ECLI:NL:RBNHO:2021:1565

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
8130319 \ CV EXPL 19-16666
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • C.E. van Oosten – van Smaalen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines A.G., wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Chisinau via Wenen op 29 november 2018. De passagier heeft zijn aansluitende vlucht gemist door een vertraging van meer dan drie uur en vordert compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft de vordering betwist en een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden, namelijk een wijziging van de 'Calculated Takeoff Time' (CTOT) door de luchtverkeersleiding, die leidde tot de vertraging. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet aansprakelijk is voor de vertraging, omdat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen, zelfs niet met redelijke maatregelen. De kantonrechter heeft de vordering van de passagier afgewezen en de proceskosten voor rekening van de passagier gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8130319 \ CV EXPL 19-16666
Uitspraakdatum: 17 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: Webcasso B.V.
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Austrian Airlines A.G.
statutair gevestigd te Wenen (Oostenrijk) en mede kantoorhoudende te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 16 oktober 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Chisinau (Moldavië) via Wenen op 29 november 2018.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Wenen (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft zijn aansluitende vlucht gemist en is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75, althans € 72,60, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij heeft daartoe, onder meer, het volgende aangevoerd. De vlucht in kwestie stond gepland om te vertrekken om 09:10 UTC en om te arriveren in Wenen om 11:00 UTC. Deze vlucht is echter vertraagd uitgevoerd wegens code 82; een door de luchtverkeersleiding opgelegde beperking; vanuit Amsterdam mocht het toestel niet vertrekken. Reeds om 07:10 UTC werd het “slot” van 09:10 UTC door de luchtverkeersleiding gewijzigd naar 09:24 UTC. Na diverse slotwijzigingen heeft de luchtverkeersleiding het “slot” van 10:03 UTC aangewezen aan het toestel. Het toestel is hierdoor met een vertraging van 30 minuten om 11:30 UTC in Wenen aangekomen. De passagier miste zijn aansluitende vlucht naar Chisinau, die om 11:40 UTC vanuit Wenen is vertrokken.
4.2.
De vervoerder heeft de passagier omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats. De vervoerder moest gevolg geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding en kon, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, deze omstandigheden niet voorkomen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden op grond van artikel 5, lid 3, van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
In overweging 15 van de Verordening is – voor zover relevant – vermeld dat er wordt geacht sprake te zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifiek dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertraging of annulering te voorkomen.
5.4.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid.
5.5.
Ter onderbouwing van haar beroep op buitengewone omstandigheden heeft de vervoerder het vluchtrapport en de “slot history” van de vlucht in kwestie overgelegd. Uit de “slot history” valt op te maken dat de luchtverkeersleiding al om 07:10 UTC, twee uur voor het geplande vertrek, aan het toestel een nieuwe Calculated Takeoff Time (hierna: CTOT) van 09:24 UTC heeft opgelegd, welke vervolgens herhaaldelijk is herzien. Daarbij wordt vertragingscode 82 vermeld. De vervoerder verwijst onder meer naar de overgelegde “Standard IATA Delay Codes” van Eurocontrol, waaruit volgt dat vertragingscode 82 staat voor “
ATFM due to ATC STAFF/EQUIPMENT EN-ROUTE, reduced capacity caused by industrial action or staff shortage, equipment failure, military exercise or extraordinary demand due to capacity reduction in neighbouring area”.Anders dan de passagier is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder door de bij conclusie van antwoord overgelegde producties en haar toelichting daarop de vertragingscode voldoende heeft onderbouwd. De vervoerder heeft ook aangetoond dat de luchtverkeersleiding als gevolg van code 82 nieuwe CTOT’s aan het toestel heeft opgelegd. De gewijzigde CTOT’s hebben in dit geval te gelden als een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag, zoals bedoeld in overweging 15 van de considerans van de Verordening. Het toestel kon immers hierdoor niet eerder vertrekken, omdat de instructie van de luchtverkeersleiding altijd moet worden opgevolgd. Anders dan door de passagiers wordt gesteld, is niet gebleken dat de luchtverkeersleiding de CTOT’s heeft opgelegd door het toedoen van de vervoerder. De passagier stelt dat de vervoerder zelf om een nieuwe slottijd heeft verzocht, omdat zij het afgegeven tijdslot niet kon halen en dat de
groundhandlingop de luchthavens ook de oorzaak kon zijn van de vertraging. De vervoerder heeft gemotiveerd weerlegd dat dat het toestel reeds twee uur voor vertrek nieuwe slottijden kreeg opgelegd wegens code 82.
5.6.
Gezien het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vertraagde aankomst van de passagier op de eindbestemming het gevolg is van een buitengewone omstandigheid.
5.7.
De volgende vraag die voorligt, is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. Tussen de twee aansluitende vluchten was oorspronkelijk een overstaptijd van 40 minuten gepland. De minimale overstaptijd in Wenen bedraagt 25 minuten. Dit betekent dat er een reservetijd van vijftien minuten bovenop de overstaptijd was ingepland om eventuele incidenten te kunnen opvangen, hetgeen als onvoldoende wordt beschouwd. Dit neemt niet weg dat de passagier ook met een redelijke reservetijd van bijvoorbeeld 20 minuten de overstap zou hebben gemist, aangezien de vlucht met een vertraging van 30 minuten in Wenen is aangekomen. De vervoerder heeft de passagier vervolgens omgeboekt naar een andere vlucht. In de gegeven omstandigheden kon niet meer van de vervoerder worden verwacht.
5.8.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven derhalve geen bespreking.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten – van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter