ECLI:NL:RBNHO:2021:1563

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
8285917 \ CV FORM 20-894
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben vier passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Société Air France S.A. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Djedda via Parijs op 28 februari 2018. De passagiers hebben compensatie van € 2.400,00 en buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft de vordering betwist en een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden, stellende dat de vertraging het gevolg was van een besluit van het luchtverkeersbeheer en dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat hen recht geeft op compensatie volgens de Verordening, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging te wijten was aan een combinatie van factoren, waaronder een vertraagde eerdere vlucht en het niet ontvangen van de vereiste klaring van de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet heeft aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken, maar concludeert dat de vertraging is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. De vordering van de passagiers wordt afgewezen, en de proceskosten komen voor hun rekening. De beslissing is genomen door kantonrechter mr. S.N. Schipper en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8285917 \ CV FORM 20-894
Uitspraakdatum: 10 februari 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]wonende te Lent

2. [passagier sub 2]3. [passagier sub 3]beiden wonende te [woonplaats]

4. [passagier sub 4]

wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Société Air France S.A.
gevestigd te Parijs (Frankrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 20 januari 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 13 mei 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagier [passagier sub 1] heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Djedda (Saoedi-Arabië) via Parijs op 28 februari 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers [passagier sub 2] , [passagier sub 3] en [passagier sub 4] hebben eveneens met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Bogota (Colombia) via Parijs op 28 februari 2018.
2.3.
Volgens de overeenkomst zouden de vier passagiers op 28 februari 2018 om 09:40 uur UTC vanuit Amsterdam met vlucht AF 1341 vertrekken en om 10:55 UTC aankomen in Parijs. Deze vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vluchten naar de verschillende eindbestemmingen gemist.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 363,00 subsidiair € 435,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 maart 2018;
- de proceskosten en de nakosten, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van het verzochte en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft daartoe het volgende aangevoerd.
3.5.
De onderhavige vlucht (van Amsterdam naar Parijs) is onderdeel van de rotatievlucht Parijs – Amsterdam – Parijs en zou worden uitgevoerd met het toestel F-GKXL. De voorgaande vlucht (Parijs-Amsterdam) stond gepland om te vertrekken vanuit Parijs om 07:25 UTC en om te arriveren te Amsterdam om 08:45 UTC. Het toestel kreeg bij de uitvoering van de voorgaande vlucht van de Europese luchtverkeersleiding Eurocontrol geen toestemming om te mogen vertrekken. Het toestel heeft om 06:00 UTC een CTOT (Calculated Take Off Time) gekregen, welke verschillende keren is herzien. Het toestel mocht van Eurocontrol pas om 08:35 UTC opstijgen. Het toestel is met een vertraging van 64 minuten om 09:49 UTC op de luchthaven van Amsterdam gearriveerd. Te Amsterdam mocht het toestel niet direct vertrekken, omdat het een laat TSAT (Target Start up Approval) kreeg opgelegd. Het toestel mocht van de lokale luchtverkeersleiding te Amsterdam pas om 10:56 UTC vertrekken, aldus nog steeds de vervoerder. Het toestel is met een vertraging van 76 minuten om 12:11 UTC te Parijs gearriveerd. De passagiers hebben als gevolg van het voorgaande hun aansluitende vluchten gemist. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt op de eerstvolgende beschikbare vlucht.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier hebben de passagiers aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, indien de vervoerder reageert met stukken ter staving van haar stellingen welke nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengen. Gelet op artikel 5 lid 1bis van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden op grond van artikel 5, lid 3, van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
4.4.
Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.5.
De vervoerder doet een beroep op buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft de planning van de vluchten Parijs – Amsterdam –Parijs (productie 1) overgelegd. Daaruit volgt dat het toestel tijdens de uitvoering van de voorgaande vlucht met een vertraging van 61 minuten is vertrokken wegens code 81 (‘standard demand capacity problems’). Voorts volgt uit het overgelegde log (productie 2) dat het toestel voor de voorgaande vlucht herhaaldelijk nieuwe CTOT’s opgelegd heeft gekregen. Blijkens de overgelegde planning is vervolgens de onderhavige vlucht met een vertraging van 76 minuten uitgevoerd wegens code 89 (‘RESTRICTIONS AT AIRPORT OF DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONS, including Air Traffic Services, start-up and pushback…’). Voldoende is gebleken dat het toestel de vereiste klaring niet heeft ontvangen en dat de vlucht daarom vertraagd is uitgevoerd. De gewijzigde CTOT’s en het uitblijven van een klaring kunnen worden gezien als een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag, zoals bedoeld in overweging 15 van de considerans van de Verordening. Het toestel kon immers door deze omstandigheden niet eerder vertrekken, omdat de instructie van de luchtverkeersleiding altijd moet worden opgevolgd. Naar het oordeel van de kantonrechter is de vertraging van de passagiers dan ook veroorzaakt door buitengewone omstandigheden.
4.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te beperken. De passagiers stellen dat de vervoerder hieraan niet heeft voldaan, omdat de vervoerder in het kader van de redelijke maatregelen rekening dient te houden met een minimale overstaptijd om de aansluitende vluchten te kunnen halen. De passagiers stellen dat in het onderhavige geval de minimale connectietijd 90 minuten bedraagt. Dit is niet weersproken door de vervoerder en staat derhalve vast.
4.7.
Tussen de twee aansluitende vluchten van passagier [passagier sub 1] was een overstaptijd van 90 minuten gepland. Voor de overige drie passagiers was een overstaptijd van 80 minuten gepland. De vervoerder heeft dus in beide gevallen geen reservetijd aangehouden. Dit neemt niet weg dat de passagiers ook met een redelijke reservetijd de overstap zouden hebben gemist, aangezien de vlucht met een vertraging van 76 minuten is aangekomen. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar een andere vlucht. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht.
4.8.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven derhalve geen bespreking.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.10.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 218,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 109,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open