ECLI:NL:RBNHO:2021:2002

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
15/028948-19 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf wegens Opiumdelicten en wapenbezit met verbeurdverklaring van voorwerpen

Op 11 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere Opiumdelicten en het voorhanden hebben van verboden wapens. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon met een doorzoeking op 26 januari 2017 in de woning van de verdachte in Hoofddorp, waar een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen, waaronder 576 XTC-pillen, 305 milliliter GHB en 4 paperstrips LSD, werd aangetroffen. Daarnaast werden twee stroomstootwapens en een traangasbusje in beslag genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 25 februari 2021 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van de feiten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van de drugs en wapens, maar heeft de verdachte wel vrijgesproken van het medeplegen van het aanwezig hebben van de drugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en heeft meerdere voorwerpen verbeurd verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de overschrijding van de redelijke termijn voor vervolging. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/028948-19 (P)
Uitspraakdatum: 11 maart 2021
Tegenspraak ex artikel 279 Wetboek van Strafvordering (Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 februari 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kubbinga en van hetgeen de raadsvrouw van verdachte, mr. M.C. Schraven, advocaat te Tilburg, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 Sv, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 26 januari 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 576 (XTC-)pillen bevattende MDMA, en/of
- ongeveer 305 milliliter GHB, in elk geval een hoeveelheid materiaal bevattende GHB, en/of
- 4 paperstrips LSD, in elk geval een hoeveelheid materiaal bevattende LSD zijnde MDMA en/of GHB en/of LSD
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2
hij op of omstreeks 26 januari 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, voorhanden heeft gehad:
- 2 wapens van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en muniitie, te weten stroomstootwapens,zijnde (een) voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht; en/of
- een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een spuitbusje CS (traan)gas,zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen;
Feit 3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 september 2016 tot en met 26 januari 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, om een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/ of binnen en/ of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (te weten zogenaamde XTC-pillen), in elk geval een of meer middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich gelegenheid, middelen en/ of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/ of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden
heeft gehad waarvan verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/is hij, verdachte:
- 576, althans een aanzienlijke hoeveelheid, pillen bevattende MDMA voorhanden gehad, en/of
- een computer (die toegang geeft tot het darkweb en/of toegang heeft tot een of meer bitcoinwallet(s)) voorhanden gehad en/of
- een sealmachine en/ of verpakkingsmaterialen voorhanden gehad, en/of
- op internet gezocht naar het gebruik van bitcoins en/ of gezocht naar verschillende soorten enveloppen en/ of andere verpakkingsmaterialen bestemd voor (internationale) verzending en/of gezocht naar de kosten voor het (internationaal) verzenden van poststukken,
een en ander met de kennelijke bedoeling om die (XTC)-pillen al dan niet via het darkweb te verkopen, gereed te maken voor verzending per post in Nederland en/of naar het buitenland.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit alleen heeft gepleegd en dus van het onder dat feit ten laste gelegde medeplegen moet worden vrijgesproken.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 met de officier van justitie op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het medeplegen van het aanwezig hebben van de in de woning van verdachte aangetroffen drugs. Daarnaast kan de ten laste gelegde hoeveelheid drugs niet bewezen worden verklaard, nu niet ten aanzien van alle aangetroffen pillen kan worden vastgesteld dat dit XTC betreft. De door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) geteste monsters zijn niet representatief voor de gehele op de tenlastelegging bedoelde hoeveelheid drugs en enkel een indicatieve test is in dit kader onvoldoende.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het aanwezig hebben van een hoeveelheid drugs.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 3 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsvrouw kort gezegd aangevoerd dat naast het voorhanden hebben van een hoeveelheid van 576 XTC-pillen, waarbij wordt verwezen naar voorgaand verweer met betrekking tot feit 1, evenmin wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de computer en sealmachine en/of verpakkingsmaterialen voorhanden heeft gehad met als doel het verkopen van XTC-pillen. Ook uit de omstandigheid dat verdachte op internet heeft gezocht naar informatie over het gebruik van Bitcoins, volgt niet dat hij voornemens was drugs te verkopen via het darkweb. Volgens de raadsvrouw kan dan ook niet worden bewezen dat verdachte met dat doel voorbereidingshandelingen heeft verricht.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraak feit 1De rechtbank is van oordeel dat, zoals de officier van justitie en de verdediging hebben betoogd, op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de voor een bewezenverklaring van medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander of anderen, niet is komen vast te staan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte in het proces-verbaal van verhoor d.d. 27 januari 2017;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal beschrijving wapens d.d. 1 maart 2017.
3.3.3
Bewijsoverwegingen feit 1 en 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het overigens onder feit 1 en het onder feit 3 tenlastegelegde op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank als volgt.
Hoeveelheid drugs
Op 26 januari 2017 is tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte een grote hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen en in beslag genomen. De rechtbank overweegt dat, hoewel niet alle 576 in de woning van verdachte aangetroffen pillen door het NFI zijn onderzocht, ook ten aanzien van die pillen moet worden geconcludeerd dat deze MDMA bevatten. Hierbij is van belang dat voor alle 576 aangetroffen pillen geldt dat een representatief monster indicatief is getest en telkens een positieve reactie gaf op de werkzame stof XTC/MDMA. Bovendien volgt uit het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen in samenhang met het NFI-rapport dat de pillen van elkaar zijn te onderscheiden door middel van kleur, vorm en opdruk en dat van vrijwel ieder aangetroffen type, die tezamen het leeuwendeel van de totale hoeveelheid van 576 pillen vormen, door het NFI een monster van een of meerdere pillen nader is onderzocht. Uit het door het NFI opgemaakte rapport blijkt dat al deze monsters de werkzame stof MDMA bevatten. Daarbij komt dat verdachte in het verhoor bij de politie heeft verklaard dat “die drugs” in zijn woning van hem zijn.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 576 pillen van een materiaal bevattende XTC/MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Voorbereidingshandelingen
Naast de aangetroffen grote hoeveelheid XTC-pillen zijn in de woning van verdachte onder meer diverse voor de verzending van drugs geschikte verpakkingsmaterialen en een sealapparaat aangetroffen. Ook is een computer aangetroffen, waarvan verdachte heeft verklaard dat deze aan hem toebehoort. Uit de browsergeschiedenis van deze computer volgt dat daarmee internetpagina’s zijn bezocht met betrekking tot verpakkingsmaterialen geschikt voor de verzending van pillen, de aanschaf van Bitcoins en het uitvoeren van Bitcoin-transacties. Ook zijn op de computer een afbeelding aangetroffen met informatie over het benodigd aantal postzegels in relatie tot het gewicht van een poststuk met nationale en met internationale bestemming en foto’s van pillen die overeenkomen met de pillen die zijn aangetroffen in de woning van verdachte. Op de computer waren bovendien applicaties geïnstalleerd die anoniem internetten mogelijk maken, waarmee het darkweb benaderd kan worden, versleuteld kan worden gecommuniceerd en waarmee Bitcoins beheerd kunnen worden.
In de computer is bovendien een labelprogramma aangetroffen met daarin een historie van (buitenlandse) adressen die geprint zijn met een labelwriter, terwijl aan de computer van verdachte een labelwriter was aangesloten en in de woning van verdachte een adreslabel met een buitenlands adres is gevonden.
Gelet op de hoeveelheid drugs die in de woning van verdachte is aangetroffen, in onderlinge samenhang bezien met bovenstaande feiten en omstandigheden, acht de rechtbank – anders dan de raadsvrouw heeft betoogd – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kennelijk de bedoeling heeft gehad de bij hem aangetroffen XTC-pillen te verkopen en te verzenden en in dat kader de hem verweten voorbereidingshandelingen heeft verricht. Daarbij is in aanmerking genomen dat verdachte desgevraagd geen, de conclusie van de rechtbank ontzenuwende, verklaring heeft gegeven over de reden waarom hij over genoemde goederen beschikte.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op 26 januari 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- 576 (XTC-)pillen bevattende MDMA, en
- ongeveer 305 milliliter GHB, in elk geval een hoeveelheid materiaal bevattende GHB, en
- 4 paperstrips LSD, in elk geval een hoeveelheid materiaal bevattende LSD;
Feit 2
hij op 26 januari 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, voorhanden heeft gehad:
- 2 wapens van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten stroomstootwapens, zijnde voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht; en
- een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een spuitbusje CS (traan)gas, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen;
Feit 3
hij in de periode van 21 september 2016 tot en met 26 januari 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, om een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, verstrekken, en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (te weten zogenaamde XTC-pillen), in elk geval een of meer middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad waarvan verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten, immers heeft hij, verdachte:
- 576 pillen bevattende MDMA voorhanden gehad, en
- een computer (die toegang geeft tot het darkweb en toegang heeft tot een of meer bitcoinwallet(s)) voorhanden gehad en
- een sealmachine en verpakkingsmaterialen voorhanden gehad, en
- op internet gezocht naar het gebruik van bitcoins en gezocht naar verschillende soorten enveloppen en andere verpakkingsmaterialen bestemd voor (internationale) verzending en gezocht naar de kosten voor het (internationaal) verzenden van poststukken,
een en ander met de kennelijke bedoeling om die (XTC)-pillen al dan niet via het darkweb te verkopen, gereed te maken voor verzending per post in Nederland en/of naar het buitenland.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd;
Feit 3
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis, met aftrek van de periode die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft bij de gevorderde straf rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn voor vervolging.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn voor vervolging. Zij heeft bepleit dat gezien het tijdsverloop in deze strafzaak en de persoonlijke omstandigheden van verdachte het niet langer opportuun is verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarbij wijst de raadsvrouw er op dat een dergelijke straf grote (financiële) gevolgen zal hebben voor het jonge gezin van verdachte, alsmede voor zijn angststoornis. Zij verzoekt de rechtbank tevens rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in zijn woning een grote hoeveelheid harddrugs, waaronder 576 XTC-pillen, aanwezig gehad en zich gedurende een periode van ruim vier maanden schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de uitvoer van XTC-pillen en de verkoop en/of verstrekking daarvan. De handelingen van verdachte waren er kennelijk op gericht XTC-pillen al dan niet via het darkweb te verkopen en gereed te maken voor verzending per post in Nederland en/of naar het buitenland. XTC is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding van en handel in harddrugs gaan gepaard met vele andere vormen van (ook zeer ernstige) criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Handelingen die zijn gericht op de voorbereiding en het bevorderen van de in-/uitvoer van XTC en de verkoop en/of verstrekking daarvan worden dan ook met aanzienlijke straffen bedreigd.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee stroomstootwapens en traangas. Dit levert een ernstig feit op nu ongecontroleerd wapenbezit onaanvaardbare risico’s en gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich meebrengt. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank er rekening mee dat bij het aanwezig hebben van de drugs (feit 1) en de voorbereidingshandelingen (feit 3) is sprake van eendaadse samenloop. Dat betekent dat aan verdachte slechts straf wordt opgelegd voor één van deze twee feiten (die hetzelfde strafmaximum hebben). Alleen de strafbepaling ter zake de voorbereidingshandelingen, artikel 10a van de Opiumwet wordt toegepast.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 februari 2021, waaruit volgt dat verdachte tot op heden niet voor enig strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft bovendien gelet op de omstandigheid dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Verdachte is per 27 januari 2017 in verzekering gesteld, zodat hij er vanaf dat moment redelijkerwijs rekening mee kon houden dat hij mogelijk strafrechtelijk vervolgd zou worden en de redelijke termijn toen is gaan lopen. Nu de rechtbank op 11 maart 2021 vonnis wijst is de redelijke termijn met ruim twee jaar overschreden. Gelet op deze ruime overschrijding, zal de rechtbank, hoewel zij in dit geval in beginsel een (voorwaardelijke) gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf passend acht, aan verdachte geen (voorwaardelijke) gevangenisstraf opleggen en volstaan met het opleggen van een taakstraf. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het verhandelde ter terechtzitting sinds het bewezenverklaarde feit een stabiel leven heeft opgebouwd, inmiddels getrouwd is en twee kinderen heeft gekregen.
Alles afwegende is de rechtbank, zoals ook door de officier van justitie is betoogd, van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 4 DS Doos (711769)
  • 1 STK Label (711770)
  • 3 STK Verpakkingsmateriaal (711772)
  • 3 STK Verpakkingsmateriaal (711773)
dienen te worden verbeurd verklaard, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan.

8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

Bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten zijn onder andere aangetroffen en in beslag genomen een USB-stick en een adresboek. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat deze onder verdachte in beslag genomen voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 22c, 22d, 33, 33a, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
2, 10 en 10a van de Opiumwet;
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de onder 1, 2en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot het verrichten van
honderd (100) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door vijftig (50) dagen hechtenis;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht;
verklaart verbeurd:
  • 4 DS Doos (711769)
  • 1 STK Label (711770)
  • 3 STK Verpakkingsmateriaal (711772)
  • 3 STK verpakkingsmateriaal (711773)
gelast de teruggave aan verdachte van:
  • 1 STK USB-stick (memorykaart)
  • 1 STK Adresboek (711768).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mrs. C.A.J. van Yperen en M.M.J. de Jager-Koedooder, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Bähler,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 maart 2021.
mrs. C.A.J. van Yperen, M.M.J de Jager en S. Bähler zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.