieuw aan te sluiten.
De getuige heeft verder verklaard bij zijn advies te blijven om 30 dagen van de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen. Wanneer de gevorderde 180 dagen worden opgelegd zal veroordeelde zijn huisvesting kwijtraken, die essentieel is voor de hervatting van het lopende reclasseringstoezicht. De getuige heeft aan de ene kant begrip voor de beweegredenen van veroordeelde, maar vindt ook dat aan zijn gedrag consequenties verbonden moeten zijn. Op 1 december 2020 werd besloten om zijn enkelband te verwijderen, en twee weken later is veroordeelde al ongeoorloofd op Schiphol. De reclassering en de nabestaanden zijn daar ontzettend van geschrokken.
Veroordeelde heeft ter zitting erkend dat hij zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, maar hij vindt dat hij door de drie dagen die hij begin januari 2021 na terugkomst op Schiphol vastzat, voldoende gestraft is.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting zijn vordering naar beneden bijgesteld. Het OM vindt echter niet dat veroordeelde al genoeg gestraft is door de drie dagen die hij reeds heeft vastgezeten. Veroordeelde is willens en wetens naar Kenia vertrokken, terwijl hij wist dat de reclassering geen toestemming voor de reis had gegeven. Daardoor heeft hij het vertrouwen van de reclassering beschadigd. Bovendien weet de reclassering niet met zekerheid wat veroordeelde allemaal in Kenia heeft gedaan, omdat er op dat moment geen controle plaats heeft kunnen vinden. De officier van justitie vermindert zijn vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en vordert thans een periode van 30 dagen.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen. Hij heeft er daartoe op gewezen dat veroordeelde een baan heeft, dat hij woonruimte heeft, en dat hij zich tot dusver aan alle afspraken met de reclassering heeft gehouden. Volgens de raadsman is de toestemming vooral geweigerd vanwege corona: veroordeelde mocht eerder wel naar Kenia. Toen toestemming voor de reis in december werd geweigerd heeft veroordeelde de gok gewaagd. De raadsman is van mening dat het geen meerwaarde heeft om veroordeelde terug te sturen naar de gevangenis. Er is geen gevaar voor herhaling, omdat veroordeelde nu getrouwd is en bovendien weer een enkelband heeft.

De beoordeling

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vordering, nu deze tijdig en op de bij de wet voorgeschreven wijze is ingediend en ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het advies aan opdrachtgever toezicht gedeeltelijke herroeping v.i., gedateerd 28 december 2020, opgemaakt door reclasseringswerker
[toezichthouder] . Uit dit advies en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat veroordeelde toestemming heeft gevraagd om in december naar Kenia te reizen om daar te trouwen. De reclassering heeft deze toestemming geweigerd. Veroordeelde is desondanks weloverwogen en bewust toch naar Kenia gegaan. Veroordeelde is aldus de afspraken met de reclassering niet nagekomen, en heeft zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarde dat hij zich niet zal bevinden in de provincie Noord-Holland. De rechtbank is van oordeel dat er – gelet op het voorgaande – termen zijn de vordering toe te wijzen. De vordering dient derhalve voor de duur van 30 dagen te worden toegewezen.

Toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 6:2:13 en 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

De rechtbank beslist als volgt.
Wijstde vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
toe.
Gelastdat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog
gedeeltelijkmoet worden ondergaan, te weten voor de duur van
30 (dertig) dagen.
Bepaalt dat van deze periode 3 dagen zullen worden afgetrokken, zijnde de periode gedurende welke de veroordeelde rechtens zijn vrijheid ontnomen is geweest in verband met schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Deze beslissing is genomen door
mr. F.W. van Dongen, voorzitter,
mr. W.J. van Andel en mr. C.A.M. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T.A.F. Pomper, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 februari 2021.
mr. Van Andel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.