Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 maart 2002 waarbij aan betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd, wegens het medeplegen van doodslag, meermalen gepleegd. De termijn van de terbeschikkingstelling nam een aanvang op 10 maart 2010;
- de beslissing van deze rechtbank van 9 maart 2020, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling en de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege laatstelijk is verlengd met één jaar, onder instandhouding van de daaraan bij beslissing van deze rechtbank van 27 maart 2018 verbonden voorwaarden;
- een advies als bedoeld in artikel 6:6:12, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), gedateerd 7 december 2020, opgemaakt en ondertekend door E.D.M. Masthof, psychiater;
- een verlengingsadvies van GGZ Reclassering Limburg (als bedoeld in artikel 6:6:12, tweede lid, Sv), gedateerd 8 januari 2021, opgemaakt en ondertekend door [reclasseringswerker] , reclasseringsmedewerker, eerste toezichthouder, en [naam] , unitmanager;
- een voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever betreffende de periode 20 november 2019 tot en met 20 februari 2020 van GGZ Reclassering [plaats] , gedateerd 16 juli 2020, opgemaakt en ondertekend door [reclasseringswerker] , reclasseringsmedewerker, eerste toezichthouder, en [naam] , unitmanager;
- een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene als bedoeld in artikel 6:6:12, eerste lid, aanhef en onder b, Sv.
2.Het standpunt van de psychiater
3.Het standpunt van de reclassering
4.Het standpunt van de officier van justitie
5.Het standpunt van betrokkene
6.De beoordeling
7.De beslissing
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling en de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van
[de betrokkene]met
één jaar.