ECLI:NL:RBNHO:2021:1688

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
15/035063-00
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling en voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege

Op 2 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, geboren in 1964. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar toegewezen. De procedure begon met een openbare zitting op 16 februari 2021, waar de betrokkene, de reclasseringswerker, de officier van justitie en de raadsvrouw van de betrokkene, mr. A.L. Louwerse, aanwezig waren. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse processtukken, waaronder eerdere uitspraken en adviezen van een psychiater en reclassering.

De psychiater, dr. mr. E.D.M. Masthof, heeft in zijn advies aangegeven dat de betrokkene stabiel functioneert, maar dat er een risico op recidive blijft bestaan. De reclassering heeft ook bevestigd dat de betrokkene zich aan de voorwaarden houdt en dat er een gemiddeld risico op geweld is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling vereist, gezien de aard van het misdrijf waarvoor de maatregel is opgelegd.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot het opleggen van een locatieverbod afgewezen, omdat niet is gebleken van de noodzaak hiervan. De betrokkene heeft aangegeven geen behoefte te hebben om zich in de steden Haarlem en Gouda te begeven. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken op 2 maart 2021, waarbij de terbeschikkingstelling met één jaar is verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15/035063-00
Uitspraakdatum: 2 maart 2021
Beslissing ex artikel 6:6:10, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering
op de op 13 januari 2021 ter griffie van deze rechtbank ingediende vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van
[de betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
thans verblijvende te [instantie] , [instantie] , [adres] ,
hierna: betrokkene,
met één jaar.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 maart 2002 waarbij aan betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd, wegens het medeplegen van doodslag, meermalen gepleegd. De termijn van de terbeschikkingstelling nam een aanvang op 10 maart 2010;
  • de beslissing van deze rechtbank van 9 maart 2020, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling en de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege laatstelijk is verlengd met één jaar, onder instandhouding van de daaraan bij beslissing van deze rechtbank van 27 maart 2018 verbonden voorwaarden;
  • een advies als bedoeld in artikel 6:6:12, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), gedateerd 7 december 2020, opgemaakt en ondertekend door E.D.M. Masthof, psychiater;
  • een verlengingsadvies van GGZ Reclassering Limburg (als bedoeld in artikel 6:6:12, tweede lid, Sv), gedateerd 8 januari 2021, opgemaakt en ondertekend door [reclasseringswerker] , reclasseringsmedewerker, eerste toezichthouder, en [naam] , unitmanager;
  • een voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever betreffende de periode 20 november 2019 tot en met 20 februari 2020 van GGZ Reclassering [plaats] , gedateerd 16 juli 2020, opgemaakt en ondertekend door [reclasseringswerker] , reclasseringsmedewerker, eerste toezichthouder, en [naam] , unitmanager;
  • een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene als bedoeld in artikel 6:6:12, eerste lid, aanhef en onder b, Sv.
Op 16 februari 2021 is de vordering op een openbare terechtzitting behandeld. Betrokkene is gehoord, alsmede de getuige [reclasseringswerker] , reclasseringswerker. Verder waren aanwezig de officier van justitie en de raadsvrouw van betrokkene, mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem.
Van het verhandelde tijdens deze zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2.Het standpunt van de psychiater

Het advies van de psychiater dr. mr. E.D.M. Masthof van 7 december 2020 houdt onder meer het volgende in.
Bij betrokkene is sprake van een combinatie van een psychotische kwetsbaarheid (thans stabiel), een verleden van excessief middelengebruik (alcohol en soft- en harddrugs) thans in remissie, een lichte verstandelijke beperking en een scheefgroei in de persoonlijke ontwikkeling met in het verleden een met name antisociaal getypeerde persoonlijkheidsstoornis en thans, minder expressief, narcistische, afhankelijke en duidelijk in ernst afgenomen antisociale persoonlijkheidstrekken.
Het actuele recidiverisico wordt als laag ingeschat. Betrokkene heeft weliswaar beperkt inzicht in zijn beperkingen maar kiest bewust voor stabiliteit, onthoudt zich van middelengebruik, is niet meer psychotisch en komt alle afspraken na. Het huidige risicomanagement ondersteunt deze houding van betrokkene. Een terugval van betrokkene kan tot gevolg hebben dat het recidiverisico oploopt tot matig of hoog. Het is dan ook van belang dat bij het realiseren van een uitstroomvoorziening het risicomanagement daarbij in stand wordt gehouden.
Gelet op het hoge historische recidiverisico en de ernst van het indexdelict, het is aangewezen de vervolgstap van het begeleid wonen te zetten binnen het huidige TBS kader met voorwaardelijke beëindigde dwangverpleging. Hoewel de inschatting is dat dit meer dan een jaar in beslag kan gaan nemen, wordt geadviseerd de TBS maatregel van betrokkene met 1 jaar en niet met 2 jaren te verlengen omdat dit meer passend is bij zijn stabiele functioneren, hem gevoelsmatig meer perspectief biedt en toch ook om druk te houden op de realisatie van het uitstroomtraject.
Geadviseerd wordt de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te continueren en vast te houden aan het beleid van de reclassering ter zake.

3.Het standpunt van de reclassering

Het advies van de reclassering houdt onder meer het volgende in.
Op maart 2010 startte betrokkene in [instantie] met zijn Tbs-behandeling. Op 22 januari 2017 werd betrokkene in het kader van transmuraal verlof in een porto-cabin van de [instantie] geplaatst. Op 20 april 2017 startte betrokkene met het proefverlof en op 27 maart 2018 werd de Tbs maatregel omgezet naar een Tbs met voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Betrokkene ging voortvarend van start, wisselde van dagbesteding in het Werkhuis naar een baan bij de [naam] . Betrokkene onderging in mei 2018 een bypass operatie aan zijn hart en er werd een hartklep vervangen. Door toename van spanningen raakte betrokkene uit balans en namen de stemmen in zijn hoofd toe. Betrokkene verzweeg dit lange tijd, pas nadat hij geconfronteerd werd met een positieve UC score op cannabis, gaf hij dit aan. Betrokkene werd als gevolg hiervan in de time-out geplaatst waarbij hij opnieuw werd ingesteld op medicatie en stabiel kon worden. Tevens werd het besluit genomen hem op 19 november 2018 te verhuizen naar een appartement op de [instantie] , waarbij er meer toezicht was op betrokkene. Betrokkene heeft zijn verloven alsook de werkuren afgelopen jaar verder uitgebouwd. In 2019 heeft er een WMO gesprek plaatsgevonden en betrokkene werd op de lijst geplaatst voor een RIBW woning in [plaats] . Helaas ging dit project niet door. Betrokkene heeft daarna de uitdrukkelijke wens uitgesproken zich te willen vestigen in [plaats] . De reclassering heeft betrokkene bij diverse instellingen aangemeld in de regio [plaats] , [plaats] en [plaats] . Tot op heden is er nog geen geschikte woonplek voor betrokkene gevonden. Betrokkene heeft zich het afgelopen jaar gehouden aan de voorwaarden en afspraken van zijn Tbs-maatregel.
De risicotaxatie voorspelt een gemiddeld algemeen risico en een gemiddeld risico op geweld. Dit is vooral gebaseerd op de feitelijke gegevens dat betrokkene is veroordeeld wegens meerdere geweldsdelicten, hij alleenstaand is, weinig opleiding heeft genoten, er sprake is van een laag inkomen, er sprake is geweest van een alcohol- en drugsverslaving en de aanwezigheid van een psychische stoornis.
Ons professionele oordeel wijkt hier niet van af. Ingeval de maatregel nu wordt beëindigd, neemt de kans op recidive toe. Betrokkene is niet in staat om geheel zonder begeleiding in de maatschappij te functioneren, er is sprake van onvoldoende ziekte-inzicht en onvoldoende coping vaardigheden om spanningen zonder begeleiding op adequate wijze te reguleren.
Risicofactoren zijn met name: zwakbegaafd intelligentieniveau, antisociale trekken en cognities, middelengebruik (dat kan leiden tot (rand)psychotische verschijnselen en ontremming in gedrag), schizo­typische persoonlijkheidstrekken, gebrek aan structuur en dagbesteding en een beperkt sociaal netwerk.
Beschermende factoren zijn: verblijf in een gestructureerde, niet criminele omgeving met 24-
uur begeleiding en toezicht op de inname van medicatie en gestructureerde dagbesteding met begeleiding.
Het advies is de tbs te verlengen met één jaar. Betrokkene heeft afgelopen jaar op een stabiel
niveau gefunctioneerd. De reclassering is op zoek gegaan gaan naar een geschikte woonplek voor betrokkene in de omgeving van [plaats] en [plaats] die voldoet aan het opgestelde woonprofiel. De complexe problematiek van betrokkene maakt het plaatsen binnen een voor betrokkene geschikte woonvorm lastig. Daarbij zijn de wachtlijsten in de regio waar betrokkene wil uitstromen lang en het is de vraag of er over een jaar uitzicht zal zijn op een dergelijke plek. Om betrokkene niet ontmoedigen is de reclassering, onder verwijzing naar het advies van de psychiater, van mening dat een verlenging van een jaar gerechtvaardigd is.
Tot op heden heeft betrokkene zich aan alle voorwaarden gehouden die golden en gelden bij de voorwaardelijke beëindiging. Tijdens verloven is betrokkene in overleg met de reclassering weggebleven uit de steden Gouda en Haarlem en heeft betrokkene, voor zover de reclassering kan overzien, ook geen behoefte zich daar te begeven. De reclassering ziet dan ook geen noodzaak tot een locatieverbod voor de steden Gouda en Haarlem maar heeft ook geen bezwaar tegen een locatieverbod voor die steden wanneer de rechtbank daartoe zou besluiten. Daarnaast heeft betrokkene ook aangegeven dat hij zich niet in de steden Gouda te zal begeven en zal meewerken aan een locatieverbod, mocht de rechtbank hiertoe besluiten.
De getuige [reclasseringswerker] , reclasseringswerker, heeft bij de behandeling van de vordering in raadkamer, namens de kliniek, dit advies gehandhaafd en daaraan toegevoegd dat betrokkene graag in [plaats] wil blijven wonen omdat hij daar nu zijn werk heeft. In [plaats] zijn appartementen waar je met forensische titel terecht kunt. Als de juiste indicaties er zijn, lijkt plaatsing aldaar te gaan lukken. Verlenging van de terbeschikkingstelling is dan wel een vereiste. De verwachting is dat plaatsing al zou kunnen lukken binnen de termijn van een jaar.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar en tot toevoeging van een locatieverbod voor de omgeving Haarlem en Gouda aan de voorwaarden.

5.Het standpunt van betrokkene

Betrokkene is het eens met de vordering van de officier van justitie voor zover deze strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar. Betrokkene is het niet eens met de toevoeging van een locatieverbod voor de omgeving Haarlem en Gouda aan de voorwaarden.
Namens betrokkene heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat betrokkene zich niet zal verzetten tegen de verlenging met één jaar, nu deze verlenging recht doet aan het stabiel functioneren van betrokkene en zijn kans vergroot op het verkrijgen van een woonruimte in de omgeving van [plaats] . Met betrekking tot het verzoek tot toevoegen van een locatieverbod aan de voorwaarden, stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat dit verzoek moet worden afgewezen, nu de noodzaak voor het locatieverbod niet is gebleken. Zij wijst er daarbij op dat de reclassering zich in het verlengingsadvies ook op het standpunt stelt dat een locatieverbod niet noodzakelijk is. Betrokkene respecteert immers ook zonder een locatieverbod de wens van de nabestaanden niet in de omgeving van Haarlem en Gouda te komen. Daarnaast is het nog steeds zo dat nog niet duidelijk is waar betrokkene zich zal kunnen vestigen.

6.De beoordeling

Uit het advies van de reclassering en de psychiater en hetgeen door getuige [reclasseringswerker] op de zitting is verklaard, volgt dat betrokkene het afgelopen jaar stabiel heeft gefunctioneerd en zich nog altijd houdt aan alle voorwaarden die gelden bij de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Vanwege de beperkingen van betrokkene is het echter van belang gebleken dat hij langdurig structuur en toezicht krijgt om het recidiverisico op niveau te houden. Dit geldt temeer wanneer betrokkene zijn vervolgstap richting het begeleid wonen zal zetten. Het advies is dan ook de terbeschikkingstelling te verlengen.
De rechtbank is, gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van betrokkene vereist en wel met één jaar.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De vordering van de officier van justitie tot het opleggen van een locatieverbod als voorwaarde zal door de rechtbank worden afgewezen. Dit verzoek is voortgekomen uit de wens van de nabestaanden. Hoewel de rechtbank deze wens kan invoelen, is van de noodzaak tot het opleggen van een locatieverbod als voorwaarde niet gebleken. Uit de rapportage van de reclassering blijkt dat betrokkene zich tijdens verloven houdt aan de afspraak met de reclassering om zich niet te begeven in de steden Haarlem en Gouda. Om die reden ziet de rechtbank dan ook geen noodzaak een locatieverbod aan betrokkene op te leggen. Betrokkene zelf heeft bij de behandeling ter terechtzitting ook aangegeven geen behoefte te hebben om zich te begeven in de steden Haarlem en Gouda.

7.De beslissing

De rechtbank:
Wijst de vordering van de officier van justitie toe en
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling en de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van
[de betrokkene]met
één jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. M. Ramondt, voorzitter,
mrs. E.C. Smits en C. Maas, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. ten Klooster, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2021.