ECLI:NL:RBNHO:2021:1687

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
C/15/312563 / KG ZA 21-37
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoire beslagen in kort geding

In deze zaak vorderden de eiseressen, OfficeGrip Holding B.V., OfficeGrip B.V., OfficeGrip Hardware B.V. en OfficeGrip Adoption Services B.V., de opheffing van conservatoire beslagen die door de gedaagden, Pit Strategie B.V. en Pit Groep Holding B.V., waren gelegd. De eiseressen stelden dat de gedaagden niet voldaan hadden aan de verplichtingen uit artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat zij in hun beslagrekest niet alle relevante feiten en omstandigheden hadden vermeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagden in hun verzoek niet de overeenkomst en de ingebrekestelling hadden overgelegd, waardoor de rechter niet in staat was om de rechtmatigheid van het beslag te beoordelen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gedaagden niet voldoende onderbouwd hadden dat er sprake was van een vordering die het beslag rechtvaardigde. Bovendien was er een aanzienlijk verschil tussen de gevorderde schade en het contractuele belang, wat de voorzieningenrechter als essentieel beschouwde voor de beoordeling van het beslag. Gezien de ingrijpende gevolgen van het beslag voor de eiseressen en het feit dat de gedaagden hun bedrijfsactiviteiten hadden gestaakt, werd de vordering van de eiseressen toegewezen en werden de beslagen opgeheven. De gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/312563 / KG ZA 21-37
Vonnis in kort geding van 19 februari 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OFFICEGRIP HOLDING B.V.,
statutair gevestigd en kantoor houdende te Heemskerk,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OFFICEGRIP B.V.,
statutair gevestigd en kantoor houdende te Heemskerk,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OFFICEGRIP HARDWARE B.V.,
statutair gevestigd en kantoor houdende te Heemskerk,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OFFICEGRIP ADOPTION SERVICES B.V.,
statutair gevestigd en kantoor houdende te Heemskerk,
eiseressen,
advocaat mr. M.J. Elkhuizen te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PIT STRATEGIE B.V.,
statutair gevestigd te Laren en kantoor houdende te Maarssen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PIT GROEP HOLDING B.V.,
statutair gevestigd te Laren en kantoor houdende te Maarssen,
gedaagden,
advocaat mr. A.M. van Aerde te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk OfficeGrip c.s. genoemd worden en ieder afzonderlijk OfficeGrip Holding, OfficeGrip, OfficeGrip Hardware en OfficeGrip Adoption Services en gedaagden gezamenlijk Pit c.s. en ieder afzonderlijk Pit Strategie en Pit Groep Holding.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties
  • de aanvullende producties 30 en 31 van de zijde van OfficeGrip c.s.
  • de aanvullende producties 51 t/m 53 van de zijde van Pit c.s.
  • de mondelinge behandeling op 16 februari 2021
  • de pleitnota van OfficeGrip c.s.
  • de pleitnota van Pit c.s.
1.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 16 februari 2021 zijn verschenen namens OfficeGrip c.s. de heer [A.] en de heer [B.] , bijgestaan door mr. Elkhuizen voornoemd en namens Pit c.s. mevrouw [C.] vergezeld van haar echtgenoot de heer [D.], bijgestaan door mr. Van Aerde voornoemd.
Mr. Van Aerde heeft bij aanvang van de zitting medegedeeld dat de eis in reconventie is ingetrokken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
OfficeGrip houdt zich bezig met dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie.
2.2.
Pit c.s. houdt zich bedrijfsmatig bezig met activiteiten die erop gericht zijn om mensen met multi-problematiek en gedragsproblemen te reactiveren en waar mogelijk te begeleiden naar betaald werk.
2.3.
In het voorjaar van 2019 heeft Pit Strategie contact gezocht met OfficeGrip omdat zij op zoek was naar een nieuwe IT-dienstverlener.
2.4.
Tijdens de onderhandelingen heeft [C.] (hierna: [C.]) namens Pit c.s. via haar secretaresse in een e-mail van 6 juni 2019 het volgende meegedeeld:
(…)
  • implementatie Sharepoint gebruiker: Er gaat geen enkele data over. We vernietigen het meeste en als ik bestanden er toch op wil zetten dan upload ik dat zelf.
  • (…)
  • Datamigratie tool hebben we niet nodig: Niet akkoord. Er gaat 0 data over.
2.5.
Op 11 juni 2019 is tussen OfficeGrip en Pit Strategie een overeenkomst tot stand gekomen door ondertekening van de offerte van OfficeGrip van die datum door [C.] namens Pit Strategie en [A.] namens OfficeGrip. De vermelding “Pit Groep” bij de ondertekening is doorgestreept en vervangen door Pit Strategie B.V. De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 60 maanden. Het contractsbelang gedurende het eerste jaar bedroeg € 21.672,80.
2.6.
Op de overeenkomst zijn (onder meer) de Nederland ICT Voorwaarden 2014 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing verklaard. Deze algemene voorwaarden houden voor zover van belang het volgende in:
(…)
16.1
De totale aansprakelijkheid van leverancier wegens een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst of op welke rechtsgrond dan ook, daaronder uitdrukkelijk begrepen iedere tekortkoming in de nakoming van een met een klant overeengekomen garantieverplichting, is beperkt tot vergoeding van directe schade tot maximaal het bedrag van de voor die overeenkomst bedongen prijs (excl. BTW). Indien de overeenkomst hoofdzakelijk een duurovereenkomst is met een looptijd van meer dan één jaar, wordt de voor die overeenkomst bedongen prijs gesteld op het totaal van de vergoedingen (excl. BTW) bedongen voor één jaar. In geen geval zal de totale aansprakelijkheid van leverancier voor directe schade, op welke rechtsgrond dan ook, echter meer dan € 500.000 (…) bedragen.
(…)
16.3
De aansprakelijkheid van leverancier voor indirecte schade, gevolgschade, gederfde winst, gemiste besparingen, verminderde goodwill, schade door bedrijfsstagnatie (…) is uitgesloten.
(…)
16.5
De in artikel 16.1 tot en met 16.4 bedoelde uitsluitingen en beperkingen komen te vervallen indien en voor zover de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de bedrijfsleiding van leverancier.
(…)
21.1
Leverancier zal zich naar beste kunnen inspannen zijn diensten met zorg uit te voeren, in voorkomend geval overeenkomstig de met klant schriftelijk vastgelegde afspraken en procedures. Alle diensten van leverancier worden uitgevoerd op basis van een inspanningsverbintenis, tenzij en voor zover in de schriftelijke overeenkomst leverancier uitdrukkelijk een resultaat heeft toegezegd en het desbetreffende resultaat tevens met voldoende bepaaldheid in de overeenkomst staat omschreven.
2.7.
Op 30 juni 2019 heeft [C.] een bericht van Microsoft (sharepointonline) ontvangen waarin wordt medegedeeld dat is opgevallen dat zij onlangs een grote hoeveelheid bestanden van de site ‘OfficeGrip: Back up site’ heeft verwijderd, zij 93 dagen de tijd heeft om deze bestanden desgewenst te herstellen en deze anders definitief worden verwijderd. In het mailbericht wordt voorts uitgelegd hoe de bestanden kunnen worden hersteld.
2.8.
OfficeGrip heeft [C.] gewaarschuwd in augustus 2019 dat er in de oude tenant mogelijk meerdere aanvallen zijn geweest. Zij heeft [C.] geadviseerd een cybercrime specialist in te schakelen om hiernaar onderzoek te laten verrichten. Pit c.s. heeft daartoe opdracht gegeven aan Fox-IT. Bij e-mail van 2 september 2019 heeft OfficeGrip ([E.]) aan Fox-IT (en met c.c. aan [C.]) medegedeeld dat zij niet hebben kunnen vaststellen of Saen It bij mogelijke aanvallen betrokken is. Bij e-mail bericht van 4 september 2019 heeft OfficeGrip aan [C.] medegedeeld:
(…) Wij hebben tijdelijk de admin rechten overgenomen van Saen-IT, maar wij hebben hier verder niets in beheer. Aangezien we de inrichting niet hebben verzorgd, geen beheer hebben over het netwerk en de devices niet in beheer hebben, is het voor ons echt zoeken naar een speld in een hooiberg. (…)
2.9.
Pit c.s. heeft haar bedrijfsactiviteiten met ingang van 9 september 2019 gestaakt.
2.10.
Bij brief van haar advocaat van 25 september 2019 heeft Pit c.s. OfficeGrip c.s. in gebreke gesteld, omdat OfficeGrip tekort is geschoten in de nakoming van de afspraken tussen partijen, meer specifiek in het kader van het zorgvuldig beheer van de oude en de nieuwe omgeving van Pit en het niet adequaat handelen inzake de onbevoegde toegang tot de omgevingen van Pit. Voorts wordt OfficeGrip aansprakelijk gehouden voor alle geleden en nog te lijden schade en wordt zij gesommeerd (onder meer) data veilig te stellen.
2.11.
Bij brief van 16 oktober 2019 aan Pit Strategie heeft OfficeGrip als volgt op de ingebrekestelling gereageerd:
Op 25 september jl. ontving ik (middels uw advocaat) uw bericht. U geeft aan dat u een klacht hebt en OfficeGrip in gebreke stelt. Uw klacht gaat over de dienstverlening van OfficeGrip voor Pit Strategie, hierna te noemen ‘Pit’. U geeft aan over verschillende aanwijzingen en bewijzen te beschikken, maar u substantieert dit helaas niet. Ik kan uw klacht derhalve niet in behandeling nemen. Indien u uw klacht verder wenst te onderbouwen, verzoek ik u het bewijsmateriaal en de aanwijzingen waarover u beschikt aan te bieden voor analyse.
Voorts kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat uw in gebrekestelling er primair op is gericht de uitvoering van uw betalingsverplichting op te schorten. Daar de grond voor opschorting van de betaling ontbreekt, verzoek ik u uitdrukkelijk nogmaals om uiterlijk binnen 14 dagen na ontvangst van deze brief over te gaan tot het betalen van het openstaande bedrag van € 11.276,13 (…) De op deze vordering betrekking hebbende facturen (…) die tussen 30/8/2019 en 20/9/2019 aan u zijn verzonden, gaan hier volledigheidshalve bij (…). De betalingstermijn is reeds verstreken sinds 13 september 2019. Op 19 september en 26 september jl. hebben wij u in dit kader nog een betalingsherinnering gestuurd.
2.12.
In november 2019 heeft Pit c.s. een nieuwe IT-leverancier, Dufaco benaderd.
2.13.
Op 4 september 2020 heeft Pit c.s. verlof verzocht aan de voorzieningenrechter van deze rechtbank voor het doen leggen van conservatoire (derden)beslagen ten laste van OfficeGrip c.s. voor een begrote vordering van ruim 11 miljoen euro. Het verlof is op 4 september 2020 verleend.
2.14.
Pit c.s. heeft op 18 januari 2021 met het op 4 september 2020 verkregen verlof conservatoir (derden)beslagen doen leggen ten laste van OfficeGrip c.s. onder de ABN Amro Bank, onder tien (voormalige) klanten van OfficeGrip c.s. en op de door OfficeGrip Holding gehouden aandelen in OfficeGrip, OfficeGrip Hardware en OfficeGrip Adoption Services. Het beslag onder de ABN Amro Bank heeft doel getroffen voor ruim 2 miljoen euro.

3.Het geschil

3.1.
OfficeGrip c.s. vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. de op 18 januari 2021 door Pit c.s. ten laste van OfficeGrip c.s. op basis van het op
4 september 2020 verleende verlof gelegde conservatoire beslagen zal opheffen en Pit c.s. zal gebieden om binnen 2 dagen na de datum van dit vonnis al datgene te doen wat nodig is zodat OfficeGrip c.s. weer vrijelijk over hun goederen kunnen beschikken, waaronder – maar niet beperkt tot – het melding (laten) maken van het vervallen beslag aan ABN Amro Bank N.V. alsmede de overige derdebeslagenen.
Subsidiair
2. de op 18 januari 2021 door Pit c.s. ten laste van OfficeGrip c.s. op basis van het op
4 september 2020 verleende verlof gelegde conservatoire beslagen zal opheffen en Pit Groep Holding B.V. zal gebieden om binnen 2 dagen na de datum van dit vonnis al datgene te doen wat nodig is zodat OfficeGrip c.s. weer vrijelijk over hun goederen kunnen beschikken, waaronder – maar niet beperkt tot – het melding (laten) maken van het vervallen beslag aan ABN Amro Bank N.V. alsmede de overige derdebeslagenenen.
3. de op 18 januari 2021 door Pit c.s. ten laste van OfficeGrip Hardware en OfficeGrip Adoption Services zal opheffen en Pit c.s. zal gebieden om binnen 2 dagen na de datum van dit vonnis al datgene te doen wat nodig is zodat OfficeGrip Hardware en OfficeGrip Adoption Services, weer vrijelijk over hun goederen kunnen beschikken, waaronder
– maar niet beperkt tot – het melding (laten) maken van het vervallen beslag aan ABN Amro Bank N.V. alsmede de overige derdebeslagenenen.
4. de door Pit Strategie, althans Pit c.s. gepretendeerde vordering op OfficeGrip Holding en OfficeGrip, althans op OfficeGrip c.s. zal herbegroten op € 21.672,80 en de gelegde beslagen onder de andere derden dan de ABN Amro Bank op te heffen nu het bankbeslag voor dat bedrag voldoende zekerheid biedt.
Primair en subsidiair met veroordeling van Pit c.s. in de kosten van deze procedure.
3.2.
OfficeGrip c.s. legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Pit c.s. in het beslagrekest niet heeft voldaan aan de verplichting van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. OfficeGrip c.s. voert aan dat in het beslagrekest geen omschrijving van de vordering en grondslag is opgenomen en geen melding is gemaakt van het haar bekende verweer, maar kortweg wordt verwezen naar de aangehechte concept dagvaarding van meer dan 50 pagina’s. Ook de tussen partijen gesloten overeenkomst, alsmede de ingebrekestelling zijn niet bij het beslagrekest overgelegd. OfficeGrip c.s. wijst er op dat Pit c.s. zich beroept op wanprestatie, maar dat Pit Groep Holding helemaal geen partij is bij de overeenkomst, zodat zij ter zake ook geen vorderingsrecht heeft. Omdat de overeenkomst niet is overgelegd, heeft de voorzieningenrechter hiervan geen kennis kunnen nemen bij het beoordelen van het beslagrekest. Ook heeft de voorzieningenrechter hierdoor niet kunnen vaststellen dat de reikwijdte van de opdracht zoals deze door Pit c.s. in de dagvaarding (die als onderbouwing van het gestelde vorderingsrecht moet dienen) wordt aangevoerd, niet overeenkomt met de werkzaamheden die overeengekomen zijn. Voorts heeft de voorzieningenrechter hierdoor niet kunnen vaststellen dat het financieel belang in het eerste jaar in totaal circa € 20.000,- bedraagt en in de toepasselijke algemene voorwaarden aansprakelijkheid boven dit bedrag is uitgesloten en ook overigens de door Pit c.s. gevorderde schade als soort schade is uitgesloten. Verder voert OfficeGrip c.s. aan dat Pit c.s. bij het beslagrekest niet de producties heeft overgelegd waarop de schadebegroting is gebaseerd. Gebleken is dat die begroting ondeugdelijk is, aangezien voornamelijk de door Pit Groep Holding en dan met name door een dochteronderneming van haar, Meewerkend B.V. geleden en nog te lijden schade wordt gevorderd. Zij zijn echter geen partij bij de overeenkomst en Meewerkend B.V. is ook bij het beslagrekest of bij de procedure geen partij. Aangezien ook de ingebrekestelling niet is overgelegd heeft de voorzieningenrechter evenmin de grote discrepantie tussen de ingebrekestelling en de conceptdagvaarding kunnen vaststellen. Verder blijkt uit het beslagrekest niet wie welke vordering op wie heeft en op grond waarvan naast OfficeGrip als contracterende partij, ook de overige OfficeGrip vennootschappen verplicht zouden zijn tot betaling van enige schadevergoeding
3.3.
OfficeGrip c.s. stelt dat bovendien de hoogte van de gestelde schadebedragen volstrekt onaannemelijk is. OfficeGrip c.s. wijst er op dat uit de laatste gepubliceerde jaarcijfers van Pit Strategie over 2017 volgt dat sprake was van een verlieslatende onderneming met een negatief eigen vermogen van € 201.313. Volgens een op 10 juli 2018 door Mazars op verzoek van Pit c.s. opgestelde winstprognose voor de jaren 2018 en 2019 was de verwachting dat door de groep over 2019 een winst van € 628.099 zou worden gerealiseerd. In de dagvaarding stelt Pit c.s. echter dat zij (uitgaande van de winstprognose van Mazars) over de periode 2019 t/m 2022 een winst is misgelopen van € 5.072.375. OfficeGrip c.s. wijst er op dat Pit c.s. de juistheid van die stelling op geen enkele wijze met bewijsstukken heeft onderbouwd. OfficeGrip c.s. voert verder aan dat ook de gestelde schadepost voor herbouwkosten ad € 4.545.440,- volstrekt onaannemelijk is, omdat bij die berekening onder meer uitgegaan is van 60 personeelsleden terwijl Pit Strategie niet heeft aangetoond dat zij zoveel personeelsleden in dienst had in 2019. OfficeGrip c.s. benadrukt dat zij in het kader van de opdracht voor slechts een handjevol mensen (circa 7) accounts moest aanmaken. Verder wijst OfficeGrip c.s. er op dat Pit c.s. een schadepost van € 367.165,- heeft opgevoerd in verband met aan de IT-problematiek gerelateerde kosten, waaronder bijvoorbeeld de advocaatkosten (€ 84.706) die zij in dat verband heeft moeten maken, maar dat is gebleken dat ook deze kosten onjuist zijn. Uit de thans bijgevoegde specificaties blijkt dat bijna al deze kosten betrekking hebben op contacten met [C.] over de vordering op Saen-IT, dat slechts enkele facturen daadwerkelijk gericht zijn aan Pit Strategie en dat deze betrekking hebben op een arbeidsconflict met medewerkers. Zij benadrukt dat het voor de advocaat van Pit c.s. duidelijk had moeten zijn dat deze kosten niets te maken hadden met een tekortkoming uit de overeenkomst door OfficeGrip.
3.4.
Daarnaast betwist OfficeGrip c.s. dat sprake is van enige toerekenbare tekortkoming. OfficeGrip c.s. voert voorts aan dat als er al grond is voor aansprakelijkheid, deze tot maximaal € 21.672,80 beperkt is. Bovendien is het causaal verband tussen de gemaakte verwijten en de beweerdelijke schade niet aannemelijk gemaakt. Zij wijst er op dat uit de stellingen van Pit c.s. blijkt dat zij OfficeGrip c.s. met name verwijt dat bedrijfsdata verloren zijn gegaan waardoor zij haar bedrijf heeft moeten staken. Zij heeft haar bedrijfsactiviteiten echter al gestaakt op 9 september 2019 terwijl de data pas op 1 oktober 2019 verloren zijn gegaan. Op het moment dat Pit c.s. haar bedrijfsactiviteiten definitief heeft gestaakt waren de data dus nog voorhanden. OfficeGrip c.s. wijst er verder op dat hiervan niets blijkt uit de e-mails uit die periode. Er werd wel gemaild over Fox-IT en over een rechtszaak die [C.] wilde starten tegen Saen-IT, maar niets over het staken van de onderneming. Medio september 2019 is er alleen contact geweest over de logdata die Fox-IT nodig had voor haar onderzoek naar hacking maar dit zag niet op de data die volgens Pit Strategie verloren is gegaan, aldus OfficeGrip c.s.
3.5.
OfficeGrip c.s. stelt primair dat gelet op al die omstandigheden de beslagen moeten worden opgeheven. Zij benadrukt daarbij dat als de beslagen niet worden opgeheven en Pit c.s. in de bodemprocedure in het ongelijk gesteld wordt, Pit c.s. zeer waarschijnlijk geen verhaal zal bieden voor de schade omdat zij haar bedrijfsactiviteiten reeds heeft gestaakt.
3.6.
Pit c.s. voert verweer. Zij betwist dat zij de voorzieningenrechter met het beslagrekest niet juist of onvolledig heeft geïnformeerd. Weliswaar zijn de overeenkomst en ingebrekestelling niet overgelegd, maar in de conceptdagvaarding is van het bestaan van deze stukken concreet blijk gegeven. Pit c.s. stelt dat opheffing van het beslag alleen kan als summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het ingeroepen recht. Zij voert aan dat OfficeGrip c.s. dit aannemelijk moet maken, dat dit een hoge drempel is en dat OfficeGrip c.s. daar niet over heen komt. Verder verklaart zij dat bij opheffing van het beslag het risico bestaat dat na een toewijzend vonnis in de bodemzaak OfficeGrip c.s. geen verhaal zal bieden omdat zij bezig is met een aandelentransactie waarover zij geen openheid van zaken wenst te geven, maar waarvoor het wel nodig zou zijn dat het beslag op de aandelen zou worden opgeheven.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 705 lid 2 Rv kan de opheffing van een conservatoir beslag onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld. Deze opsomming is echter niet limitatief, zodat de rechter ook in andere gronden aanleiding kan vinden het beslag op te heffen.
4.2.
OfficeGrip c.s. heeft gemotiveerd uiteengezet dat Pit c.s. in het beslagrekest niet heeft voldaan aan de verplichting ex artikel 21 Rv. Artikel 21 Rv houdt in dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren en dat, indien deze verplichting niet wordt nageleefd, de rechter daaruit de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht. De verplichting om de rechter juist en volledig te informeren geldt ook in een beslagverlofprocedure. Deze verplichting klemt bij beslagrekesten des te meer omdat toewijzing van een beslagverlof voor de wederpartij tot zeer ingrijpende gevolgen kan leiden en de rechter na slechts summier onderzoek beslist en (meestal) zonder de gerekwestreerde te horen. Dit ex-parte karakter van de beslagverlofprocedure brengt mee dat de verzoeker de voorzieningenrechter van alle voor de beslissing relevante feiten en omstandigheden dient te voorzien. In de regel mag, en in de praktijk zal, de voorzieningenrechter immers afgaan op de mededelingen van de verzoeker en de door hem overhandigde stukken, er daarbij op vertrouwend dat de verzoeker hem volledig en naar waarheid inlicht. Zoals ook in de Beslagsyllabus staat vermeld kan misleiding de voorzieningenrechter reden geven het beslag reeds op die grond op te heffen.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Pit c.s. door bij het beslagrekest van 4 september 2020 niet alle relevante stukken over te leggen en de voorzieningenrechter hieromtrent niet juist, althans onvolledig voor te lichten en bepaalde kwesties onderbelicht te laten, niet heeft voldaan aan de verplichting ex artikel 21 Rv. De voorzieningenrechter ziet hierin reden de beslagen op te heffen. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
4.4.
In het beslagrekest is voor de onderbouwing van het gestelde vorderingsrecht verwezen naar de bijgevoegde conceptdagvaarding. Daaruit blijkt dat Pit c.s. zich op het standpunt stelt dat OfficeGrip is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen onder de overeenkomst, waardoor zij schade heeft geleden, van welke schade zij vergoeding vordert. Pit c.s. heeft de schade in het verzoekschrift begroot op ruim 11 miljoen euro. Pit c.s. heeft echter nagelaten de overeenkomst zelf ook aan het verzoekschrift te hechten. Daardoor heeft de voorzieningenrechter niet kunnen vaststellen dat in die overeenkomst ‘Pit Groep’ is doorgestreept en uitsluitend Pit Strategie partij is bij die overeenkomst, terwijl Pit c.s. het in het beslagrekest doet voorkomen alsof tevens Pit Groep Holding hier bij betrokken is.
4.5.
In de tweede plaats heeft Pit c.s. in het beslagrekest, noch in de dagvaarding het contractsbelang van circa € 20.000,- genoemd en geen volledige melding gemaakt van de inhoud van de overeengekomen exoneratieclausule. Aangezien de toepasselijke algemene voorwaarden waarin de exoneratie is opgenomen ook niet bij het beslagrekest zijn overgelegd, heeft de voorzieningenrechter niet zelf kunnen vaststellen dat de aansprakelijkheid van OfficeGrip beperkt is tot maximaal het bedrag van het totaal van de vergoedingen (excl. BTW) bedongen voor één jaar en bovendien aansprakelijkheid voor onder meer indirecte schade, gevolgschade, gederfde winst en schade door bedrijfsstagnatie, is uitgesloten, terwijl de door Pit c.s. gevorderde schade grotendeeld op deze posten betrekking heeft. Juist vanwege de discrepantie tussen de door Pit c.s. begrootte schade van 11 miljoen euro en het contractsbelang van circa € 20.000,- (en de hieraan gekoppelde maximale aansprakelijkheid op basis van de exoneratieclausule), mag duidelijk zijn dat deze informatie voor de voorzieningenrechter bij de beoordeling van het beslagrekest van wezenlijk belang was.
4.6.
In de derde plaats heeft Pit c.s. bij het beslagrekest niet de onderliggende stukken overgelegd waarop zij het door haar in de dagvaarding gestelde schadebedrag heeft gebaseerd, terwijl zij had moeten begrijpen dat deze wel degelijk relevant waren. Uitsluitend op basis van die stukken kan immers worden vastgesteld dat de gestelde schade niet door Pit Strategie als contractspartner is geleden en zelfs niet door Pit c.s. maar voornamelijk door Meewerkend B.V., een dochteronderneming van Pit c.s., die geen partij was bij de overeenkomst en ook geen partij is in de procedure of in het beslagrekest.
4.7.
Tenslotte heeft Pit c.s. verzuimd de ingebrekestelling bij het beslagrekest over te leggen, waardoor het voor de voorzieningenrechter niet duidelijk was dat daarin (de omvang van) het geschil zoals omschreven in de conceptdagvaarding en de omvang van de schade daarin niet staan vermeld.
4.8.
Indien voornoemde kwesties wel in het beslagrekest waren toegelicht en/of de desbetreffende stukken bij het beslagrekest waren overgelegd, dan had de voorzieningenrechter ten tijde van de verlofverlening een wezenlijk ander beeld gekregen van (de omvang van) het geschil. Dit zou, al dan niet na het horen van beide partijen, waarschijnlijk hebben meegebracht dat het verlof zou zijn geweigerd, dan wel dat de vordering in het beslagverlof op een aanzienlijk lager bedrag zou zijn begroot dan thans het geval is geweest. Nu Pit c.s. zich hiervan bewust moet zijn geweest en de gevolgen van de beslaglegging voor OfficeGrip c.s. zeer ingrijpend zijn, waarbij nog komt dat Pit c.s. als het gevolg van het staken van haar bedrijfsactiviteiten zeer waarschijnlijk geen verhaal zal bieden voor eventuele schade die door de beslaglegging is veroorzaakt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat opheffing van de gelegde beslagen de enige passende maatregel is. De primaire vordering van OfficeGrip c.s. zal daarom worden toegewezen.
4.9.
Pit c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van OfficeGrip c.s. begroot op:
dagvaarding € 85,81
vast recht € 667,00
salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 1.768,81

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op de op 18 januari 2021 door Pit c.s. ten laste van OfficeGrip c.s. ( op basis van het op 4 september 2020 verleende verlof) gelegde conservatoire beslagen;
5.2.
gebiedt Pit c.s. om binnen 2 werkdagen na de datum van dit vonnis al datgene te doen wat nodig is zodat OfficeGrip c.s. weer vrijelijk over hun goederen kunnen beschikken, waaronder - maar niet beperkt tot - het melding (doen) maken van het vervallen beslag aan ABN Amro Bank N.V. alsmede aan de overige derdebeslagenen;
5.3.
veroordeelt Pit c.s., hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van een bedrag van € 1.768,81 ter zake van de proceskosten aan OfficeGrip c.s.;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 19 februari 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 1155