Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wat betreft de materiele schade: 8 februari 2021, te weten de dag waarop de vordering bij de rechtbank is ingediend;
- wat betreft de immateriële schade: 31 oktober 2011, te weten de laatste dag van de bewezen verklaarde periode.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
6 (zes) maanden.
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders bepaalt, en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren.
100 (honderd) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 dagen hechtenis.
€ 5.459,- (zegge: vijfduizend vierhonderdnegenenvijftig euro)bestaande uit € 459,
-als vergoeding voor de materiële schade en € 5.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
€ 84,40 (zegge: vierentachtig euro en veertig cent), en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
€ 5.459,- (zegge: vijfduizend vierhonderdnegenenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 62 (tweeënzestig) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
- materiële schade op 8 februari 2021;
- immateriële schade op 31 oktober 2011.