ECLI:NL:RBNHO:2021:1759

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
15/276291-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel na winkeldiefstal met recidiveproblematiek

Op 26 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte, geboren in [geboortedatum] te [geboorteplaats] en thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol, heeft op 7 oktober 2020 in Den Helder vijf flessen Zwitsal wasgel weggenomen uit een winkel aan de Koningdwarsstraat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. De verdachte heeft het feit bekend, en de rechtbank heeft op basis van de bekennende verklaring en het proces-verbaal van aangifte geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.

De rechtbank heeft de verdachte vervolgens gekwalificeerd voor diefstal en heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de wederrechtelijkheid van het feit uitsluiten. De verdachte is strafbaar verklaard en de rechtbank heeft de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd voor de duur van twee jaar, met een tussentijdse toetsing na één jaar. De rechtbank heeft zich laten leiden door de ernst van het bewezenverklaarde feit, de recidiveproblematiek van de verdachte en het advies van de reclassering, die heeft aangegeven dat de verdachte gebaat is bij een strak juridisch kader om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de lange geschiedenis van de verdachte met vermogensdelicten en zijn verslavingsproblematiek, die als risicofactoren voor delictgedrag zijn aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/276291-20 (P)
Uitspraakdatum: 26 februari 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 februari 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.F. van Kooij en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 oktober 2020 in de gemeente Den Helder in/uit een winkel gelegen aan de Koningdwarsstraat nr 70, 5, althans een of meer, flessen wasgel (Zwitsal), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de Vomar, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 14 oktober 2020 (p. 18-20).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 7 oktober 2020 in de gemeente Den Helder uit een winkel gelegen aan de Koningdwarsstraat nr. 70, 5 flessen wasgel (Zwitsal), dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan de Vomar, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar zal opleggen, zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank primair verzocht om de verdachte een geheel voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met een proeftijd van twee of drie jaren met daaraan verbonden een behandelverplichting en toezicht door de reclassering als bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het goed gaat met de verdachte, dat de verdachte uit eigen initiatief contact heeft opgenomen met hulpinstanties en dat de verdachte clean is. Subsidiair heeft de raadsman van de verdachte de rechtbank verzocht om aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met een tussentijdse toets na één jaar, zodat op voorhand een signaal wordt afgegeven naar de instelling.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de maatregel die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal door bij de Vomar vijf flessen Zwitsal wasgel weg te nemen. Winkeldiefstallen zijn hinderlijke feiten, die voor de slachtoffers schade, overlast en ergernis opleveren.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 januari 2021, dat drieëntwintig pagina’s telt en waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen of taakstraffen is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsadvies, gedateerd 29 januari 2021, dat over de verdachte is uitgebracht door de heer [reclasseringswerker], reclasseringswerker werkzaam bij GGZ reclassering Fivoor. In dit rapport wordt geadviseerd aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Dit advies is – zakelijk weergegeven – als volgt onderbouwd.
Bij de betrokkene is een delictpatroon waarneembaar aangaande vermogensdelicten. De betrokkene staat al jaren bekend als zeer actieve veelpleger in Den Helder. In het verleden is de betrokkene veelal overgegaan tot verwervingscriminaliteit om in zijn cocaïnegebruik te kunnen voorzien. De aanwezige verslavingsproblematiek is dan ook de voornaamste risicofactor voor delictgedrag. Daarbij is er sprake van een slechte sociale integratie. Het ontbreekt de betrokkene aan een vorm van dagbesteding, een steunend netwerk en er is sprake van financiële problematiek. Hoewel het positief te noemen is dat de betrokkene beschikt over stabiliteit rondom huisvesting lijkt dit niet van invloed op het delictgedrag. De betrokkene blijft, ondanks het steunend contact met zijn oom waar hij bij inwoont, in aanraking komen met justitie. Ondanks een verleden van meer dan dertig jaar criminaliteit en verslavingsproblematiek heeft de betrokkene nog nooit een behandeling doorlopen om zijn leefstijl te veranderen. Ook justitiële voorwaarden hebben daar tot op heden geen verandering in aan kunnen brengen. Om de kans op recidive daadwerkelijk te kunnen beïnvloeden, blijft GGZ reclassering Fivoor aangeven dat diagnostiek, gevolgd door een (intensieve) verslavingsbehandeling binnen een strak juridisch kader, noodzakelijk en de enige optie lijkt om deze negatieve spiraal te kunnen doorbreken.
Gelet op de ernst van de verslavingsproblematiek, vermoedelijke co-morbiditeit en de houding ten opzichte van een verslavingsbehandeling tot op heden, ziet GGZ reclassering Fivoor geen mogelijkheden om de recidivekans te beïnvloeden middels enkel een voorwaardelijk kader. Motivering en toeleiding naar een (klinische) verslavingsbehandeling zal daarom enkel kans van slagen hebben vanuit de ISD-maatregel.
De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de reclassering en de vordering van de officier van justitie en acht oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren noodzakelijk. De verdachte heeft weliswaar al positieve stappen gezet; hij is clean en gemotiveerd om zich te laten behandelen. De rechtbank overweegt echter dat de verdachte gebaat is bij een strak juridisch kader, zodat de kans op een terugval in middelengebruik zoveel mogelijk wordt verkleind..
De rechtbank is van oordeel dat wordt voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voor het opleggen van de ISD-maatregel stelt, immers betreft het door de verdachte begane feit een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, is de verdachte de afgelopen vijf jaren driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen, is onderhavig feit begaan na tenuitvoerlegging hiervan, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en eist de veiligheid van personen en goederen oplegging van de maatregel.
Teneinde de beëindiging van de recidive van de verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsmede de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd dient te worden en dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering dient te worden gebracht. Mede gelet op het verzoek van de raadsman van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat na één jaar een tussentijdse toetsing van de noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel dient plaats te vinden, zodat er een vinger aan de pols wordt gehouden.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren met een tussentijdse toetsing na één jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J.M. Uitermark, voorzitter,
mr. K.I. de Jong en mr. P.S. Lambertina, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.H.A. van Roessel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 februari 2021.
Mr. P.S. Lambertina en mr. A.H.A. van Roessel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.