Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 december 2019 met de daarin genoemde stukken en bijbehorende producties
- de akte overlegging producties van [eisers]
- de akte houdende verandering/vermeerdering grondslag ex artikel 130 Rv zijdens [eisers]
- de comparitie van partijen van 30 oktober 2020
- de korte notitie ter zitting van mr. Roest voornoemd en diens kantoorgenoot mr. T.E. Deenik
- de ter comparitie door mr. Deenik namens [eisers] overgelegde foto’s
- de pro forma aanhouding ten behoeve van het beproeven van een minnelijke regeling.
- [eiser 1] , zowel voor zich in privé als in zijn hoedanigheid van voorzitter van de VvE
- mr. Roest voornoemd
- mr. T.E. Deenik, kantoorgenoot van mr. Roest
- B. Maas, bestuurder van Thunnissen Bouw en Thunnissen Groep
- mr. Schram voornoemd.
2.De feiten
Koper is verplicht om – indien en zodra de hierna omschreven bouwvergunning onherroepelijk en definitief is – met verkoper zes of een nader overeen te komen aantal aanneemovereenkomsten te sluiten (…). Het is de koper bekend dat deze aannemingsovereenkomsten niet met een garantieregeling worden aangegaan.
Bijlage A als bedoeld in artikel 6.5 van de Garantie- en waarborgregeling A. 2003”) is onder meer het volgende opgenomen:
Stuclaag onder bij terras word groen brokkeld af”. Op 18 mei 2011 heeft ( [naam] namens) Thunnissen Bouw daarover onder meer het volgende aan [eiser 1] geschreven:
Een strook van 6 cm dat is een steen die tegen het stucwerk aansluit verwijderen en bij tegels af te zagen op 6 cm.
Daarna het beschadigde stucwerk herstellen en de algen verwijderen en daarna het geheel over schilderen
Vervolgens de ontstane ruimte op te vullen met zwart basalt grit.
Bouwkundige inspectie m.b.t. vochtschade aan stucwerk’, hierna: het rapport- [Bouwkundige] ) is onder meer het volgende opgenomen:
3.Het geschil
concern-garantie afgegeven ten behoeve van de
afbouwvan het Appartementengebouw. Het Appartementengebouw is – anders dan vrijwel alle andere bouwprojecten van Thunnissen c.s. – níet gebouwd onder Woningborg, zodat geen garantieregeling is overeengekomen. Er bestaat bovendien geen (contractuele) relatie tussen de VvE c.q. [eiser 1] en Thunnissen c.s. Voor zover die al zou bestaan, komt [eiser 1] geen vordering toe jegens Thunnissen c.s. terzake herstel van de plint, omdat die geen eigendom van [eiser 1] betreft. Als er al een beroep op enige garantie zou kunnen worden gedaan door [eiser 1] en/of de VvE, dan geldt dat de garantietermijn is verstreken. Slechts de oorspronkelijke klacht van [Appartementseigenaar 1] uit 2011 is geuit binnen die termijn, terwijl die klacht betrekking had op het groen worden en afbrokkelen van een klein deel van het stucwerk en die schade hersteld is. Alle andere klachten betreffen andere gevallen, zodat de garantietermijn daarvoor reeds was verstreken. Voor zover die klachten niet zouden zijn opgelost, had [eisers] op grond van artikel 7:761 BW binnen twee jaar na het melden van het gebrek een rechtsvordering moeten instellen, bij gebreke waarvan die vordering is verjaard.
4.De beoordeling
verplichtom aannemingsovereenkomsten met Thunnissen te sluiten ten behoeve van de bouw van het Appartementengebouw. Dat die koop-/aannemingsovereenkomst (mogelijk) niet op papier is gezet, althans dat [eisers] daarvan nog slechts een concept (2.4) heeft, maakt niet dat die overeenkomst niet bestaat.
concerngarantie heeft afgegeven voor de
afbouw van het Appartementengebouw, waarmee – zo begrijpt de rechtbank – slechts bedoeld is om te garanderen dat de bouw van het Appartementengebouw ook daadwerkelijk gereed zal komen. Niet bedoeld is, volgens Thunnissen c.s., om tevens een garantie te geven in de zin van Woningborg. De rechtbank volgt Thunnissen c.s. daarin niet. Het volgende is voor dat oordeel redengevend.
de Garantieregeling van Thunnissen Groep B.V., te weten Bijlage A als bedoeld in artikel 6.5 van de Garantie- en Waarborgregeling”. Weliswaar betreft die overeenkomst slechts een (niet door partijen ondertekend) concept, maar de rechtbank acht het onaannemelijk dat partijen de koop en aanneming van het Appartementengebouw – gelet op de omvang van die overeenkomst en de waarde daarvan (ettelijke miljoenen euro’s) – hebben gesloten
zonderdaarvan een schriftelijke overeenkomst op te stellen.
onder concern-garantie”, waarmee Thunnissen Bouw en Thunnissen Groep “
zich hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de afbouw van het gebouw” en dat die garantie zich uitstrekt “
als op bijlage A bij deze overeenkomst is omschreven”. Voorts is daarin opgenomen dat Kopers zich “
in eerste instantie, met betrekking tot alle zaken aangaande de bouw en oplevering van het verkochte” tot Thunnissen Bouw kunnen en dienen te richten.
concerngarantie gehanteerd. In zijn algemeenheid legt een dergelijke garantie (slechts) een verplichting op de moedermaatschappij om de verplichtingen van de dochtermaatschappij (de aannemer) na te komen wanneer de dochtermaatschappij deze niet nakomt. In de overeenkomst is echter óók opgenomen dat de door Thunnissen c.s. verstrekte garantie zich uitstrekt “
als op bijlage A bij deze overeenkomst is omschreven”.
Bijlage A als bedoeld in artikel 6.5 van de Garantie- en Waarborgregeling. Volgens Thunnissen c.s. is daarmee geen Woningborg afgesproken, maar wel dat bijlage A van toepassing zou zijn.
afbouwvan het Appartementengebouw over te gaan (welke afbouw indien nodig door Thunnissen Groep zou worden verricht), maar óók om dat te doen in overeenstemming met
Bijlage A als bedoeld in artikel 6.5 van de Garantie- en Waarborgregeling. Daarmee heeft Thunnissen c.s. naar het oordeel van de rechtbank een garantie van (in ieder geval) bouwkundige deugdelijkheid gegeven. Als in het geheel géén garantie zou zijn verstrekt, zoals Thunnissen c.s. betoogt, is de verwijzing naar Bijlage A immers zinledig. Ook zou in dat geval de kop van artikel 12 (“
Van toepassing zijnde garantie- en waarborgregeling”) onbegrijpelijk zijn. De tekst van de garantie, in samenhang met het feit dat Thunnissen c.s. zich na de eerste melding van de klacht in 2011 daar ook naar heeft gehandeld, laat dan ook geen andere uitleg toe dan dat partijen de bedoeling hadden – en zijn overeengekomen – dat gebouwd zou worden onder garantie. Of partijen daarmee (ook) zijn overeengekomen om de gehele Woningborg-garantie van toepassing te laten zijn, kan bij die stand van zaken in het midden blijven. Dat in de koopovereenkomst van 30 december 2004 is opgenomen dat de te sluiten “
aannemingsovereenkomsten niet met een garantieregeling worden aangegaan” laat onverlet dat daarvan naderhand kan worden (en kennelijk ook
is) afgeweken.
Bijlage A(2.6) bedraagt de garantietermijn in beginsel zes jaar, met uitzondering van kortere termijnen die gelden voor een aantal specifiek vermelde onderdelen van het privégedeelte c.q. de gemeenschappelijke gedeelten. Anders dan Thunnissen c.s. is de rechtbank van oordeel dat het stucwerk aan de buitenplint niet valt onder de in artikel 1.3 lid 3 (schilderwerk) of 1.3 lid 18 (wand-, vloer-, trap- en plafondafwerkingen). Ook elders in Bijlage A is het stucwerk aan de buitenplint niet uitgesloten, zodat uitgegaan moet worden van de termijn van zes jaar.
binnende garantietermijn, maar latere klachten dateren van daarna – niet mogelijk is. Anders dan de RvA in die zaak, is de rechtbank in het onderhavige geval van oordeel dat dit wel degelijk mogelijk -en ook alleszins redelijk- is. Daarvoor is het volgende van belang.
toegetreden vocht uiteindelijk een reactie is aangegaan met de gebruikte materialen, met als gevolg het samenspel van de diverse materialen en componenten in de mortel (dat)de oorzaak lijkt te zijn voor het ontstaan van kristallen welke opzwellen en welke zorg lijkten te dragen voor het afdrukken van toplaag”.
nietzou worden verlengd, zou Thunnissen c.s. immers eenvoudig aan haar aansprakelijkheid onder de garantie uit kunnen komen, door tot aan het verstrijken van de garantietermijn ondeugdelijke alternatieven aan te dragen. Dat kan niet de bedoeling zijn van welke garantie dan ook. Niets heeft Thunnissen c.s. immers verhinderd om bij het terugkomen van de klacht in 2014 al een gevelspecialist te raadplegen. Dat heeft zij echter – herhaaldelijk – nagelaten. In aanmerking genomen de omvang van de bouw en de daaraan gekoppelde aanneemsom is daarvoor is geen goed excuus te vinden.
de VvEniet tijdig is geklaagd, zoals door Thunnissen c.s. is betoogd, miskent dat de leden als spreekbuis van de VvE hebben kunnen optreden, en hun klachten door Thunnissen c.s. kennelijk als ook zodanig zijn opgevat.
5.De beslissing
10 maart 2021voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage,