ECLI:NL:RBNHO:2021:1801

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
15.225029.18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende straatroof met meerdere slachtoffers en geweldsgebruik

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen een gewapende straatroof heeft gepleegd. De feiten vonden plaats op 29 juli 2018 in Zaandam, waar de slachtoffers onder valse voorwendselen naar een rustige plek werden gelokt. Daar werden zij geconfronteerd met meerdere mannen, waarvan één met een op een echt vuurwapen gelijkend voorwerp en een ander met een mes was bewapend. Onder bedreiging van deze wapens hebben de slachtoffers sieraden en een telefoon afgestaan, en zijn er goederen uit hun auto gestolen. Tijdens de beroving is ook geweld gebruikt tegen de slachtoffers. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte is veroordeeld tot voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank immateriële schadevergoeding heeft toegekend aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team straf, locatie Alkmaar
Meervoudige kamer (jeugd)strafzaken
Parketnummer: 15.225029.18 (P)
Uitspraakdatum: 4 maart 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren (ex artikel 495b Sv) van 18 februari 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.J.A. Rosendahl en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.P. van Rhijn, advocaat te Doorn, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] .

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, op de openbare weg (aan/nabij de [plaats] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
- [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge en/of een gouden ring, in elk geval een goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of
- [benadeelde 3] heeft gedwongen tot afgifte van een telefoon, in elk geval een goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- een (op een) vuurwapen (gelijkend) voorwerp en/of een (kap)mes heeft getoond/voorgehouden aan die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] en/of;
- heeft gezegd tegen die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 3] en/of die [benadeelde 1] : “Uitstappen, vandaag gaan jullie alles afgeven”, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of;
- die [benadeelde 3] uit de auto heeft getrokken en/of die [benadeelde 3] heeft opgedragen/gedwongen op de grond te gaan liggen en/of;
- die [benadeelde 2] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) een (kap)mes tegen de keel, althans tegen het lichaam, heeft gezet/geplaatst/gedrukt, in elk geval met dat (kap)mes in de richting van de keel , althans het lichaam, van die [benadeelde 2] heeft bewogen en/of
- heeft gezegd tegen die [benadeelde 2] dat hij alles moest afgeven wat hij had (of woorden van gelijke aard of strekking) en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [benadeelde 2] heeft gezet en/of in de richting van die [benadeelde 2] heeft bewogen/gericht en/of die [benadeelde 2] heeft geslagen met voornoemd vuurwapen en/of (daarbij) die [benadeelde 2] heeft opgedragen om op de grond te gaan liggen en/of zitten en/of;
- die [benadeelde 1] in/tegen het kruis/geslachtsdeel, althans het lichaam, heeft geschopt/getrapt;
2.
hij op of omstreeks 29 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, op de openbare weg (aan/nabij de [plaats] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een tas (van het merk Balr), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] ,
- parfum en/of twee (gevulde) tassen (van het merk Tip de Bruin) en/of een broek, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , uit een auto (van het merk Volkswagen) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- een (op een) vuurwapen (gelijkend) voorwerp en/of een (kap)mes heeft getoond/voorgehouden aan die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] en/of;
- heeft gezegd tegen die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 3] en/of die [benadeelde 1] : “Uitstappen, vandaag gaan jullie alles afgeven”, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of;
- die [benadeelde 3] uit de auto heeft getrokken en/of die [benadeelde 3] heeft opgedragen/gedwongen op de grond te gaan liggen en/of;
- die [benadeelde 2] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) een (kap)mes tegen de keel, althans tegen het lichaam, heeft gezet/geplaatst/gedrukt, in elk geval met dat (kap)mes in de richting van de keel , althans het lichaam, van die [benadeelde 2] heeft bewogen en/of
- heeft gezegd tegen die [benadeelde 2] dat hij alles moest afgeven wat hij had (of woorden van gelijke aard of strekking) en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [benadeelde 2] heeft gezet en/of in de richting van die [benadeelde 2] heeft bewogen/gericht en/of die [benadeelde 2] heeft geslagen met voornoemd vuurwapen en/of (daarbij) die [benadeelde 2] heeft opgedragen om op de grond te gaan liggen en/of zitten en/of;
- die [benadeelde 1] in/tegen het kruis/geslachtsdeel, althans het lichaam, heeft geschopt/getrapt.

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Verdachte ontkent elke betrokkenheid. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de politie te snel de conclusie heeft getrokken dat het verdachte moet zijn geweest die met een aan hem te linken telefoonnummer een WhatsApp gesprek heeft gevoerd met medeverdachte [medeverdachte] . De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat verdachte heel vaak van telefoonnummer is gewisseld. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat een ander dan verdachte voornoemd gesprek onder de naam van verdachte heeft gevoerd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 29 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, op de openbare weg (aan de [plaats] ) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
- [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge en een gouden ring, toebehorende aan die [benadeelde 2] , en
- [benadeelde 3] heeft gedwongen tot afgifte van een telefoon, toebehorende aan die [benadeelde 3] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of één van zijn medeverdachten
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes hebben getoond aan die [benadeelde 2] en die [benadeelde 3] en
- heeft gezegd tegen die [benadeelde 3] : “Uitstappen, vandaag gaan jullie alles afgeven”, en
- die [benadeelde 3] uit de auto heeft getrokken en die [benadeelde 3] heeft opgedragen op de grond te gaan liggen en
- die [benadeelde 2] heeft vastgepakt en vervolgens een mes tegen de keel heeft gezet, en
- heeft gezegd tegen die [benadeelde 2] dat hij alles moest afgeven wat hij had (of woorden van gelijke aard of strekking) en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [benadeelde 2] heeft gezet en die [benadeelde 2] heeft geslagen met voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp en daarbij die [benadeelde 2] heeft opgedragen om op de grond te gaan liggen en
- die [benadeelde 1] in het kruis heeft geschopt.
2.
hij op 29 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, op de openbare weg (aan de [plaats] ) tezamen en in vereniging met anderen,
- een tas (van het merk Balr), die toebehoorde aan [benadeelde 1] ,
- parfum en twee (gevulde) tassen (van het merk Tip de Bruin) en een broek, die geheel of ten dele toebehoorden aan [benadeelde 2] , uit een auto (van het merk Volkswagen) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of één van zijn medeverdachten
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes hebben getoond aan die [benadeelde 2] en aan die [benadeelde 3] en
- heeft gezegd tegen die [benadeelde 3] : “Uitstappen, vandaag gaan jullie alles afgeven”, en
- die [benadeelde 3] uit de auto heeft getrokken en die [benadeelde 3] heeft opgedragen op de grond te gaan liggen en
- die [benadeelde 2] heeft vastgepakt en vervolgens een mes tegen de keel heeft gezet, en
- heeft gezegd tegen die [benadeelde 2] dat hij alles moest afgeven wat hij had (of woorden van gelijke aard of strekking) en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [benadeelde 2] heeft gezet en die [benadeelde 2] heeft geslagen met voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp en daarbij die [benadeelde 2] heeft opgedragen om op de grond te gaan liggen en
- die [benadeelde 1] in het kruis heeft geschopt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 en 2:
De voortgezette handeling van
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met de forse overschrijding van de redelijke termijn en rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie en tot 2 maanden jeugddetentie, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen te worden verbonden de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde meewerken aan behandeling door De Waag of soortgelijke instelling.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft bepleit om, rekening houdend met de ouderdom van de feiten en rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, de door de officier van justitie geëiste straf flink te matigen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende straatroof. De drie slachtoffers zijn onder valse voorwendselen naar een rustige plek gelokt. Daar werden de slachtoffer geconfronteerd met meerdere mannen. Eén van deze mannen was bewapend met een op een echt vuurwapen gelijkend wapen en een andere was bewapend met een mes. Onder dreiging van die wapens hebben de slachtoffers sieraden en een telefoon afgestaan en werden uit hun auto goederen gestolen. Tijdens de beroving werd door verdachten ook geweld gebruikt tegen de slachtoffers.
Een gewapende straatroof is een ernstig feit. Uit het dossier blijkt dat de slachtoffers zeer aangedaan waren door hetgeen zij hadden meegemaakt. Gebeurtenissen als deze hebben vaak nog geruime tijd een negatief effect op de psychische gesteldheid van de slachtoffers. Daarbij leidt een dergelijk feit ook in de maatschappij tot gevoelens van angst en onveiligheid bij burgers die er kennis van nemen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 4 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van een straatroof en het bezit van een verboden wapen is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 11 februari 2021 van [raadsonderzoeker] als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Haarlem.
Uit dit rapport blijkt – samengevat – dat verdachte een belast verleden heeft. Hij komt uit een zeer zorgelijk systeem en heeft daarin te maken gehad met huiselijk geweld, psychiatrische- en verslavingsproblematiek en criminaliteit. Vanaf jonge leeftijd is hij opgegroeid bij zijn opa en oma omdat zijn ouders door persoonlijke omstandigheden geen invulling konden geven aan hun taak als opvoeders. Verdachte valt binnen Zaanstad per september 2019 onder de 075-aanpak. Hij komt veel in beeld bij de politie, waarbij hij vaak onder invloed wordt aangetroffen. Verdachte heeft moeite met het nakomen van afspraken en is niet in staat tot duurzame scholing. Verdachte heeft een certificaat gehaald en is in het bezit van een heftruck diploma. Ondanks de inzet van een coach in 2019 is het niet gelukt om werk te vinden.
In september 2020 heeft verdachte een nieuwe coach gekregen die hem helpt, samen met een bewindvoerder/curator, bij het op orde krijgen van zijn leven. Hoofdpunten binnen de begeleiding zijn inkomen en wonen. Zowel door de coach als vanuit de gemeente wordt het als zeer belangrijk gezien dat verdachte een plek vindt in een kleinschalig begeleid wonen traject. Juist de begeleiding nu kan zorgen voor een mogelijk zelfstandig leven later. Ook verdachte lijkt hiervoor gemotiveerd. Vanuit stabiliteit kan dan in tweede instantie worden ingezet op behandeling.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert de rechtbank verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie en een onvoorwaardelijk taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, onder de algemene voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar
feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat [verdachte] :
- meewerkt aan het traject gericht op plaatsing in een instelling voor begeleid
zelfstandig wonen, Unite Multizorg of soortgelijk;
- meewerkt aan coaching door Stichting Reindert, IFA Levvel of soortgelijk;
- meewerkt aan het programma Topzorg of een vergelijkbare behandeling, door
de Waag of een soortgelijke instelling;
- meewerkt aan het tot stand komen van een gestructureerde dagbesteding,
waarbij aan de reclasseringsinstelling te weten Reclassering Nederland te
Zaandam opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden.
De coach van verdachte, de heer [coach] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een goed contact en een goede vertrouwensband heeft met verdachte. Verdachte is heel open naar hem toe. Het streven is toewerken naar begeleid wonen en een stukje zelfstandigheid. De heer [coach] ziet geen meerwaarde in behandeling als verdachte hier zelf niet achter staat, omdat het geen zin heeft om hem te pushen. Dit zou alleen maar averechts werken. Verdachte heeft hulp nodig bij het zoeken naar een stukje zelfstandigheid.
Mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] van de Raad voor de Kinderbescherming heeft, als toelichting en in aanvulling op het rapport, als getuige ter terechtzitting naar voren gebracht dat de hulpverlening erop is gericht om een bepaalde basis te bereiken. Als die basis er niet is zal behandeling ook niet veel zin hebben. Waarschijnlijk moet behandeling een doel blijven voor de toekomst. Dit moet meegegeven worden aan de reclasseringsambtenaar die het toezicht op zich zal nemen.
Samenvattend houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de gevolgen voor de slachtoffers. Eveneens weegt niet in zijn voordeel mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Verdachte ontkent de feiten en lijkt zodoende niet zijn verantwoordelijkheid te nemen.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met zijn jeugdige leeftijd en met de forse overschrijding van de redelijke termijn. Positief is dat verdachte een goede band heeft met zijn huidige coach en gemotiveerd lijkt om hulpverlening te accepteren om aan een positieve toekomst te gaan werken.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting voor jeugdigen, zoals deze zijn vastgesteld in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie opgelegd zou moeten worden. Maar gelet op de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat hij gemotiveerd is om met ondersteuning van zijn coach toe te werken naar begeleid wonen en (enige mate van) zelfstandigheid (waarmee ook recidive kan worden voorkomen), acht de rechtbank het niet wenselijk dat aan verdachte onvoorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd. De rechtbank legt aan verdachte daarom 2 maanden jeugddetentie op, met dien verstande dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan de voorwaardelijke straf zullen de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde algemene en bijzondere voorwaarden worden verbonden, met uitzondering van de bijzondere voorwaarde van behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.
Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank naast de voorwaardelijke jeugddetentie een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uren passend en geboden. Daarmee wordt recht gedaan aan de gevolgen van het feit voor de slachtoffers en ondervindt verdachte ook nu nog de gevolgen van zijn gedrag.

7.Vordering benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 3]

De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 3] hebben ieder voor zichzelf een vordering tot schadevergoeding van € 4.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zouden hebben geleden. Daarnaast wordt door beide benadeelde partijen een bedrag van € 175,- aan proceskosten gevorderd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 3] niet ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd. De officier van justitie heeft zich ook ten aanzien van de proceskosten op het standpunt gesteld dat deze onvoldoende zijn onderbouwd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelden niet ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering, gelet op de door hem bepleite vrijspraak.
Met betrekking tot de door benadeelde partij [benadeelde 3] gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat sprake is geweest van een gewapende straatroof. Tijdens de straatroof is de benadeelde partij bedreigd met een vuurwapen en een mes. De aard en de ernst van deze normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting van de persoon als bedoeld in art. 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan worden aangenomen. De gestelde immateriële schade vloeit rechtstreeks voort uit het bewezenverklaarde en vergoeding daarvan tot een bedrag van € 1.500,- komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De rechtbank zal de benadeelde partij
[benadeelde 3]in de vordering niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de overig gevorderde immateriële schade en met betrekking tot de gevorderde proceskosten, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat, waar het de gevorderde immateriële schade van benadeelde partij
[benadeelde 1]betreft niet reeds vanwege de aard en ernst van de normschending zonder meer sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW, nu [benadeelde 1] vrijwel meteen is gevlucht toen verdachte en zijn medeverdachten op de plaats delict verschenen. Het is dan aan de benadeelde partij om aan de hand van concrete gegevens aan te tonen dat psychische schade is ontstaan, of dat sprake is van de hiervoor bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze. Op het voegingsformulier is aangevoerd dat sprake is van angst, gevoelens van onveiligheid, slecht slapen en concentratieproblemen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende onderbouwd zodat de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van de gevorderde immateriële schade als ook ten aanzien van de niet onderbouwde proceskosten.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: afpersing in vereniging en diefstal met geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 3]de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
7.1
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 6.344,58 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden. De vordering tot immateriële schadevergoeding bedraagt € 4.000,-. De gestelde materiële schade bestaat uit:
Post 1: horloge € 249,-
Post 2: gouden ring € 400,-
Post 3: sleepkosten auto € 125,-
Post 4: huissleutel + cilinder € 174,24
Post 5: autosleutel + cilinder 1 € 588,04
Post 6: autosleutel + cilinder 2 € 548,30
Post 7: loonderving € 260,-
Daarnaast wordt door de benadeelde partij een bedrag van € 175,- aan proceskosten gevorderd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de posten 4, 5 en 6 (vervanging huissleutel + cilinder en vervanging autosleutel + cilinder) kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.310,58. Ten aanzien van de overige gevorderde materiële en immateriële schade en ten aanzien van de proceskosten heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard nu dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, gelet op de door hem bepleitte vrijspraak.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade onder de posten 4, 5 en 6 (vervanging huissleutel + cilinder en vervanging autosleutel + cilinder) tot een bedrag van € 1.310,58 rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
Met betrekking tot de door benadeelde partij [benadeelde 2] gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat sprake is geweest van een gewapende straatroof. Tijdens de straatroof is de benadeelde partij uit zijn auto gesleurd en werd een mes op zijn keel gezet en is er een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op zijn hoofd gezet. De aard en de ernst van deze normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting van de persoon als bedoeld in art. 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan worden aangenomen. De gestelde immateriële schade vloeit rechtstreeks voort uit het bewezenverklaarde en vergoeding daarvan tot een bedrag van € 1.500,- komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De rechtbank zal de benadeelde partij
[benadeelde 2]niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de overig gevorderde materiële en immateriële schade en met betrekking tot de gevorderde proceskosten, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: afpersing in vereniging en diefstal met geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 36f, 56, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
2 (twee) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- meewerkt aan het traject gericht op plaatsing in een instelling voor begeleid zelfstandig wonen, Unite Multizorg of soortgelijk;
- meewerkt aan coaching door Stichting Reindert, IFA Levvel of soortgelijk;
- meewerkt aan het tot stand komen van een gestructureerde dagbesteding.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland, gevestigd te Zaandam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
100 (éénhonderd) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 (vijftig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 1]niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst deels toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.500,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1500,-vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 (nul) dagengijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst deels toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.810,58, bestaande uit € 1.310,58 voor de materiële en € 1.500,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2810,58, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 (nul) dagengijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mr. W.C. Oosterbroek (tevens kinderrechter) en mr. N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 maart 2021.
Mr. I.A.M. Tel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.