Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Beschikking van de kantonrechter
procedure
beoordeling
€ 30.000,00 overhoudt.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een moeder, hierna te noemen [verzoeker], die als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon, hierna te noemen [minderjarige], toestemming vroeg om de BEM-clausule op te heffen die rust op de bankrekening van [minderjarige]. Dit verzoek werd gedaan in het kader van de levensonderhoud van [verzoeker], die door de gemeente Zandvoort was verplicht om dit verzoek in te dienen om haar bijstandsuitkering te behouden. De moeder was van mening dat het geld op de rekening van [minderjarige] bedoeld was voor zijn toekomstige studie of woonruimte en vond het onterecht dat dit gebruikt zou worden voor haar levensonderhoud.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de feiten, waaronder het overlijden van de vader van [minderjarige] bij een verkeersongeval en de uitkering van € 25.000,00 door de aansprakelijkheidsverzekering. De kantonrechter oordeelde dat de BEM-clausule is bedoeld om te waarborgen dat het geld van de minderjarige niet voor andere doeleinden wordt gebruikt dan voor zijn persoonlijke uitgaven. De kantonrechter benadrukte dat ouders de verplichting hebben om in het levensonderhoud van hun kinderen te voorzien en dat in uitzonderlijke gevallen, zoals bij onvoldoende gezinsinkomen, een uitzondering kan worden gemaakt.
De kantonrechter concludeerde dat het noodzakelijk en wenselijk is dat een minderjarige minimaal € 30.000,00 op een rekening met een BEM-clausule overhoudt voordat er kan worden overgegaan tot opheffing van de clausule. Aangezien [minderjarige] slechts een vermogen van € 25.000,00 heeft, werd het verzoek van [verzoeker] afgewezen. De beschikking werd gegeven door mr. M.T. Goossens en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.