Op 7 januari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 augustus 2020 op Schiphol cocaïne heeft ingevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in het Justitieel Complex Schiphol. De officier van justitie, mr. A.S. Heij, vorderde bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, stellende dat de verdachte geen opzet had op de invoer van cocaïne.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk de in de koffer verborgen cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank overwoog dat een passagier verantwoordelijk is voor de inhoud van zijn bagage, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die aantonen dat de passagier niet bekend was met de inhoud. De verdachte had verklaard dat hij geen koffer had ingecheckt, maar camerabeelden toonden aan dat hij aanwezig was bij het inchecken van de koffer waarin de cocaïne was aangetroffen. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat hij opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet.
De rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit, de hoeveelheid cocaïne en de omstandigheden waaronder het feit was begaan, een gevangenisstraf van 30 maanden rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de gevangenisstraf op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.