ECLI:NL:RBNHO:2021:1625

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 114
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning erker

Op 28 januari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een omgevingsvergunning voor een erker. De verzoekster, die bezwaar had ingediend tegen de verleende vergunning aan de derde partij, heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen. De zaak begon met een besluit van 7 oktober 2019, waarbij aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning werd verleend voor de bouw van een erker aan de voorzijde van zijn woning. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een bestreden besluit op 18 mei 2020, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat de wijziging van de aanvraag door de vergunninghouder een wijziging van ondergeschikte aard was en dat de vergunninghouder recht had op de binnenplanse vrijstellingsbevoegdheid. De rechtbank overwoog dat de belangen van de vergunninghouder bij de realisatie van de erker niet onredelijk waren en dat de belangen van verzoekster, met betrekking tot lichtinval en privacy, niet voldoende zwaarwegend waren om het verzoek te honoreren. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/114
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 januari 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. E. van Lomwel),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigde: M.G. Spiegelenburg).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde partij]

(gemachtigde: mr. ing. B.M. Brandenburg-Stroo).

Procesverloop

Bij besluit van 7 oktober 2019 (het primaire besluit) is aan derde-partij (hierna: vergunninghouder) een omgevingsvergunning voor een erker verleend aan de voorzijde van de woning op het perceel [perceel]
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar ingediend.
Bij besluit van 18 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar onder aanvulling van de motivering en gewijzigde bouwtekeningen ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingediend. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2021. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Vergunninghouder is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Zoals ter zitting reeds meegedeeld aan partijen heeft verzoekster spoedeisend belang bij haar verzoek, nu vergunninghouder heeft aangekondigd op korte termijn met de bouw van de erker te starten.
4. Vergunninghouder heeft de aanvraag in de bezwaarfase aangepast. Aanvankelijk was de diepte van de erker 2,14 meter, na aanpassing 2,04 meter. Een deel van de voorgevel van de woning van vergunninghouder is 0,94 meter ingesprongen ten opzichte van de voorste voorgevel. De vergunde erker is over een diepte van 0,94 meter gelegen in de nis en over een diepte van 1,10 meter daarbuiten.
5. De voorzieningenrechter is, anders dan verzoekster, van oordeel dat de wijziging van de aanvraag een wijziging van ondergeschikte aard is. Een erker van 10 centimeter minder diep is qua ruimtelijke uitstraling en verschijningsvorm niet wezenlijk anders dan de oorspronkelijk aangevraagde erker. Verweerder mocht dan ook bij het bestreden besluit op de gewijzigde aanvraag beslissen.
6. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Badhoevedorp Lijnden-Oost’. Op de gronden waar de erker op is voorzien rusten de bestemmingen 'Wonen' en ‘Tuin’. De erker is in strijd met het bestemmingsplan voor zover deze voor een grotere diepte dan 1 meter is gesitueerd op de bestemming ‘Tuin’.
7. Verweerder heeft een omgevingsvergunning verleend met toepassing van de binnenplanse vrijstellingsbevoegdheid. Op grond van artikel 3 van de Beleidsregels afwijking bestemmingsplan 2015 (hierna: het Afwijkingenbeleid) verleent verweerder in beginsel medewerking aan afwijking van het bestemmingsplan door toepassing van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid (artikel 44 planregels), tenzij er zwaarwegende overwegingen zijn om te weigeren.
8. Voor zover beroepsgronden zijn gericht tegen de toepassing van verweerder van de kruimelgevallenbevoegdheid en artikel 4 van het Afwijkingenbeleid, worden ze verworpen. Deze beroepsgronden berusten op een onjuiste lezing van het bestreden besluit.
9. Verzoekster voert aan dat de grens van het bouwvlak niet gelijk is aan de grens van de voorste gevel. Volgens verzoekster valt een strook van 17 centimeter in de bestemming ‘Wonen’ buiten de gevel, en begint daarachter de aansluitende bestemming ‘Tuin’. Ter zitting is besproken of deze feitelijke constatering ook rechtsgevolg moet krijgen. De gemachtigde van verzoekster verbindt daar geen beroepsgrond aan. Het is daarom geen reden om het besluit te vernietigen. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat als hetgeen wat verzoekster aanvoert zou kloppen, dat tot gevolg zou hebben dat het uitstekende gedeelte deel op de bestemming ‘Tuin’ kleiner is dan 10 centimeter. Dit is juist in het voordeel van verzoekster.
10. De bestemming ‘Tuin’ sluit op de verbeelding direct aan op het bouwvlak. De diepte van de erker van 1 meter moet dus gemeten worden vanaf het bouwvlak. Verweerder is ervan uitgegaan dat de bestaande bebouwing (de voorste gevel) is gelegen binnen het bouwvlak en dat de gronden met de bestemming ‘Tuin’ in dit geval feitelijk aansluiten op de bestaande bebouwing. Er is geen reden om te oordelen dat dat onjuist is. Verweerder is bevoegd om de binnenplanse vrijstelling toe te passen.
11. Verweerder dient het belang van de vergunninghouder bij de realisering van de erker af te wegen tegen het belang van verzoekster bij het behouden van de lichtinval en het voorkomen van een inbreuk op haar privacy. De voorzieningenrechter acht de door verweerder gemaakte belangenafweging niet onredelijk.
12. Het vorenstaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen moet worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.