ECLI:NL:RBNHO:2021:164
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vaststelling van verbeurde dwangsom in bestuursrechtelijke procedure
Op 11 januari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk. De eiser had op 14 juli 2020 beroep ingesteld tegen het niet reageren van verweerder op zijn klacht en verzoek tot verwijdering van 13 maart 2020. Verweerder stelde dat de stukken op 27 juli 2020 naar de rechtbank waren verzonden en dat er geen belang meer was bij de procedure. Eiser diende op 16 november 2020 aanvullende beroepsgronden in en verzocht de rechtbank om de verbeurde dwangsom vast te stellen op grond van artikel 4:17, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelde op basis van artikel 8:54 van de Awb zonder zitting. Volgens artikel 6:2 van de Awb wordt het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit. De rechtbank verduidelijkte dat een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan is die een verandering in rechten, verplichtingen of bevoegdheden met zich meebrengt. Eiser had in zijn brief van 13 maart 2020 zijn ongenoegen geuit over de behandeling van zijn klacht, maar de rechtbank oordeelde dat beslissingen in het kader van klachtbehandeling niet gericht zijn op rechtsgevolg en dus geen besluit zijn in de zin van de Awb.
Daarom was er geen sprake van het niet tijdig nemen van een besluit en kon de dwangsom niet worden vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. E. Jochem, in aanwezigheid van griffier N. Joacim, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan binnen zes weken na verzending van de uitspraak.