ECLI:NL:RBNHO:2021:1491

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
15/246961-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van hulpeloze toestand van echtgenote met fatale afloop

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk in hulpeloze toestand laten van zijn echtgenote, wat leidde tot haar overlijden. Het slachtoffer overleed op 13 oktober 2019, nadat zij gedurende de nacht en de daaropvolgende dag in een hulpeloze toestand op de vloer had gelegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen het gedrag van de verdachte en het overlijden van het slachtoffer, maar oordeelt dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte opzet had op het in hulpeloze toestand laten van zijn echtgenote. De verdachte heeft verklaard dat hij meerdere pogingen heeft gedaan om zijn vrouw wakker te maken en dat hij niet besefte dat haar toestand zo ernstig was. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de geestelijke beperkingen van de verdachte, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet tijdig medische hulp heeft ingeroepen, maar dat dit voortkwam uit zijn beperkte geestelijke capaciteiten en niet uit opzet. Daarom is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte van het ten laste gelegde feit is vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf,
Zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/246961-19 (P)
Uitspraakdatum: 25 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 11 februari 2021 in de zaak tegen:
[voornaam][achternaam],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in/of omstreeks de periode van 12 oktober 2019 tot en met 13 oktober 2019 te Winkel, gemeente Hollands Kroon, in elk geval in Nederland,
opzettelijk, zijn echtgenote, [slachtoffer] (tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht was) (telkens) in een hulpbehoevende toestand heeft gebracht of gelaten, terwijl dit de dood van die [slachtoffer] tot gevolg heeft gehad,
door (telkens) die [slachtoffer] adequate lichamelijke verzorging te onthouden en/of door (telkens) die [slachtoffer] tijdig(e) medische assistentie te onthouden en/of na te laten deze medische assistentie (tijdig) in te roepen terwijl deze medische assistentie onmiskenbaar en dringend geboden was, immers
- is hij, verdachte, nadat die [slachtoffer] in de avond van 12 oktober 2019 (zeer veel) alcohol – al dan niet in combinatie met het nemen van medicatie – had gedronken en/of met haar (achter)hoofd tegen de bank was gevallen, althans was gevallen, naar boven gegaan en heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] alleen beneden gelaten, liggend op de (koude) vloer, en/of
- is hij, verdachte, (enkele uren later) naar beneden gegaan en toen hij, verdachte, die [slachtoffer] in de bijkeuken op de vloer zag liggen, heeft hij, verdachte, een of meerdere bekers water over die [slachtoffer] heen gegooid en/of die [slachtoffer] (meermalen) in haar gezicht geslagen, waarna hij verdachte, (wederom) naar boven is gegaan en die [slachtoffer] beneden heeft gelaten, liggend op de (koude) vloer, en/of
- is hij, verdachte, ’s ochtends vroeg rond 07:00 uur naar beneden gegaan, waarna hij, verdachte, die [slachtoffer] bij haar jurk heeft gepakt, waardoor deze jurk is gescheurd en die [slachtoffer] naakt op de (koude) vloer kwam te liggen, waarna hij, verdachte, (wederom) naar boven is gegaan en die [slachtoffer] beneden heeft gelaten, naakt liggend op de (koude) vloer, en/of
- is hij, verdachte, rond 13:00 uur naar beneden gegaan, waarna hij, verdachte, ging opruimen en een harde klap hoorde, waarbij die [slachtoffer] met haar hoofd op de drempel was gevallen, althans was gevallen, waarna die [slachtoffer] nogmaals op haar gezicht/hoofd was gevallen, waarna hij, verdachte, bier en/of water en/of andere goederen over die [slachtoffer] heen heeft gegooid, waarna hij, verdachte, die [slachtoffer] is gaan filmen terwijl die [slachtoffer] naakt op de (koude) vloer lag en een brommend en/of kreunend geluid maakte en/of niet aanspreekbaar meer was, en/of
- is hij, verdachte, toen hij bij die [slachtoffer] zag dat haar tong blauw was en zij haar ontlasting had laten lopen, gaan proberen om haar te reanimeren door op de borst van die [slachtoffer] te gaan slaan en/of door te schoppen en/of te trappen en/of te slaan tegen het lichaam van die [slachtoffer] , waarna hij, verdachte, (enige tijd) op een stoel is gaan zitten alvorens hulp bij de buren te gaan halen en/of 112 te bellen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Zij heeft hiertoe - samengevat - het volgende aangevoerd.
De echtgenote van verdachte, [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer), heeft in de avond van 12 oktober 2019 zeer veel alcohol gedronken en heeft daarbij meerdere soorten medicatie gebruikt die niet goed met alcohol samen gaan. Het slachtoffer is die avond meerdere malen gevallen; ook op haar achterhoofd. In de loop van de avond valt het slachtoffer in de bijkeuken en zij valt daar vervolgens in slaap op de steenkoude vloer. Verdachte wil dat het slachtoffer met hem mee naar boven gaat, maar het slachtoffer reageert daar niet op. Verdachte geeft haar een klap in haar gezicht en het slachtoffer komt bij. Verdachte krijgt haar niet mee naar boven en gaat dan alleen naar boven. Verdachte gaat ’s nachts nog een keer kijken en treft het slachtoffer liggend op de steenkoude vloer aan. Hij gooit water over haar heen en slaat haar nadat het slachtoffer hem heeft geslagen. Verdachte gaat vervolgens weer alleen naar boven. De volgende ochtend probeert verdachte het slachtoffer overeind te krijgen waardoor haar jurk scheurt en zij naakt op de koude vloer komt te liggen. Verdachte probeert in die fase het slachtoffer wakker te krijgen door water, bier en ketchup over haar heen te gooien. Hij sleept haar de keuken in en laat haar op de keukenvloer liggen. Om 14.20 uur heeft verdachte een videobestand gemaakt waarop te zien is dat het slachtoffer nauwelijks aanspreekbaar is en dringend medische hulp nodig heeft. Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer is gaan reanimeren door met gebalde vuisten meerdere malen op haar borst te slaan en dat hij door middel van slaan en schoppen geprobeerd heeft haar wakker te krijgen. Uiteindelijk heeft verdachte, toen hij zag dat het slachtoffer haar ontlasting liet lopen en een blauwe tong had, op 13 oktober 2019 rond 15.36 uur, 5 kwartier na het maken van het videobestand, 112 gebeld en buren ingeschakeld, maar die hulp kwam te laat.
Uit het voorgaande volgt in de visie van de officier van justitie dat het slachtoffer zich in de nacht van 12 op 13 oktober 2019, en overdag op 13 oktober 2019, op diverse momenten in een hulpbehoevende toestand heeft bevonden waarbij verdachte telkens niet adequaat heeft gehandeld.
Verdachte was als echtgenoot van het slachtoffer op grond van de wet tot haar verzorging verplicht.
De officier van justitie verwijst naar het aanvullende sectierapport van het NFI van 29 september 2020, waarin wordt geconcludeerd dat houdings-gerelateerd zuurstofgebrek, al dan niet in combinatie met onderkoeling, de levensbedreigende situatie en uiteindelijk het overlijden van het slachtoffer kan hebben opgeleverd. Nu verdachte wordt verweten dat hij niet heeft ingegrepen terwijl het slachtoffer in deze houding op de vloer lag, is er in de visie van de officier van justitie sprake van een causaal verband tussen het niet ingrijpen door verdachte en de dood van het slachtoffer.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of verdachte het slachtoffer opzettelijk in een hulpeloze toestand heeft gelaten. Verdachte heeft in de uren dat het slachtoffer op de grond lag meerdere keren geprobeerd haar te wekken. Hij heeft zelfs een filmpje gemaakt waaruit haar hulpbehoevendheid blijkt. Het kan daarom niet anders dan dat verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet heeft gehad op het voortduren van de hulpeloze toestand van het slachtoffer. Het had op de weg van verdachte gelegen aan het begin van de ochtend in te grijpen en zeker op het moment dat hij haar aan het filmen was. Gelet op de lange duur van de situatie kan volgens de officier van justitie niet meer gezegd worden dat sprake was van een inschattingsfout door verdachte. Verdachte had hulp moeten zoeken, ongeacht de wens of de wil van het slachtoffer.
Gelet op het voorgaande acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer in hulpeloze toestand heeft gelaten en dat dit de dood tot gevolg heeft gehad.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 186 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek van het voorarrest. Daarbij moeten de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals door de reclassering geadviseerd. Daarbij heeft de officier van justitie acht geslagen op de over verdachte uitgebrachte rapportages waarin geconcludeerd wordt dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - samengevat weergegeven - bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Volgens de raadsman heeft verdachte gedurende de periode van 13 oktober 2019 rond 2.30 uur tot 13 oktober 2019 rond 15.36 uur, toen verdachte 112 heeft gebeld, steeds met de beste bedoelingen gehandeld. Het slachtoffer bevond zich wel vaker in een gedrogeerde toestand en zij wilde niet dat verdachte hulp inschakelde. Verdachte is ’s nachts diverse keren uit bed gekomen en heeft steeds geprobeerd het slachtoffer naar boven te krijgen. Verdachte heeft niet zien aankomen dat het slachtoffer zou overlijden. Hij was voor hem een complexe situatie. Hij zag pas in de middag dat zij niet meer reageerde en heeft toen direct hulp ingeschakeld. Verdachte is het slachtoffer toen ook gaan reanimeren. Verdachte heeft gedaan wat, gelet op alle omstandigheden en zijn beperkingen, in zijn vermogen lag. Verdachte is licht verstandelijk beperkt en wordt door de psychiater en psycholoog als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. Dat is ook de reden waarom verdachte geen verwijt kan worden gemaakt. Gelet op zijn geestelijke capaciteiten heeft verdachte niet beseft dat de toestand van het slachtoffer zo ernstig was dat zij dringend medische hulp nodig had, zodat het voor een bewezenverklaring vereiste opzet, ook in voorwaardelijke vorm, op het in hulpeloze toestand laten van het slachtoffer, ontbreekt.
3.3.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat verdachte bij de politie en ter terechtzitting uitvoerig en in grote lijnen consistent heeft verklaard over wat er op 12 en 13 oktober 2019 in de woning van verdachte en het slachtoffer is gebeurd. De rechtbank gaat daarom – net als de officier van justitie en de raadsman – uit van de juistheid van deze verklaringen.
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staat ook voor de rechtbank vast dat het slachtoffer zich in de nacht van 12 op 13 oktober 2019 in een hulpeloze toestand heeft bevonden en dat er een causaal verband bestaat tussen het door verdachte in een hulpeloze toestand laten van het slachtoffer en haar overlijden.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte het slachtoffer opzettelijk, al dan niet in de zin van voorwaardelijk opzet, in een hulpeloze toestand heeft gelaten. Voor de beantwoording van deze vraag neemt de rechtbank onder meer in aanmerking wat verdachte over de gebeurtenissen op 12 en 13 oktober 2019 heeft verklaard en wat er uit het zogenaamde triple onderzoek door de psychiater, psycholoog en milieuonderzoeker naar de persoon van verdachte, naar voren komt.
Verdachte en het slachtoffer werden beiden intensief behandeld en begeleid door Stichting Esdégé-Reigersdaal, een stichting die onder meer personen met een verstandelijke beperking bijstaat. Uit de verklaring van één van de begeleiders van Esdégé-Reigersdaal blijkt dat verdachte en het slachtoffer heel veel van elkaar houden. Uit de verklaringen van verdachte komt – samengevat weergegeven – naar voren dat het slachtoffer, na het gebruik van erg veel alcohol (ruim 20 halve liters bier) gecombineerd met medicatie waarvan een deel niet samengaat met alcoholgebruik en zogenaamde poppers, in de loop van de avond een aantal keer is gevallen, waarvan in ieder geval één keer ook op haar hoofd. Na een val in de bijkeuken stond zij niet meer op. Het slachtoffer kon niet op eigen kracht opstaan. Het is wel eerder voorgekomen dat zij na veelvuldig alcoholgebruik en het gebruik van medicatie niet meer kon opstaan. Verdachte heeft ’s avonds nog geprobeerd om haar uit de bijkeuken te krijgen omdat ze op een koude stenen vloer lag, maar dit lukte hem niet omdat het slachtoffer daar niet aan meewerkte. Verdachte is naar bed gegaan en heeft rond 1.30 uur de honden nog uitgelaten. Rond 3.00 uur die nacht is hij weer naar beneden gegaan. Beide keren is het verdachte niet gelukt het slachtoffer wakker en naar boven te krijgen. Hij heeft dat wel geprobeerd door tegen het slachtoffer te zeggen dat ze wakker moest worden en op moest staan. Hij heeft water over haar heen gegooid en haar in haar gezicht geslagen om haar wakker te maken. Om 7.00 uur in de ochtend heeft verdachte haar bij haar jurk gepakt omdat hij haar wilde oppakken. Dat lukte niet omdat de jurk scheurde en toen lag ze naakt op de vloer. Verdachte heeft een deken over haar heen gelegd en is weer naar bed gegaan. Rond 13.00 uur is verdachte opnieuw naar beneden gegaan en zag dat ze nog steeds op de stenen vloer in de bijkeuken lag. Ze voelde steenkoud aan en toen hij haar riep kwam ze bij. Hij gaf haar een paar klappen in haar gezicht en ze probeerde op te staan, maar ze viel. Verdachte heeft haar toen de keuken in getrokken en water, bier en ketchup over haar heen gegooid om haar wakker te krijgen. Het slachtoffer bleef daar liggen en maakte rare geluiden. Verdachte wilde hulp halen en een ambulance bellen, maar het slachtoffer wilde dat niet. Verdachte is haar gaan uitschelden in de hoop dat het slachtoffer op zou staan.
Rond 14.00 uur op 13 oktober 2019 heeft verdachte een foto van het slachtoffer gemaakt waarop te zien is dat het slachtoffer naakt op de stenen keukenvloer ligt. Rond 14.30 uur heeft verdachte een filmpje en een geluidsbestand opgenomen. Op het filmpje is te zien dat het slachtoffer naakt op de keukenvloer ligt en dat ze licht beweegt. Te horen is dat het slachtoffer kreunende geluiden maakt. Op het filmpje en het audiobestand is voorts te horen dat verdachte aan het slachtoffer vraagt om op te staan. Hij zegt dat hij zich ernstige zorgen maakt en dat ze moet worden opgenomen vanwege haar verslavingsprobleem. Voorts zegt hij dat ze op de grond is gevallen, dat ze makkelijk op kan staan, dat ze een egoïst is en dat de honden moeten worden uitgelaten. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij dit filmpje en het geluidsbestand heeft opgenomen voor de begeleiders van Esdegé-Reigersdaal, zodat zij konden zien dat er iets aan het verslavingsprobleem van het slachtoffer moest worden gedaan.
Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat het goed mis was toen hij zag dat het slachtoffer haar ontlasting had laten lopen. Hij heeft toen in haar mond gekeken en zag dat het slachtoffer een blauwe tong had en dat ze aan het sterven was. Vóór die tijd had hij geen enkel besef dat ze dood zou kunnen gaan. Verdachte heeft nog geprobeerd haar te reanimeren door met zijn vuisten op haar borst te slaan zoals hij dat in een televisieserie had gezien. Daarna heeft hij haar trappen in haar rug en op haar schouder gegeven en water over haar heen gegooid om haar bij bewustzijn te krijgen. Uiteindelijk heeft verdachte om 15.36 uur 112 gebeld en is hij de straat opgegaan om de buren om hulp te vragen. De schouwarts heeft ter plaatse om 17.00 uur het lichaam van het inmiddels overleden slachtoffer geschouwd.
In het triple onderzoek d.d. 27 juni 2020 van psychiater [naam psychiater] , GZ-psycholoog [naam GZ-psycholoog] en forensisch milieuonderzoeker [naam forensisch milieuonderzoeker] , beschrijven de psychiater en psycholoog verdachte als een persoon die lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in die zin dat hij een licht verstandelijke beperking heeft. Dit blijkt uit het testpsychologisch onderzoek, maar ook uit het verloop van zijn leven. Hij is hierdoor niet alleen een intellectueel beperkt persoon, maar hij is ook emotioneel en sociaal beperkt. Door deze beperking heeft verdachte meer moeite met het houden van overzicht, het inschatten van situaties en het maken van de juiste beslissingen dan de gemiddeld normale mens.
Het is volgens de psychiater en de psycholoog voorstelbaar dat verdachte in deze complexe situatie vanuit zijn beperkingen de ernst van de situatie niet goed heeft ingeschat en toen hij die wel enigszins doorkreeg, liet hij de wil van zijn vrouw prevaleren boven zijn drang om hulp te vragen, wat wederom een inschattingsfout leek te zijn. Verdachte is onvoldoende in staat geweest om noodsignalen op te pikken, te interpreteren en hierop te handelen. Voor hem was deze situatie met zijn vrouw niet anders dan eerdere incidenten die hij met haar had meegemaakt toen ze onder invloed was geweest. Bij het maken van inschattingen in complexe situaties kan in algemene zin, maar dus ook in het geval van verdachte, worden gesteld dat het vermogen daartoe beperkt is ten opzichte van de gemiddeld normale mens als iemand aan een verstandelijke beperking lijdt. Vooral zijn erg lage performale intelligentie zoals aangetoond middels testonderzoek werkt hierbij beperkend. Hiermee zijn er vanuit zijn beperkingen bezien redenen om te komen tot een doorwerking van zijn beperking ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte heeft de voor hem complexe situatie niet adequaat ingeschat.
De rechtbank leidt uit deze rapportage af dat, gelet op zijn licht verstandelijke beperking, verdachte in mindere mate dan een gemiddelde persoon in staat is tot het op adequate wijze inschatten van een complexe situatie als de onderhavige en het vervolgens daarop op passende wijze reageren. Dat verdachte de onderhavige situatie onjuist heeft ingeschat volgt uit zijn verklaringen en blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het filmpje en het audiobestand dat verdachte voor de begeleiders heeft gemaakt, terwijl het slachtoffer er op dat moment zeer ernstig aan toe was en zij kort daarna ook is overleden. Uit het commentaar dat verdachte bij het filmpje geeft op het gedrag van het slachtoffer blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat hij zich de acute ernst van de situatie op dat moment nog altijd niet realiseerde. Hij filmt immers het stervende slachtoffer om dit later aan haar begeleiders te laten zien om hen in te laten zien dat zij hulp nodig heeft bij haar verslaving. Kennelijk was voor hem deze situatie niet anders dan eerdere incidenten die hij volgens zijn verklaring met het slachtoffer had meegemaakt, toen zij ook onder invloed van alcohol en medicijnen was en zij op enig moment zelf weer was bijgekomen. Ook uit het gedrag dat verdachte in de nacht en de loop van de dag ten opzichte van het slachtoffer heeft vertoond, leidt de rechtbank af dat verdachte de ernst en de complexiteit van de situatie niet heeft overzien. Het inzicht dat het slachtoffer dringend medische hulp nodig had kwam pas toen het slachtoffer haar ontlasting liet lopen en verdachte zag dat de tong van het slachtoffer blauw was. Verdachte is toen wel direct gaan reanimeren en heeft hulp ingeschakeld.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet tijdig medische hulp heeft ingeroepen, omdat hij - door zijn beperkte geestelijke capaciteiten - niet besefte dat de toestand van het slachtoffer op een bepaald moment zo ernstig was dat zij dringend medische hulp nodig had, eerder dan het moment waarop verdachte die hulp heeft ingeschakeld. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van een situatie waarin verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer, zijn echtgenote, in een hulpbehoevende toestand heeft gelaten, terwijl dit haar dood tot gevolg heeft gehad. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat bij verdachte sprake was van het voor de bewezenverklaring vereiste opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm.
Dat betekent dat verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [naam benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 19.639,13 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. B.C. Swier, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 februari 2021.
mr. Swier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.