ECLI:NL:RBNHO:2021:1499

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
C/15/308870 / HA ZA 20-675
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 843a Rv; geen rechtmatig belang bij afschrift van bescheiden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een incident op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De eiser, [gedaagde 4], vorderde afschriften van bescheiden van de gedaagde, Van der Wal, met betrekking tot een bouwproject. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtmatig belang was voor de eiser om deze bescheiden op te vragen. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende had onderbouwd dat er een afspraak tot nacalculatie bestond tussen hem en Van der Wal, wat de basis vormde voor zijn verzoek. De rechtbank wees de vordering af en veroordeelde de eiser in de kosten van het incident, begroot op € 478,00 aan salaris advocaat. De hoofdzaak betreft een civiele procedure waarin Van der Wal vorderingen heeft ingesteld tegen de Notaris en [gedaagde 4] voor onbetaalde facturen en andere vorderingen. De rechtbank heeft een mondelinge behandeling gelast om verdere inlichtingen te verkrijgen en te onderzoeken of partijen tot een minnelijke regeling kunnen komen. De zaak is gepland voor een mondelinge behandeling op een nader te bepalen datum.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/308870 / HA ZA 20-675
Vonnis in incident van 24 februari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap
AANNEMINGSBEDRIJF L. VAN DER WAL EN ZN B.V.,
gevestigd te Den Helder,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerder in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. J.H. Meerburg,
tegen
1. de maatschap
MAATSCHAP NOTARISSENCOMBINATIE DEN HELDER,
gevestigd te Den Helder,

2 [gedaagde 2]

wonende te [woonplaats] ,

3 [gedaagde 3] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagden sub 1 tot en met 3 in conventie in de hoofdzaak,
advocaat: mr. M. Jongkind,

4 [gedaagde 4] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde sub 4 in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M.J. Guit
Partijen zullen hierna ‘Van der Wal’ (eiseres in conventie in de hoofdzaak), ‘de Notaris’ (gedaagden sub 1 tot en met 3 in conventie in de hoofdzaak) en ‘ [gedaagde 4] ’ (gedaagde sub 4 in conventie in de hoofdzaak) worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 oktober 2020 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties van de Notaris;
  • de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie tevens incidentele vordering ex artikel 843a Rv met producties van [gedaagde 4] ;
  • de conclusie van antwoord in het incident van Van der Wal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Van der Wal heeft in opdracht van [gedaagde 4] een hal gebouwd en [gedaagde 4] daarvoor facturen gestuurd.
2.2.
[gedaagde 4] heeft een deel van de facturen betaald. Een ander deel is betaald door de Notaris, uit gelden die de Notaris onder zich kreeg in verband met de verkoop van onroerend goed door [gedaagde 4] .
2.3.
Een deel van de facturen is onbetaald gebleven.

3.De vorderingen in de hoofdzaak

in conventie
3.1.
Van der Wal vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en hoofdelijk:
1. ten aanzien van de Notaris (gedaagden sub 1 tot en met 3) hoofdelijk:
  • primair: gebiedt om ervoor te zorgen dat het bedrag van € 83.333,33, dat thans op haar kwaliteitsrekening staat binnen drie dagen, alsmede het voor het resterende kavel te ontvangen bedrag binnen drie dagen nadat dit op de kwaliteitsrekening staat, aan Van der Wal wordt overgeboekt op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat zij daarin te kort zou schieten;
  • subsidiair: veroordeelt tot betaling van het bedrag van € 83.333,33, alsmede het voor het resterende kavel te ontvangen bedrag zodra dit op haar kwaliteitsrekening staat;
  • zowel primair als subsidiair: veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente over het bedrag van € 83.333,33 vanaf 24 juni 2020 tot aan de dag van algehele betaling daarvan;
2. ten aanzien van [gedaagde 4] (gedaagde sub 4):
- veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 172.504,80, te vermeerderen met een rente van 5,4% vanaf 21 september 2020 tot aan de dag van algehele betaling;
met bepaling dat, voor zover de hoofdsom en/of voor bepaalde data in rekening gebrachte rente door één van de gedaagden wordt voldaan (via vordering 1 dan wel 2), de andere gedaagden daarvoor niet meer kunnen worden aangesproken;
3. ten aanzien van de Notaris en [gedaagde 4] (gedaagden sub 1 tot en met 4):
  • veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 2.500,09;
  • veroordeelt tot betaling van de kosten van de procedure.
3.2.
De Notaris concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Van der Wal in de kosten van de procedure, te vermeerderen met een bedrag voor nakosten ad € 157,00, dan wel, indien betekening van het vonnis plaats vindt, ad € 239,00, alsmede de wettelijke rente indien niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis daaraan wordt voldaan, zulks voor wat betreft de gevorderde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
3.3.
[gedaagde 4] concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Van der Wal in de kosten van de procedure alsmede de nakosten als deze gemaakt moeten worden, onder bepaling dat, indien de gedingkosten (inclusief eventuele nakosten) niet binnen 14 dagen na de dag waarop het vonnis is gewezen aan [gedaagde 4] zijn voldaan, daarover vanaf de 14e dag wettelijke rente verschuldigd is.
in reconventie3.4. [gedaagde 4] vordert dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Van der Wal veroordeelt om aan [gedaagde 4] te betalen:
een bedrag van € 28.919,06, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover, te rekenen vanaf 16 december 2019, althans 8 juli 2020, althans 15 december 2020, tot aan de dag van algehele voldoening;
een bedrag van € 176.561,88, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover, te rekenen vanaf 16 december 2019, althans 8 juli 2020, althans 15 december 2020, tot aan de dag van algehele voldoening;
een bedrag van € 28.340,00 (ex p.m.), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover, te rekenen vanaf 16 december 2019, althans 8 juli 2020, althans 15 december 2020, tot aan de dag van algehele voldoening;
e wettelijke incassokosten over de onder a, b en c genoemde bedragen, begroot op een bedrag van € 2.944,10;
althans Van der Wal in lijn daarmee veroordeelt tot zodanige bedragen aan [gedaagde 4] , vermeerderd met zodanige rente en met zodanige buitengerechtelijke incassokosten als de rechtbank geraden acht;
2. Van der Wal veroordeelt om uiterlijk binnen drie werkdagen na betekening van het te wijzen vonnis de notaris te instrueren om het bedrag van in hoofdsom € 166.666,66 dat thans op haar kwaliteitsrekening staat – zonder inhouding, verrekening of opschorting uit welke hoofde dan ook – uit te betalen aan [gedaagde 4] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) dat niet aan dit bevel, of een onderdeel daarvan, wordt voldaan;
3. Van der Wal veroordeelt in de kosten van de procedure alsmede de nakosten als deze gemaakt moeten worden, onder bepaling dat, indien de gedingkosten (inclusief eventuele nakosten) niet binnen 14 dagen na de dag waarop het vonnis is gewezen aan [gedaagde 4] zijn voldaan, daarover vanaf de 14e dag wettelijke rente verschuldigd is.
3.5.
Van der Wal heeft nog niet gereageerd op de eis in reconventie.

4.De vorderingen in het incident ex artikel 843a Rv

4.1.
[gedaagde 4] vordert dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Van der Wal beveelt om binnen 5 werkdagen na betekening van het vonnis in incident afschriften te verstrekken aan [gedaagde 4] van:
alle facturen van derden aan Van der Wal die betrekking hebben op het project Nieuwbouw Gaz de France Den Helder, zo mogelijk gegroepeerd per calculatiecode, althans per calculatiepost, zoals blijkt uit de door [gedaagde 4] als productie 1 overgelegde calculatie;
alle betaalbewijzen van de onder a) genoemde facturen,
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) dat niet aan dit bevel, of een onderdeel daarvan, wordt voldaan,
althans Van der Wal beveelt de onder a) en b) genoemde bescheiden (ex artikel 22 Rv) in het geding te brengen,
althans een zodanige voorziening met bijbehorende dwangsommen treft, zoveel mogelijk in lijn met het hiervoor gevorderde, als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren,
met veroordeling van Van der Wal in de kosten van het incident, inclusief de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis.
4.2.
Van der Wal voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Een vordering tot afschrift van bescheiden is slechts toewijsbaar indien aan de vier in het eerste lid van artikel 843a Rv genoemde voorwaarden is voldaan. Eén van die voorwaarden is dat de eiser een rechtmatig belang heeft bij afschrift van de bescheiden. Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze voorwaarde niet voldaan.
5.2.
[gedaagde 4] stelt dat er een afspraak is tussen hem en Van der Wal die er op neer komt dat het door [gedaagde 4] aan Van der Wal te betalen bedrag voor het bouwen van de hal afhankelijk is van de werkelijke inkoopkosten van Van der Wal van de in de calculatie opgenomen posten. Deze afspraak leidt er toe dat er een correctie moet worden gemaakt, indien blijkt dat voor een bepaalde post de werkelijke inkoopkosten lager blijken te zijn dan het bedrag dat was opgenomen in de calculatie. [gedaagde 4] stelt daarom een rechtmatig belang te hebben bij afschrift van alle op de bouw van de hal betrekking hebbende inkoopfacturen en betaalbewijzen, zodat hij de werkelijke inkoopkosten kan vergelijken met de gecalculeerde inkoopkosten en zo nodig correcties kan doorvoeren op de aan Van der Wal te betalen prijs voor de hal.
5.3.
De afspraak tot nacalculatie wordt door Van der Wal gemotiveerd betwist. Zo stelt Van der Wal dat partijen nooit volgens een dergelijke afspraak hebben gehandeld, dat [gedaagde 4] facturen zonder meer heeft betaald en daarbij niet heeft verzocht om herberekening op basis van werkelijke kosten, dat [gedaagde 4] de vermeende afspraak pas ruim na oplevering voor het eerst heeft aangevoerd, en dat een dergelijke afspraak niet gebruikelijk is in de bouw.
5.4.
In het licht van bovengenoemde gemotiveerde betwisting heeft [gedaagde 4] zijn stelling dat er een afspraak tot nacalculatie was onvoldoende onderbouwd. De betwisting door Van der Wal is opgenomen in de dagvaarding. Het had op de weg van [gedaagde 4] gelegen meer duidelijkheid te verschaffen over de vraag hoe en wanneer de afspraak tot stand was gekomen, waarom hij zich niet eerder op de afspraak heeft beroepen en in hoeverre, en zo ja waarom, er is afgeweken van wat normaal is in de bouw.
5.5.
De rechtbank concludeert dat niet is komen vast te staan dat partijen een afspraak tot nacalculatie hebben gemaakt. Daarmee vervalt het rechtmatig belang van [gedaagde 4] bij afschrift van de facturen en betaalbewijzen, zodat de vordering ex artikel 843a Rv zal worden afgewezen.
5.6.
De rechtbank ziet in verband met de conclusie, zoals weergegeven onder 5.5, ook geen aanleiding een bevel als bedoeld in artikel 22 Rv te geven.
5.7.
[gedaagde 4] zal veroordeeld worden in de kosten van het incident, begroot op € 478,00 aan salaris advocaat (1 punt).

6.Overwegingen in de hoofdzaak

6.1.
De rechtbank zal een mondelinge behandeling gelasten om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
6.2.
Van der Wal heeft de gelegenheid de conclusie van antwoord in reconventie ter mondelinge behandeling te nemen. Van der Wal moet een schriftelijke conclusie uiterlijk tien dagen voor aanvang van de mondelinge behandeling toezenden. Na de mondelinge behandeling kan deze conclusie niet meer genomen worden.
6.3.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij op de mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
6.4.
Tijdens de mondelinge behandeling zal de rechter zo nodig vragen stellen over de feiten en over de standpunten van partijen waarin inzicht moet bestaan om tot een oordeel te kunnen komen. De volgende onderwerpen zullen in ieder geval aan bod komen:
  • de juridisch grondslag van de vordering;
  • de wijze waarop de procedure wordt voortgezet;
  • de mogelijkheid om tot een minnelijke regeling te komen.
6.5.
Aan de advocaten wordt (ieder)
maximaal 10 minuten spreektijdtoegekend om hun standpunten toe te lichten. Indien gewenst kan daarbij gebruik worden gemaakt van spreekaantekeningen.
6.6.
Door partijen tijdens of voorafgaand aan de mondelinge behandeling over te leggen bewijs- en/of processtukken dienen uiterlijk 10 dagen voor de zittingsdatum in het bezit te zijn van de rechtbank en de wederpartij.
6.7.
Op de mondelinge behandeling zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan of een schikking (al dan niet op onderdelen) mogelijk is. Partijen moeten erop voorbereid zijn dat de rechtbank een mondeling tussenvonnis kan wijzen.
6.8.
De rechtbank wijst partijen erop dat zij schriftelijk en gemotiveerd om extra behandeltijd kunnen vragen, indien zij van mening zijn dat de geplande anderhalf uur voor de mondelinge behandeling niet toereikend is.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
wijst het gevorderde af,
7.2.
veroordeelt [gedaagde 4] in de kosten van het incident, aan de zijde van Van der Wal begroot op € 478,00.
in de hoofdzaak
in conventie en in reconventie
7.3.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling, op de mondelinge behandeling bij mr. D.J. Straathof in het gerechtsgebouw te Alkmaar aan de Kruseman van Eltenweg 2 op een door de rechtbank vast te stellen wijze (
eventueel Skype), datum en tijd,
7.4.
bepaalt dat de volgende personen dan in persoon aanwezig moeten zijn:
  • de heer [XX] ,
  • de heer [gedaagde 4] ,
  • de heer [gedaagde 3] .
7.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 maart 2021voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei, juni en juli 2021, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald,
7.6.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
7.7.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
7.8.
wijst partijen er op dat voor de zitting anderhalf uur zal worden uitgetrokken,
7.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. Straathof en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2021. [1]

Voetnoten

1.type: DJS