ECLI:NL:RBNHO:2021:1802

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
15.224986.18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewapende straatroof met geweld en bedreiging

Op 4 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid bij een gewapende straatroof. De feiten vonden plaats op 29 juli 2018 in Zaandam, waar de verdachte samen met medeverdachten de slachtoffers onder valse voorwendselen naar een rustige plek lokte. Daar werden de slachtoffers bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes, waarna zij gedwongen werden sieraden en een telefoon af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt, maar wel medeplichtig was aan de straatroof. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft aan de medeverdachten, en dat zij wist dat er geweld zou worden gebruikt. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met toepassing van het jeugdstrafrecht, gezien haar leeftijd van 18 jaar op het moment van het delict. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij schadevergoeding is toegewezen aan enkele slachtoffers, maar andere vorderingen zijn afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.224986.18 (P)
Uitspraakdatum: 4 maart 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 februari 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.J.A. Rosendahl en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. C. Peters, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3].

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 29 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, op de openbare weg (aan/nabij de [plaats]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
- [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge en/of een gouden ring, in elk geval een goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en/of
- [benadeelde 3] heeft gedwongen tot afgifte van een telefoon, in elk geval een goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met haar medeverdachte, althans alleen,
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een (kap)mes heeft getoond/voorgehouden aan die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 3] en/of;
- heeft gezegd tegen die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 3]: “Uitstappen, vandaag gaan jullie alles afgeven”, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of;
- die [benadeelde 3] uit de auto heeft getrokken en/of die [benadeelde 3] heeft opgedragen/gedwongen op de grond te gaan liggen en/of;
- die [benadeelde 2] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) een (kap)mes tegen de keel, althans tegen het lichaam, te zetten/plaatsen/ drukken, in elk geval met dat (kap)mes in de richting van de keel , althans het lichaam, van die [benadeelde 2] heeft bewogen en/of
- heeft gezegd tegen die [benadeelde 2] -zakelijk weergegeven- dat hij alles moest afgeven wat hij had en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [benadeelde 2] heeft gezet en/of in de richting van die [benadeelde 2] heeft bewogen/gericht en/of die [benadeelde 2] heeft geslagen met voornoemd vuurwapen en/of (daarbij) die [benadeelde 2] heeft opgedragen om op de grond te gaan liggen en/of zitten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 29 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, op de openbare weg (aan/nabij de [plaats]) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
- [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge en/of een gouden ring, in elk geval een goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of
- [benadeelde 3] heeft gedwongen tot afgifte van een telefoon, in elk geval een goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte, althans alleen,
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een (kap)mes heeft getoond/voorgehouden aan die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 3] en/of;
- heeft gezegd tegen die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 3]: “Uitstappen, vandaag gaan jullie alles afgeven”, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of;
- die [benadeelde 3] uit de auto heeft getrokken en/of die [benadeelde 3] heeft opgedragen/gedwongen op de grond te gaan liggen en/of;
- die [benadeelde 2] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) een (kap)mes tegen de keel, althans tegen het lichaam, te zetten/plaatsen/ drukken, in elk geval met dat (kap)mes in de richting van de keel , althans het lichaam, van die [benadeelde 2] heeft bewogen en/of
- heeft gezegd tegen die [benadeelde 2] -zakelijk weergegeven- dat hij alles moest afgeven wat hij had en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [benadeelde 2] heeft gezet en/of in de richting van die [benadeelde 2] heeft bewogen/gericht en/of die [benadeelde 2] heeft geslagen met voornoemd vuurwapen en/of (daarbij) die [benadeelde 2] heeft opgedragen om op de grond te gaan liggen en/of zitten;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- op voornoemde datum met [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] af te spreken en/of bij/met voornoemde personen in de auto te zitten/rijden en/of instructies/opdrachten te geven over de route en/of stopplaatsen;
- (terwijl zij in de auto met voornoemde personen zit) berichten (via Whastapp) te sturen naar die [medeverdachte 1] en/of een ‘live locatie’ (GPS-locatie) te delen met die [medeverdachte 1], althans ervoor te zorgen dat die [medeverdachte 1] op de hoogte was van de plek/locatie waar verdachte en/of haar mededader zich met die [benadeelde 1], [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] bevond;
- die [medeverdachte 1] (via Whatsapp) te informeren over de mogelijke buit, althans over goederen van die [benadeelde 1], [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] bij/om (zich) dragen/hebben/bezitten;
- een (beschikbare) parkeerplek aan te wijzen en/of de opdracht te geven op de (beschikbare) parkeerplek op voornoemde locatie te parkeren;
2.
zij op of omstreeks 29 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, op de openbare weg (aan/nabij de [plaats]) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een tas (van het merk Balr), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1],
- parfum en/of twee (gevulde) tassen (van het merk Tip de Bruin) en/of een broek, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2],
uit een auto (van het merk Volkswagen) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een (kap)mes te tonen en/of voor te houden aan die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 1] en/of;
- die [benadeelde 1] in/tegen het kruis/geslachtsdeel, althans het lichaam, te schoppen en/of trappen en/of;
- die [benadeelde 2] vast te pakken en/of (vervolgens) een (kap)mes tegen de keel, althans tegen het lichaam, te zetten/plaatsen/ drukken, in elk geval met dat (kap)mes in de richting van de keel, althans het lichaam, van die [benadeelde 2] te bewegen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd, althans in/tegen het lichaam, van die [benadeelde 2] te zetten en/of in de richting van die [benadeelde 2] te bewegen/richten en/of die [benadeelde 2] te slaan met voornoemd vuurwapen en/of (daarbij) die [benadeelde 2] op te dragen om op de grond te gaan liggen en/of zitten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 29 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, op de openbare weg (aan/nabij de [plaats])
- een tas (van het merk Balr), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1],
- parfum en/of twee (gevulde) tassen (van het merk Tip de Bruin) en/of een broek, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2], uit een auto (van het merk Volkswagen) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een (kap)mes te tonen en/of voor te houden aan die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 1] en/of;
- die [benadeelde 1] in/tegen het kruis/geslachtsdeel, althans het lichaam, te schoppen en/of trappen en/of;
- die [benadeelde 2] vast te pakken en/of (vervolgens) een (kap)mes tegen de keel, althans tegen het lichaam, te zetten/plaatsen/ drukken, in elk geval met dat (kap)mes in de richting van de keel, althans het lichaam, van die [benadeelde 2] te bewegen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd, althans in/tegen het lichaam, van die [benadeelde 2] te zetten en/of in de richting van die [benadeelde 2] te bewegen/richten en/of die [benadeelde 2] te slaan met voornoemd vuurwapen en/of (daarbij) die [benadeelde 2] op te dragen om op de grond te gaan liggen en/of zitten;
tot en/bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- op voornoemde datum met [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] af te spreken en/of bij/met voornoemde personen in de auto te zitten/rijden en/of instructies/opdrachten te geven over de route en/of stopplaatsen;
- (terwijl zij in de auto met voornoemde personen zit) berichten (via Whastapp) te sturen naar die [medeverdachte 1] en/of een ‘live locatie’ (GPS-locatie) te delen met die [medeverdachte 1], althans ervoor te zorgen dat die [medeverdachte 1] op de hoogte was van de plek/locatie waar verdachte en/of haar mededader zich met die [benadeelde 1], [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] bevond;
- die [medeverdachte 1] (via Whatsapp) te informeren over de mogelijke buit, althans over goederen van die [benadeelde 1], [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] bij/om (zich) droegen/hadden/bezaten;
- een (beschikbare) parkeerplek aan te wijzen en/of de opdracht te geven op de (beschikbare) parkeerplek op voornoemde locatie te parkeren.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich in zijn pleitnota op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten, het medeplegen van de straatroof. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet een dusdanige wezenlijke bijdrage aan de straatroof heeft geleverd, dat kan worden geconcludeerd dat zij op nauwe en bewuste wijze heeft samengewerkt met medeverdachten.
Daarnaast heeft de raadsman vrijspraak gevraagd voor de geweldscomponent in de ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft geen (voorwaardelijk) opzet gehad op de geweldshandelingen, gepleegd door de medeverdachten. Uit het dossier blijkt niet dat de geweldpleging voor verdachte voorzienbaar was of deel uitmaakte van een vooropgezet plan.
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, de medeplichtigheid, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat dit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte had wetenschap van het feit dat de slachtoffers bestolen zouden worden. Onder druk van de medeverdachte heeft zij meegewerkt aan de feiten, door de slachtoffers naar de plek van het misdrijf te leiden.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank staat voor de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van, subsidiair aan de medeplichtigheid aan, de straatroof.
De betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Medeplichtigheid is het bevorderen of gemakkelijk maken van andermans strafbaar handelen oftewel het hulp bieden aan de dader bij het begaan van een misdrijf. Voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Het opzet van de medeplichtige hoeft niet gericht te zijn op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige is gericht moet wel voldoende verband houden met het gronddelict.
3.3.1
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 primair (het medeplegen) is ten laste is gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet een dusdanige wezenlijke bijdrage aan de straatroof heeft geleverd, waardoor zij als medepleger kan worden aangemerkt.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten (de medeplichtigheid) op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsmotivering
Voor de medeplichtigheid is onder meer nodig dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had op de beroving. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat zij wel wist dat er iets zou gaan gebeuren, dat er één of twee personen zouden komen en dat er spullen zouden worden afgepakt. Verdachte had afgesproken met aangever [benadeelde 1] in Zaandam. Nadat [benadeelde 1] met twee vrienden, aangevers [benadeelde 3] en [benadeelde 2] in Zaandam was gearriveerd, is verdachte met haar vriendin, medeverdachte De Jong, in de auto gestapt bij de aangevers. Verdachte heeft hen vervolgens naar een rustige plek geleid, waar de beroving met (bedreiging met) geweld vervolgens heeft plaatsgevonden. Tijdens de rit in Zaandam onderhield zij via WhatsApp contact met medeverdachte [medeverdachte 1]. Tijdens deze WhatsApp gesprekken werd onder meer gesproken over een locatie in Zaandam en over het tijdstip waarop ze daar moesten zijn. Verdachte heeft tegen [medeverdachte 1] gezegd dat hij iets op zijn hoofd moest doen. [medeverdachte 1] heeft tegen verdachte gezegd dat zij [benadeelde 1] naar een speeltuin moest lokken. [medeverdachte 1] vroeg meerdere malen of verdachte kon kijken of [benadeelde 1] en zijn vrienden geld of horloges hebben. [medeverdachte 1] zei dat hij buit wilde maken en vroeg of er buit is. Verdachte antwoordde daarop dat zij nog niet wist. Verdachte heeft gezegd dat de bestuurder wel sieraden en een auto heeft.
Gelet op het voorgaande en met name hetgeen verdachte op zitting heeft verklaard is de rechtbank van oordeel dat zij niet alleen opzet had op het afhandig maken van waardevolle bezittingen maar dat zij ook het (voorwaardelijk) opzet had op de daarmee gepaard gaande geweldshandelingen. Dat het, op een rustige plek onverhoeds afpakken van waardevolle zaken gepaard gaat met enige vorm van geweld ligt immers zozeer voor de hand dat het niet anders kan dan dat verdachte -minst genomen- de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en een medeverdachte op 29 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, op de openbare weg (aan de [plaats]) met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
- [benadeelde 2] hebben gedwongen tot de afgifte van een horloge en een gouden ring, toebehorende aan die [benadeelde 2], en
- [benadeelde 3] hebben gedwongen tot afgifte van een telefoon, toebehorende aan die [benadeelde 3],
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat [medeverdachte 1] en/of Gambier en/of een medeverdachte
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes hebben getoond aan die [benadeelde 2] en aan die [benadeelde 3] en
- heeft gezegd tegen die [benadeelde 3]: “Uitstappen, vandaag gaan jullie alles afgeven”, althans woorden van gelijke aard of strekking en
- die [benadeelde 3] uit de auto heeft getrokken en die [benadeelde 3] heeft opgedragen op de grond te gaan liggen en
- die [benadeelde 2] heeft vastgepakt en vervolgens een mes tegen de keel te zetten en
- heeft gezegd tegen die [benadeelde 2] -zakelijk weergegeven- dat hij alles moest afgeven wat hij had en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [benadeelde 2] heeft gezet en die [benadeelde 2] heeft geslagen met voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp en daarbij die [benadeelde 2] heeft opgedragen om op de grond te gaan liggen,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 29 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft door
- op voornoemde datum met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 3] af te spreken en met voornoemde personen in de auto te zitten/rijden en instructies te geven over de route en stopplaatsen;
- (terwijl zij in de auto met voornoemde personen zit) berichten (via Whastapp) te sturen naar die [medeverdachte 1] en een ‘live locatie’ (GPS-locatie) te delen met die [medeverdachte 1], waar verdachte zich met die [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3] bevond;
- die [medeverdachte 1] (via Whatsapp) te informeren over de mogelijke buit, althans over goederen van die [benadeelde 1], [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] bij zich dragen;
- een parkeerplek aan te wijzen op voornoemde locatie;
2 subsidiair
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en een medeverdachte op 29 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, op de openbare weg (aan de [plaats])
- een tas (van het merk Balr), die aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1],
- parfum en twee (gevulde) tassen (van het merk Tip de Bruin) en een broek, die geheel of ten dele toebehoorden aan [benadeelde 2], uit een auto (van het merk Volkswagen) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes te tonen aan die [benadeelde 2] en
- die [benadeelde 1] in het kruis te schoppen en
- die [benadeelde 2] vast te pakken en vervolgens een mes tegen de keel te zetten en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [benadeelde 2] te zetten en die [benadeelde 2] te slaan met voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp en daarbij die [benadeelde 2] op te dragen om op de grond te gaan liggen.
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 29 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft, door
- op voornoemde datum met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 3] af te spreken en met voornoemde personen in de auto te zitten/rijden en instructies te geven over de route en stopplaatsen;
- (terwijl zij in de auto met voornoemde personen zit) berichten (via Whastapp) te sturen naar die [medeverdachte 1] en een ‘live locatie’ (GPS-locatie) te delen met die [medeverdachte 1], waar verdachte zich met die [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3] bevond;
- die [medeverdachte 1] (via Whatsapp) te informeren over de mogelijke buit, althans over goederen van die [benadeelde 1], [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] bij zich dragen;
- een parkeerplek aan te wijzen op voornoemde locatie;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en 2 feit subsidiair:
Medeplichtigheid aan de voortgezette handeling van:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, met toepassing van het jeugdstrafrecht en rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het bepalen van de straf rekening moet worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, rekening houdend met het adolescenten strafrecht, bij het bepalen van de straf, te kijken naar de LOVS oriëntatiepunten die gelden voor dit soort gevallen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid bij een gewapende straatroof. De drie slachtoffers zijn door verdachte onder valse voorwendselen naar een rustige plek gelokt. Daar werden de slachtoffers geconfronteerd met meerdere mannen. Eén van deze mannen was bewapend met een op een echt vuurwapen gelijkend wapen en een ander was bewapend met een mes. Onder dreiging van die wapens hebben de slachtoffers sieraden en een telefoon afgestaan en werden uit hun auto goederen gestolen. Tijdens de beroving werd door verdachten ook geweld gebruikt tegen de slachtoffers.
Een gewapende straatroof is een ernstig feit. Uit het dossier blijkt dat de slachtoffers zeer aangedaan waren door hetgeen zij hadden meegemaakt. Gebeurtenissen als deze hebben vaak nog geruime tijd een negatief effect op de psychische gesteldheid van de slachtoffers. Daarbij leidt een dergelijk feit ook in de maatschappij tot gevoelens van angst en onveiligheid bij burgers die er kennis van nemen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 19 maart 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder terzake enig feit is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 29 januari 2021 van [reclasseringswerker], als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Uit dit rapport blijkt –samengevat- dat de sociale omgeving van invloed lijkt te zijn geweest op het gedrag en handelen van verdachte en dat sprake lijkt van naïviteit van verdachte. Zij heeft daarnaast impulsief gehandeld en lijkt de gevolgen van haar handelen niet te hebben overzien. Betrokkene lijkt daarbij haar eigen aandeel in de huidige zaak enigszins te bagatelliseren. Beschermende factoren lijken zich te bevinden op het gebied van houding, stabiele huisvesting en dagbesteding. Tevens vormt de familie van betrokkene een positieve steun ten aanzien van haar gedragsverandering. Verdachte heeft gebroken met de sociale omgeving die betrokken was bij onderhavig delict. Zij volgt een opleiding en heeft een zinvolle dagbesteding. Betrokkene heeft geen hulpvraag en lijkt zich bewust van de negatieve gevolgen die haar handelen heeft veroorzaakt. Zij toont daarmee zelfinzicht en probleembesef en is van mening recidive op eigen kracht te kunnen voorkomen. Het contact met de reclassering en justitie lijkt op haar een afschrikwekkende werking te hebben gehad. Bovenstaande in samenhang bezien maakt dat momenteel toezicht in de vorm van een meldplicht en andere bijzondere voorwaarden niet geïndiceerd wordt geacht.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag.
Geadviseerd wordt het jeugdstrafrecht toe te passen.
Geadviseerd wordt het opleggen van een onvoorwaardelijke straf. Haar opleiding is een contra-indicatie voor het opleggen van gevangenisstraf. Een voorwaardelijke gevangenisstraf fungeert dan als voldoende stok achter de deur. Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf of voor het opleggen van een geldboete.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij vanaf 1 maart weer gaat beginnen met haar opleiding en dat zij dan wekelijks twee dagen bij haar vader in de zaak werkt, 2 dagen stage gaat volgen en 1 dag opleiding.
Jeugdstrafrecht
Verdachte was op het moment dat het feit werd gepleegd 18 jaar oud. In beginsel wordt ten aanzien van meerderjarige daders het volwassenenstrafrecht toegepast.
De rechtbank kan echter op grond van artikel 77c Wetboek van Strafrecht, het sanctierecht voor jeugdigen toepassen bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De rechtbank ziet, gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en de hiervoor genoemde bevindingen van de Reclassering Nederland, aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
De sanctie
Samenvattend houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de gevolgen voor de slachtoffers. Daarbij is de rechtbank niet gebleken van het uitoefenen van enige relevante druk op verdachte door een medeverdachte, zoals door de raadsman aangevoerd. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat door verdachte zelf geen geweldshandelingen zijn gepleegd. Ook houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte en met de forse overschrijding van de redelijke termijn. Positief is dat verdachte gebroken heeft met de sociale omgeving die betrokken was bij het delict en dat zij zelfinzicht en probleembesef toont.
Alles afwegende acht de rechtbank het opleggen van een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen jeugddetentie passend en geboden. Daarmee wordt recht gedaan aan de gevolgen van het feit voor de slachtoffers en ondervindt verdachte ook nu nog de gevolgen van haar gedrag.

7.Vordering benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 3]

De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 3] hebben ieder voor zich een vordering tot schadevergoeding van € 4.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zouden hebben geleden. Daarnaast wordt door beide benadeelde partijen een bedrag van € 175,- aan proceskosten gevorderd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 3] niet ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd. De officier van justitie heeft zich ook ten aanzien van de proceskosten op het standpunt gesteld dat deze onvoldoende zijn onderbouwd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade onvoldoende is onderbouwd zodat de benadeelde partijen niet ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld het toe te wijzen bedrag sterk te matigen.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht, indien de rechtbank tot toewijzing van de vorderingen overgaat, aan verdachte de betalingsverplichting voor haar deel op te leggen en dus uitdrukkelijk geen hoofdelijke verplichting voor het hele bedrag. De raadsman heeft daarbij verzocht om geen schadevergoedingsmaatregel uit te spreken in verband met de beperkte draagkracht van verdachte. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vervangende hechtenis vast te stellen op 1 dag.
Met betrekking tot de door benadeelde partij [benadeelde 3] gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat sprake is geweest van een gewapende straatroof. Tijdens de straatroof is de benadeelde partij bedreigd met een vuurwapen en een mes. De aard en de ernst van deze normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting van de persoon als bedoeld in art. 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan worden aangenomen. De gestelde immateriële schade vloeit rechtstreeks voort uit het bewezenverklaarde en vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,- komt de rechtbank daarom billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De rechtbank zal de benadeelde partij
[benadeelde 3] in de vorderingniet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de overig gevorderde immateriële schade en met betrekking tot de gevorderde proceskosten, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat, waar het de gevorderde immateriële schade van benadeelde partij
[benadeelde 1]betreft, niet reeds vanwege de aard en ernst van de normschending zonder meer sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW, nu [benadeelde 1] vrijwel meteen is gevlucht toen verdachte en zijn medeverdachten op de plaats delict verschenen. Het is dan aan de benadeelde partij om aan de hand van concrete gegevens aan te tonen dat psychische schade is ontstaan, of dat sprake is van de hiervoor bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze. Op het voegingsformulier is aangevoerd dat sprake is van angst, gevoelens van onveiligheid, slecht slapen en concentratieproblemen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende onderbouwd zodat de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van de gevorderde immateriële schade als ook ten aanzien van de niet onderbouwde proceskosten.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: afpersing in vereniging en diefstal met geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 3]de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
7.1
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 6.344,58 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden. De vordering tot immateriële schadevergoeding bedraagt € 4.000,-. De gestelde materiële schade bestaat uit:
Post 1: horloge € 249,-
Post 2: gouden ring € 400,-
Post 3: sleepkosten auto € 125,-
Post 4: huissleutel + cilinder € 174,24
Post 5: autosleutel + cilinder 1 € 588,04
Post 6: autosleutel + cilinder 2 € 548,30
Post 7: loonderving € 260,-
Daarnaast wordt door de benadeelde partij een bedrag van € 175,- aan proceskosten gevorderd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de posten 4, 5 en 6 (vervanging huissleutel + cilinder en vervanging autosleutel + cilinder) kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.310,58. Ten aanzien van de overige gevorderde materiële en immateriële schade en ten aanzien van de proceskosten heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De raadsman refereert zich met betrekking tot de schade in verband met gestolen goederen aan het oordeel van de rechtbank. De benadeelde partij moet niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering ten aanzien van de gestelde loonderving, nu deze schade niet is onderbouwd. Ook ten aanzien van de immateriële schade en de proceskosten moet de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu deze posten onvoldoende zijn onderbouwd.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht, indien de rechtbank tot toewijzing van de vordering overgaat, aan verdachte de betalingsverplichting voor haar deel op te leggen en dus uitdrukkelijk geen hoofdelijke verplichting voor het hele bedrag. De raadsman heeft daarbij verzocht om geen schadevergoedingsmaatregel uit te spreken in verband met de beperkte draagkracht van verdachte. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vervangende hechtenis vast te stellen op 1 dag.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade onder de posten 4, 5 en 6 (vervanging huissleutel + cilinder en vervanging autosleutel + cilinder) tot een bedrag van € 1.310,58 rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
Met betrekking tot de door benadeelde partij [benadeelde 2] gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat sprake is geweest van een gewapende straatroof. Tijdens de straatroof is de benadeelde partij uit zijn auto gesleurd en werd een mes op zijn keel gezet en is er een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op zijn hoofd gezet. De aard en de ernst van deze normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting van de persoon als bedoeld in art. 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan worden aangenomen. De gestelde immateriële schade vloeit rechtstreeks voort uit het bewezenverklaarde en vergoeding daarvan tot een bedrag van € 1.500,- komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De rechtbank zal de benadeelde partij
[benadeelde 2]niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de overig gevorderde materiële en immateriële schade en met betrekking tot de gevorderde proceskosten, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: afpersing in vereniging en diefstal met geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 36f, 48, 56, 77c, 77g, 77m, 77n van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 primair is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
60 (zestig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 1]niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst deels toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.500,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 3], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1500,- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 (nul) dagengijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst deels toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.810,58, bestaande uit € 1.310,58 voor de materiële en € 1.500,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.810,58, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 (nul) dagengijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mr. W.C. Oosterbroek (tevens kinderrechter) en mr. N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 maart 2021.
Mr. I.A.M. Tel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.