ECLI:NL:RBNHO:2021:1561

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
8026693 \ CV EXPL 19-13391
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers na annulering van vlucht en tijdige informatievoorziening door vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, die via het reisbureau RA Travel een vlucht van Amsterdam naar Cairo geboekt hadden, een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines A.G., wegens annulering van hun vlucht op 22 juli 2017. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht, tenzij zij tijdig zijn geïnformeerd. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de passagiers op 4 juli 2017 op de hoogte waren gesteld van de annulering en op 5 juli 2017 een alternatieve vlucht aangeboden hadden gekregen.

Tijdens de zitting op 13 januari 2021 werd het getuigenverhoor gehouden en zijn stukken ingediend door de passagiers. De kantonrechter oordeelde dat de bewijslast voor het tijdig informeren van de passagiers bij de vervoerder ligt. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de passagiers tijdig waren geïnformeerd over de annulering, en dat de vordering van de passagiers daarom werd afgewezen. De proceskosten werden aan de passagiers opgelegd, omdat zij ongelijk kregen in hun vordering.

De uitspraak werd gedaan door kantonrechter S.N. Schipper op 10 februari 2021, waarbij de proceskosten voor de vervoerder werden vastgesteld op € 374,00. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8026693
\CV EXPL 19-13391
Uitspraakdatum: 10 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3] ,pro se en in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger voor zijn minderjarig kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna te noemen: de passagiers
gemachtigden: mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink (EUclaim B.V.)
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Austrian Airlines A.G.
gevestigd te Wenen (Oostenrijk) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 30 april 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 13 januari 2021 heeft een getuigenverhoor en een zitting plaatsgevonden. Voorafgaand aan de zitting hebben de passagiers nog stukken toegezonden. De pleitaantekening van de passagiers is aan het procesdossier toegevoegd.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben via het reisbureau RA Travel (hierna te noemen: het reisbureau) een vlucht geboekt van Amsterdam naar Cairo (Egypte) via Wenen op 22 juli 2017. De vlucht zou worden uitgevoerd door de vervoerder.
2.2.
De vlucht van de passagiers is geannuleerd. De passagiers zijn door het reisbureau omgeboekt naar alternatieve vluchten van luchtvaartmaatschappij Lufthansa op 21 juli 2017.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met de annulering van hun oorspronkelijke vlucht.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
Passagier sub 3 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens haar minderjarige kinderen te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 18 oktober 2017 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Aangezien de passagiers pas op 11 juli 2017 zijn geïnformeerd over de annulering van hun vlucht.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op het verweer van de vervoerder wordt bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
In deze zaak speelt de vraag of de passagiers door de vervoerder tijdig zijn ingelicht over de annulering van de vlucht. De vervoerder voert aan dat de passagiers reeds op 4 juli 2017 zijn geïnformeerd over de annulering van de vlucht en dat hen op 5 juli 2017 een alternatieve vlucht is aangeboden. De passagiers betwisten het voorgaande en stellen dat zij pas vanaf 11 juli 2017 zijn geïnformeerd over de annulering van de vlucht.
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat ingevolge artikel 5 lid 4 van de Verordening de bewijslast inzake het al of niet melden van de annulering van de vlucht van de passagiers en het tijdstip waarop dat is geschied, bij de vervoerder ligt.
5.4.
Vast staat dat de vlucht van 22 juli 2017 van Amsterdam naar Cairo is geannuleerd. Artikel 5 lid 1 sub c onder i van de Verordening luidt als volgt:
“In geval van annulering van een vlucht:c) hebben de betrokken passagiers recht op de in artikel 7 bedoelde compensatie door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, tenzij(i) de annulering hun tenminste twee weken voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld.”
En lid 2 luidt als volgt:
“Wanneer de passagiers wordt meegedeeld dat de vlucht is geannuleerd, wordt uitgelegd welk alternatief vervoer er voorhanden is.”
5.5.
[Eigenaar reisbureau], eigenaar van het reisbureau, heeft zowel schriftelijk als mondeling en onder ede verklaard dat hij de passagiers op 4 juli 2017 heeft geïnformeerd over de annulering van hun vlucht en dat hij de passagiers op het reisbureau op 5 juli 2017 een alternatieve vlucht van Lufthansa heeft aangeboden. De passagiers betwisten het voorgaande en hebben ter onderbouwing van hun stelling de bankafschriften van 5 juli 2017 overgelegd. De passagiers stellen daarbij dat er verschillende betalingen zijn verricht op verschillende plaatsen, waardoor het niet mogelijk zou zijn geweest voor de passagiers om op 5 juli 2017 naar het reisbureau te gaan. De kantonrechter gaat niet mee in deze stelling. Naar het oordeel van de kantonrechter tonen de betalingsbewijzen niet aan dat de passagiers onmogelijk op 5 juli 2017 het reisbureau kunnen hebben bezocht. Het is immers, zoals de vervoerder ook aanvoert, mogelijk dat de betalingen door een ander zijn verricht terwijl één van de passagiers naar het reisbureau ging. Daarbij is ook van belang dat de getuige heeft verklaard dat hij in de zomerperiode, waarvan in het onderhavige geval sprake was, lange werkdagen heeft, waardoor het ook mogelijk is om later in de avond naar het reisbureau te gaan.
5.6.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de passagiers verder gesteld dat uit de PNR gegevens zou kunnen blijken wanneer de passagiers zijn omgeboekt en wanneer de tickets zijn afgedrukt, maar deze zijn niet volledig ingebracht door de vervoerder, waardoor aan het document geen waarde toekomt, aldus de passagiers. De vervoerder heeft hierop aangeboden om de PNR gegevens te overleggen. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat uit de PNR gegevens het tijdstip waarop de passagiers zijn geïnformeerd niet kan worden afgeleid. Het is eventueel ook denkbaar dat het reisbureau de passagiers op 5 juli 2017 heeft meegedeeld over de alternatieve vlucht en dat de passagiers, in verband met de leerplicht van de passagiers, hiermee pas op 11 juli 2017 akkoord zijn gegaan.
5.7.
De passagiers hebben het bovenstaande verweer van de vervoerder onvoldoende gemotiveerd weerlegd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de passagiers tenminste twee weken voor de geplande vertrektijd over de annulering van de vlucht zijn geïnformeerd. Aan de vervoerder komt dan ook een beroep toe op artikel 5 lid 1 sub c onder i.
5.8.
De conclusie is dan ook dat de vordering van de passagiers wordt afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter