ECLI:NL:RBNHO:2021:1490

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
15-124805-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van phishing, oplichting, computervredebreuk en diefstal door een criminele organisatie

Op 19 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van drie misdrijven gerelateerd aan phishing: oplichting, computervredebreuk en diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten een criminele organisatie vormde die zich richtte op het plegen van deze misdrijven. De feiten vonden plaats tussen 1 maart 2020 en 7 mei 2020, waarbij slachtoffers werden benaderd via valse e-mails die leken te zijn verzonden door de ING Bank. Door op links in deze e-mails te klikken, werden slachtoffers verleid om persoonlijke gegevens in te vullen, die vervolgens door de verdachten werden misbruikt om toegang te krijgen tot hun bankrekeningen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten gebruik maakten van valse identiteiten en hoedanigheden, en dat zij in staat waren om inloggegevens te verkrijgen en geldbedragen van de rekeningen van slachtoffers te stelen. De verdachte werd ook beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, wat werd bewezen door de gestructureerde samenwerking tussen de verdachten en de uitvoering van de misdrijven. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, ING Bank N.V., deels toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding voor de geleden materiële schade.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en heeft daarnaast diverse goederen verbeurd verklaard die in verband stonden met de gepleegde misdrijven. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, vooral in het licht van de coronacrisis waarin deze misdrijven plaatsvonden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-124805-20
Uitspraakdatum: 19 februari 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 februari 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T. Fikkers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. van Galen, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 7 mei 2020, te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Heemskerk, en/of te IJmuiden, gemeente Velsen, en/of te Purmerend, en/of te Amsterdam en/of te ’s-Gravenhage en/of te Schiedam en/of te Heerhugowaard en/of te Veenendaal en/of te Heenvliet, gemeente Nissewaard en/of te Haarlem en/of te Rotterdam en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een ander) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(telkens) 54, althans een (groot aantal) perso(o)n(en), te weten – al dan niet onder meer - : [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] / [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] ,
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een goed en/of tot het verlenen van een dienst en/of het ter
beschikking stellen van (een) gegeven(s), te weten – al dan niet onder meer - van:
- (een) bankpas(sen) en/of
- (een) gebruikersna(a)m(en) en/of wachtwoord(en) van (Mijn) ING en/of
- (een) betaalpasgegeven(s) en/of rekeningnummer(s) en/of
- (een) geboortedat(um)(a) en/of
- (een) telefoonnummer(s) en/of huisnummers(s) en/of
- (een) TAN- en/of activeringscode(s) en/of
- het bevestigen van (een) inlogsessie(s) en/of (geld)transactie(s) en/of (geld)overboeking(en),
immers heeft/hebben/is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid meermalen, althans éénmaal,
- ( valselijk) uit hoofde van/op naam van (de) ING Bank (N.V.) en/of op naam van [naam] een e-mail verstuurd met daarin een link en/of waarna door het drukken op de link vervolgens werd gevraagd om het invullen van (een formulier met) (een) voornoemd(e) gegeven(s) en/of
- zich voorgedaan als (een) (bonafide) medewerker(s) van de ING bank en/of zich voorgedaan als [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] van de ING bank en in die hoedanigheid telefonisch contact gezocht/opgenomen met voornoemde perso(o)n(en) en/of in dat/die telefonische gesprek(ken) gevraagd om/naar (een) voornoemd(e) gegeven(s) en/of goed(eren) en/of dienst(en) en/of
- zich voorgedaan als een (bonafide) medewerker van DHL en/of (zijn ze) in die hoedanigheid en/of met DHL kleding aan naar de woning van voornoemde perso(o)n(en) gegaan,
waardoor voornoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
2
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 7 mei 2020, te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Heemskerk, en/of te IJmuiden, gemeente Velsen, en/of te Purmerend, en/of te Amsterdam en/of te ’s-Gravenhage en/of te Schiedam en/of te Heerhugowaard en/of te Veenendaal en/of te Heenvliet, gemeente Nissewaard en/of te Haarlem en/of te Rotterdam en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in (een) geautomatiseerd(e) werk(en) en/of in een de(e)l(en) daarvan is binnengedrongen,
te weten (telkens):
- in een of meerdere (web)server(s) en/of netwerk(en) van de ING Bank en/of ING Groep (N.V.) en/of
International Card Services B.V. en/of
- in een of meerdere (betaal-/bank-/rekening)omgevingen (van (de) ING Bank (N.V.) (te weten: Mijn ING en/of de ING Mobiel Bankieren App)) behorende bij (een) rekening(en) (die niet op naam waren gesteld van verdachte en/of zijn mededader(s)), te weten ten name van 54, althans een (groot aantal) (andere) perso(o)n(en), – al dan niet onder meer – te name van : [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] / [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of
- in een of meerdere (betaal-/bank-/rekening)omgevingen van International Card Services B.V. (te weten: de webportal “Mijn ICS” en/of de ICS-app) behorende bij (een) rekening(en) die niet op naam waren gesteld van verdachte en/of zijn mededader(s), te weten ten name van drie, althans een of meerdere (andere) perso(o)n(en),
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens), toegang tot dat/die werk(en) heeft/hebben verworven door het doorbreken van een beveiliging en/of door een technische ingreep en/of met hulp van valse signalen of een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) zonder daartoe gerechtigd te zijn en/of door zich voor te doen als de gerechtigde gebruiker(s) en/of rekeninghouder(s) (telkens) een en/of meermalen:
- (
met (een) wederrechtelijk verkregen (inlog-/TAN-)gegeven(s)) ingelogd op een of meerdere (web)server(s) en/of netwerk(en) van de ING Bank (N.V.) en/of ING Groep (N.V.) en/of International Card Services B.V. en/of
- (met (een) wederrechtelijk verkregen (inlog-/TAN-)gegeven(s)) een of meerdere ING mobiel Bankieren App(s) gekoppeld aan het internetbankieren account (Mijn ING) van (een) bovengenoemde rekening(en) en/of
- ( met (een) wederrechtelijk verkregen gegeven(s)) ingelogd op voornoemde (betaal-/bank-/rekening)omgeving(en) behorende bij (een) bovengenoemde rekening(en) van (de) ING Bank (N.V.) en/of International Card Services B.V. en/of (vervolgens) (een) gegeven(s) gewijzigd en/of (een) mobiele betaalpas(sen) aangemaakt;
3
PRIMAIR
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 7 mei 2020, te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Heemskerk, en/of te IJmuiden, gemeente Velsen, en/of te Purmerend, en/of te Amsterdam en/of te ’s-Gravenhage en/of te Schiedam en/of te Heerhugowaard en/of te Veenendaal en/of te Heenvliet, gemeente Nissewaard en/of te Haarlem en/of te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Rotterdam en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan 36, althans een (groot aantal) perso(o)n(en), te weten – al dan niet onder meer – aan: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] / [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) (telkens) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s),
- door zonder daartoe gerechtigd te zijn gebruik te maken van de/een inlog-/TAN-gegeven(s) en/of door zonder daartoe gerechtigd te zijn in te loggen op de (betaal-/bank-rekening)omgevingen van (de) ING Bank (N.V.) (te weten: Mijn ING en/of de ING Mobiel Bankieren App) behorende bij de rekening(en) van bovengenoemde perso(o)n(en) en/of (vervolgens) zonder daartoe gerechtigd te zijn (een) (geld)transactie(s) te verrichten en/of (een) overboeking(en) te verrichten ten nadele van de rekening(en) van bovengenoemde perso(o)n(en) en/of
- door zonder daartoe gerechtigd te zijn met (een) pincode(s) en/of (een) bankpas(sen) behorende bij de rekening(en) van bovengenoemde perso(o)n(en) een of meerdere geldbedrag(en) op te nemen bij (een) pinautoma(a)ten) ten nadele van de rekening(en) van bovengenoemde perso(o)n(en) en/of
- door zonder daartoe gerechtigd te zijn al dan niet middels (een) mobiele betaalpas(sen) en/of Apple Pay (contactloos) te betalen ten nadele van de rekening(en) van bovengenoemde perso(o)n(en);
SUBSIDIAIR:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 05 mei 2020 tot en met 07 mei 2020, te Amsterdam en/of elders in Nederland,
(telkens) een voorwerp, te weten: een of meerdere geldbedrag(en) (al dan niet te weten een
totaalbedrag van €2800,- (van [naam] ))
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
4
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 7 mei 2020, te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Heemskerk, en/of te IJmuiden, gemeente Velsen, en/of te Purmerend, en/of te Amsterdam en/of te ’s-Gravenhage en/of te Schiedam en/of te Heerhugowaard en/of te Veenendaal en/of te Heenvliet, gemeente Nissewaard en/of te Haarlem en/of te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Rotterdam en/of elders in Nederland,
(telkens) heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit:
- verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] en/of uit (een) onbekend gebleven perso(o)n(en),
welke organisatie (telkens) tot oogmerk had/heeft het plegen van misdrijven, namelijk:
de/het misdrijf/misdrijven als omschreven in artikel 326 (oplichting) en/of artikel 138ab
(computervredebreuk) en/of artikel 310 (diefstal) en/of artikel 420bis/ter (gewoonte)witwassen en/of artikel 350a (aantasting/manipulatie computergegevens) en/of artikel 232 lid 2 (gebruik valse of vervalste betaalpas, waardekaart e.d.).

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. InleidingTen tijde van de eerste coronagolf in maart 2020 raakte bij de ING Bank N.V. (hierna: ING) bekend dat klanten het slachtoffer waren geworden van een grootschalige ‘phishing-campagne’. ING meldde bij de politie dat dit ‘vissen’ vermoedelijk door een specifieke dader of dadergroep werd uitgevoerd vanaf tenminste 5 maart 2020. Klanten kregen een vals e-mailbericht (dat zogenaamd door ING was verstuurd) en kwamen door op een link daarin te klikken terecht op een website, lijkend op een website van ING. Op deze website werd aan de klant gevraagd gegevens, waaronder inloggegevens en een telefoonnummer, aan te leveren. Als klanten hier gehoor aan gaven, belandden die gegevens bij de verdachte(n) en was sprake van oplichting (feit 1 op de tenlastelegging). Met die gegevens kon vervolgens de ING Mobiel Bankieren App worden gekoppeld aan de Iphone van de verdachte(n) en worden ingelogd op de bankomgeving van de klant. Wanneer dit gebeurde, was sprake van computervredebreuk (feit 2 op de tenlastelegging). Vervolgens werd zogenaamd als bankmedewerker naar het verkregen telefoonnummer gebeld, veelal met verwijzing naar de eerder door de klant verstrekte gegevens op het (valse) formulier, om in aanvulling daarop, de klant de inlogsessie op voornoemde Iphone te laten bevestigen en vervolgens tan-codes of andere inlogcodes te bemachtigen. Na voltooiing van deze tweede oplichting (ook feit 1 op de tenlastelegging) kon via de verkregen code(s) controle over de betaalomgeving worden uitgeoefend. Zo kon dan de mobiele betaalpas worden geactiveerd en/of geld worden overgemaakt naar katvanger-rekeningen. Dat leverde dan weer computervredebreuk op (feit 2 op de tenlastelegging), gevolgd door diefstal met een valse sleutel (feit 3 op de tenlastelegging). De diefstal werd voortgezet door daadwerkelijk geld van die katvanger-rekeningen te pinnen en/of door direct van de rekening van de klanten met een mobiele bankpas (‘ApplePAY’) in een winkel goederen te betalen (ook feit 3 op de tenlastelegging). De verdachte(n) opereerde(n) steeds vanaf een telefoon met een bepaald IMEI-nummer, te weten [nummer] . Dit IMEI-nummer behoort bij de Iphone 11 van verdachte [medeverdachte] (“Iphone van [naam] ”). Genoemd IMEI-nummer is van 29 april tot en met 8 mei 2020 door de politie afgeluisterd. Op 7 mei 2020 zijn de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] aangehouden in een kamer van het Joy Hotel Amsterdam-Zuidoost. In de hotelkamer werd onder meer een draaiende Acerlaptop aangetroffen, die alle softwarebenodigdheden bevatte om grootschalig te kunnen “vissen”, alsmede nepdocumenten/mails/sites van ING. In de zwarte schoudertas van verdachte [verdachte] zaten meerdere pinpassen die niet op zijn naam stonden.
ING heeft aangifte gedaan van 54 gevallen van – kort gezegd – frauduleus handelen (verder: zaaksdossiers). De namen van de klanten waarop de aangifte ziet en een korte omschrijving van het handelen van de dader(s) worden genoemd in een door ING verstrekt excelbestand. Dit bestand is niet in het digitale dossier opgenomen, omdat het niet is gelukt het bestand in de digitale omgeving van het dossier leesbaar te maken. De politie heeft het voormelde excelbestand daarom uitgewerkt in een proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank zal in de bewijsmotivering hieronder en in de bewijsmiddelenbijlage naar dit proces-verbaal verwijzen. Vier van de in de tenlastelegging bij naam genoemde klanten van ING hebben ook zelfstandig aangifte bij de politie gedaan.
International Card Services B.V. (hierna: ICS), een bedrijf dat creditcards verstrekt, heeft aangifte gedaan van drie gevallen (verder: zaaksdossiers) van – kort gezegd – soortgelijk frauduleus handelen.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, onder 3 primair en onder 4 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat hij de feiten bewezen acht ten aanzien van een groot aantal personen, met uitzondering van de met name genoemde slachtoffers: [naam] , [naam] , [naam] en [naam] , ten aanzien waarvan hij partiele vrijspraak heeft gevorderd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1:
De raadsman heeft zich op primair het standpunt gesteld dat integrale vrijspraak dient te volgen.
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat hooguit bewezen kan worden verklaard dat verdachte bij zeven incidenten betrokken is geweest.
Ten aanzien van feit 2:
De raadsman heeft zich op primair het standpunt gesteld dat integrale vrijspraak dient te volgen.
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat hooguit bewezen kan worden verklaard dat verdachte bij één incident betrokken is geweest.
Ten aanzien van feit 3 primair:
De raadsman heeft zich op primair het standpunt gesteld dat integrale vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair:
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot een mogelijke bewezenverklaring, met dien verstande dat alleen bewezen kan worden verklaard dat verdachte één keer geld heeft gepind, op 5 mei 2020, en hij dat geld dus op die dag voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 4:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen voor dit feit omdat de rol van zijn cliënt te summier en beperkt is om in zijn geval aan te nemen dat sprake is van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 1 tot en met 3
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van ICS ten aanzien van alle drie de zaaksdossiers ( [naam] , [naam] en [naam] ), niet wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel in het dossier. Derhalve is sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de misdrijven waarvan door ICS aangifte is gedaan en zal de verdachte voor de onderdelen van de tenlastelegging die op deze aangifte zien, worden vrijgesproken.
Hetzelfde geldt voor de volgende zaaksdossiers waarop de aangifte van ING betrekking heeft [1] :
[naam] (nr. 1 op de lijst van ING), [naam] (nr. 3), [naam] (nr. 4), [naam] (nr. 6), [naam] (nr. 7), [naam] (nr. 8), [naam] (nr. 9 en 10), [naam] (nr. 11), [naam] (nr. 12), [naam] (nr. 13), [naam] (nr. 14), [naam] (nr. 15), [naam] (nr. 17), [naam] (nr. 18), [naam] (nr. 19), [naam] (nr. 21), [naam] (nr. 22), [naam] (nr. 23), [naam] (24), [naam] (nr. 25), [naam] (nr. 26), [naam] (nr. 28), [naam] (nr. 29), [naam] (nr. 30), [naam] (nr. 31), [naam] (nr. 32), [naam] (nr. 34), [naam] (nr. 35), [naam] (nr. 36), [naam] (nr. 37), [naam] (nr. 38), [naam] (nr. 39), [naam] (nr. 40), [naam] (nr. 41), [naam] (nr. 42), [naam] (nr. 43), [naam] (nr. 44), [naam] (nr. 45), [naam] (nr. 46), [naam] (nr. 47), [naam] (nr. 48), [naam] (nr. 50), [naam] (nr. 53) en [naam] (nr. 54).
Ten aanzien van voornoemde zaaksdossiers acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het medeplegen van oplichting, computervredebreuk en diefstal door de verdachte.
3.3.3
Bewijsmotivering feiten 1 tot en met 4
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
Betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte]
De rechtbank acht in negen van de gevallen waarvan ING aangifte heeft gedaan (naast de aangifte) voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor een bewezenverklaring van oplichting en computervredebreuk in vereniging als ten laste gelegd onder de feiten 1 en 2. De rechtbank acht in zeven van de gevallen ook voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor bewezenverklaring van de onder feit 3 ten laste gelegde diefstal.
Daarbij is (onder meer) het volgende van belang.
In alle voornoemde (9) gevallen werd telefonisch contact met de slachtoffers gelegd via de Iphone 11 van de medeverdachte [naam] [medeverdachte] .
Het IMEI-nummer van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] is in de periode van 28 april 2020 tot en met 8 mei 2020 afgeluisterd. In die periode heeft de politie een groot aantal, namelijk 149, telefoongesprekken beluisterd waarbij iemand zich voordeed als ING-medewerker, zich ook wel noemende ( [naam] ) [naam] of ( [naam] ) [naam] . Uit analyse van de opgenomen gesprekken blijkt dat de telefoon slechts door één persoon werd gebruikt. De telefoon werd ook gebruikt voor het bestellen van eten via Thuisbezorgd.nl op naam van [naam] (met ook als e-mailadres [naam] . [medeverdachte] @Icloud.com), niet alleen vanuit het Joy Hotel te Amsterdam Zuid-Oost, waar verdachte en de medeverdachte op 7 mei 2020 zijn aangetroffen, maar ook vanaf het huisadres van de medeverdachte [medeverdachte] . Uit de aangifte van ING volgt dat zowel het IP-adres van het thuisadres van medeverdachte [medeverdachte] werd gebruikt bij de fraude als ook het IP adres behorend bij het Joy hotel. De Iphone 11 is op 7 mei 2020 bij de verdachten op de hotelkamer aangetroffen en het afluisteren van het Imei-nummer, gekoppeld aan deze telefoon, heeft geleid tot de aanhouding van de verdachten, omdat ook die dag wederom een bestelling via Thuisbezorgd.nl werd gedaan, die ook door de medeverdachte in het hotel in ontvangst werd genomen. Bovendien is in de telefoon een groepsapp aangetroffen van Snapchat met de naam ‘Scamscam’, van welke groep de verdachte en de medeverdachten deel uitmaakten.
Deze omstandigheden samengenomen brengen de rechtbank tot de overtuiging dat de telefoon ofwel door de medeverdachte [medeverdachte] zelf is gebruikt, ofwel door iemand in zijn onmiddellijke nabijheid en met zijn medeweten.
De betrokkenheid van de medeverdachte [medeverdachte] bij de strafbare feiten blijkt voorts uit de omstandigheid dat bij doorzoeking in zijn woning DHL-kleding is aangetroffen, terwijl in sommige gevallen de bankpas van het slachtoffer werd opgehaald door iemand in DHL-kleding. Bovendien heeft de medeverdachte [medeverdachte] de hotelkamers geboekt en betaald van waaruit het “vissen” werd uitgevoerd. Medeverdachte [medeverdachte] en verdachte zijn als gezegd op 7 mei 2020 in hotelkamer 208 aangetroffen, waarbij op dat moment op het tweepersoonsbed in de hotelkamer een draaiende Acer laptop lag, waarop phishing sites openstonden. Deze laptop bevatte alle softwarematige benodigdheden om grootschalig te kunnen vissen, en nepdocumenten/mails/sites van ING.
De Acer laptop bleek eerder met het internet verbonden te zijn geweest via zowel de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] als met de telefoon van de verdachte, vermoedelijk telkens als hotspot.
Op de hotelkamer werd nog een andere laptop aangetroffen van het merk Lenovo. Ook deze laptop was uitgerust met phishing sofware, ook gericht op ING. Deze Lenovo laptop zat in een zwarte rugzak van het merk Eastpak die op de grond lag en leek alleen met het internet verbonden te zijn geweest via de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] . Deze Lenovo laptop is ook direct verbonden geweest met het IP-adres [nummer] , het IP-adres van (het ouderlijk huis) van medeverdachte [medeverdachte] . De medeverdachte heeft tegenover de politie verklaard dat de zwarte rugzak waarin de Lenovo laptop werd aangetroffen van hem is. [2] Hoewel de medeverdachte ontkent dat de Lenovo laptop van hem is, gaat de rechtbank er gelet op het voorgaande vanuit dat deze Lenovo laptop in elk geval door medeverdachte [medeverdachte] werd gebruikt.
Betrokkenheid van verdachte
De rechtbank gaat in het licht van het voorgaande voorts uit van de betrokkenheid van verdachte bij de phishing acties op grond van het volgende.
Bij aanhouding in de hotelkamer werden twee laptops aangetroffen, beide volledig gevuld en uitgerust met grotendeels dezelfde phishing software. De Lenovo laptop, die de rechtbank aan medeverdachte [medeverdachte] toeschrijft, zat bij de aanhouding (niet actief) in zijn rugzak. De Iphone 11 die tot de dag van aanhouding blijkens de afgeluisterde gesprekken steeds is gebruikt voor babbeltrucs, werd op bed aangetroffen en is door medeverdachte [medeverdachte] , die dag in elk geval gebruikt om eten te bestellen. Eveneens werd op het bed een draaiende Acer laptop aangetroffen, die op dat moment verbonden was met een witte Iphone Uit onderzoek aan de laptop is gebleken dat ook de “Iphone van [naam] ” verbonden is geweest met deze laptop. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte de eigenaar was van de Iphone van [naam] , zijnde een zwarte Iphone 7 met een sticker op de achterkant. De verdachte heeft ten tijde van de zitting verklaard dat dit zijn telefoon was. Nu bij de phishing-activiteiten een zekere mate van verdeling is vereist en aannemelijk is dat de medeverdachte de Iphone 11 hanteerde, gaat de rechtbank er daarom van uit dat de Acer laptop (ook) in gebruik was bij de verdachte. Een foto van een vergelijkbare laptop werd ook op zijn telefoon aangetroffen. In de Iphone 7 is bovendien veel materiaal over pinpassen en phishing gevonden, waaronder een chatgesprek dat dateert uit januari 2020 over ‘bonken’ (straattaal voor phishing) en pinpassen van katvangers. Bovendien is een proton e-mailadres op deze telefoon geïnstalleerd, waarmee de “visvangst’ vaak wordt verwerkt. [3] Een aantal van de in de telefoon aangetroffen foto’s zijn te verbinden aan zaken (gepleegd in de periode van 18 maart tot en met 5 mei 2020) waarvan ING aangifte heeft gedaan, waaronder bijvoorbeeld de zaken [naam] (nr. 5 op de lijst van ING) en [naam] (nr. 33), van wie geld via de katvanger-rekening van ‘ [naam] ’ werd weggesluisd. Met betrekking tot de rekening van het laatstgenoemde slachtoffer staat een foto van een mislukte betalingsopdracht in deze telefoon. In de zaak [naam] (zaaksdossier 49) is een afbeelding van de bankpas van katvanger [naam] op de telefoon van verdachte aangetroffen. Verdachte is daarnaast door verbalisanten herkend als degene die uiteindelijk het geld van de rekening van [naam] heeft gepind. Verdachte heeft dit laatste ook ter terechtzitting bekend.
Verdere overwegingen met betrekking tot medeplegen
[verdachte] en [medeverdachte] beschikken over een aantal dezelfde foto’s in hun telefoons. Ook werd tussen de telefoons van [medeverdachte] , [verdachte] en een derde gecommuniceerd over phishing in een chat, genaamd: ‘Scamscam’ van de applicatie Snapchat. Verdachte heeft bijvoorbeeld de voormelde foto van de mislukte overschrijving van de rekening van [naam] in de Scamscam-groep geplaatst. Voorts heeft de telefoon van verdachte op 5, 6 en 7 mei 2020 vaak zendmasten aangestraald in de omgeving van het Joy Hotel in Amsterdam-Zuidoost evenals de telefoon van [medeverdachte] waarmee de gesprekken met de slachtoffers werden gevoerd, waarbij inlogcodes en andere gegevens werden achterhaald en slachtoffers werden bewogen om bepaalde handelingen te bevestigen op hun internetbankierenaccount van ING. Verdachte heeft ter terechtzitting ter terechtzitting verklaard dat hij vaker in het Joy Hotel kwam. Daarnaast is verdachte zoals gezegd herkend als degene die -na phishing- een groot geldbedrag heeft gepind op 5 mei 2020 in Amsterdam-Zuidoost De verdachten zijn bovendien samen aangetroffen in de hotelkamer van het hotel waar vandaan phishing activiteiten plaatsvonden, terwijl de ook aan de verdachte toegeschreven laptop draaide. Gelet op het voorgaande en mede gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van de verdachten afzonderlijk is overwogen, is de rechtbank dan ook van oordeel dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, zodat het tenlastegelegde medeplegen eveneens zal worden bewezen.
Overwegingen ten aanzien van feit 4:
De verdachte wordt verweten dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had misdrijven te plegen.
Onder een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt blijkens vaste jurisprudentie verstaan dat sprake is van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander persoon. Bij de beantwoording van de vraag of een dergelijk samenwerkingsverband het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, waaronder begrepen het gedurende enige tijd misdrijven begaan van slechts één soort, zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of de onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van een gemeenschappelijk doel van de organisatie en, meer in het algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichtte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Van deelname aan een criminele organisatie is slechts dan sprake, indien de verdachte:
1. behoort tot het samenwerkingsverband; en
2. een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk.
Voor deelneming is daarbij voldoende dat betrokkene in zijn algemeenheid weet - in de zin van onvoorwaardelijk opzet - dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Er moet sprake zijn van een zodanige rol in het geheel van handelingen dat het samenwerkingsverband daardoor functioneert of functioneren kan.
De rechtbank overweegt dat - met inachtneming van al hetgeen zij eerder heeft overwogen - voldoende is gebleken dat er sprake is geweest van een duurzame onderlinge samenwerking en een min of meer gestructureerd samenwerkingsverband tussen meerdere personen. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestaan van een organisatie inherent aan het hiervoor beschreven fenomeen van phishing. Zo dient een website gelijkend op de omgeving van internetbankieren van ING ontwikkeld te worden, moet de “visvangst’ verwerkt worden, zodat men de slachtoffers telefonisch kan benaderen met een babbeltruc of fysiek in DHL kleding en moeten daarnaast katvangers worden geregeld die hun rekeningen ter beschikking stellen om geldbedragen op te laten storten en/of van die rekeningen te pinnen. Daarbij is snelheid geboden, zodat de “geviste” rekening kan worden leeg getrokken voordat de oplichting en computervredebreuk door de bank of door de rekeninghouder wordt ontdekt. Deze handelwijze, op deze schaal, vergt een planmatige aanpak, samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Dat de verdachten daarin geslaagd zijn, volgt uit het aantal bewezenverklaarde ‘phishing’ gevallen. Dat de verdachten over de phishing communiceren via Snapchat, in de groeps-chat Scamscam, illustreert ook het samenwerkingsverband. Ook de omstandigheid dat de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] samen ‘kantoor hielden’ in het Joy Hotel in Amsterdam- Zuidoost, dat daarbij steeds de Iphone 11 van verdachte [medeverdachte] met verschillende nummers werd gebruikt om de rekeninghouders van ING te bellen en vervolgens door het hele land heen geld uit de pinautomaten werd opgenomen, geeft blijk van een gestructureerde samenwerking met het oogmerk om mensen op te lichten, hun bankomgeving over te nemen en hun geld weg te nemen.
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat er een criminele organisatie bestond die tot oogmerk had het plegen van de ten laste gelegde strafbare feiten, waaraan de verdachte in de periode van 1 maart 2020 tot en met 7 mei 2020 heeft deelgenomen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 7 mei 2020 in Nederland,
telken tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een aantal personen, te weten – onder meer – :
[slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 11] ,
telkens heeft bewogen tot de afgifte van een goed en/of tot het verlenen van een dienst en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten – onder meer – van:
- (een) bankpas(sen) en/of
- (een) gebruikersna(a)m(en) en/of wachtwoord(en) van (Mijn) ING en/of
- (een) betaalpasgegeven(s) en/of rekeningnummer(s) en/of
- (een) geboortedat(um)(a) en/of
- (een) telefoonnummer(s) en/of huisnummers(s) en/of
- (een) TAN- en/of activeringscode(s) en/of
- het bevestigen van (een) inlogsessie(s) en/of (geld)transactie(s) en/of (geld)overboeking(en),
immers heeft/hebben/is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid meermalen, althans éénmaal,
- ( valselijk) uit hoofde van/op naam van (de) ING Bank (N.V.) en/of op naam van [naam] een e-mail verstuurd met daarin een link en/of waarna door het drukken op de link vervolgens werd gevraagd om het invullen van (een formulier met) (een) voornoemd(e) gegeven(s) en/of
- zich voorgedaan als (een) (bonafide) medewerker(s) van de ING bank en/of zich voorgedaan als [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of van de ING bank en in die hoedanigheid telefonisch contact gezocht/opgenomen met voornoemde perso(o)n(en) en/of in dat/die telefonische gesprek(ken) gevraagd om/naar (een) voornoemd(e) gegeven(s) en/of goed(eren) en/of dienst(en) en/of
- zich voorgedaan als een (bonafide) medewerker van DHL en/of in die hoedanigheid met DHL kleding aan naar de woning van voornoemde persoon gegaan,
waardoor voornoemde personen telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgiftes;
2
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 7 mei 2020, telkens tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), telkens opzettelijk en wederrechtelijk in geautomatiseerde werken en/of in delen daarvan is binnengedrongen, te weten telkens:
- in een of meerdere (web)server(s) en/of netwerk(en) van de ING Bank en/of ING Groep (N.V.) en/of
- in een of meerdere (betaal-/bank-/rekening)omgevingen (van (de) ING Bank (N.V.) (te weten: Mijn ING en/of de ING Mobiel Bankieren App)) behorende bij (een) rekening(en) (die niet op naam waren gesteld van verdachte en/of zijn mededader(s)), te weten ten name van een aantal andere personen, – onder meer – ten name van: [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 11] ,
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens), toegang tot dat/die werk(en) heeft/hebben verworven door het doorbreken van een beveiliging en/of door een technische ingreep en/of met hulp van valse signalen of een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) zonder daartoe gerechtigd te zijn en/of door zich voor te doen als de gerechtigde gebruiker(s) en/of rekeninghouder(s) (telkens) een en/of meermalen:
- met (een) wederrechtelijk verkregen (inlog-/TAN-)gegeven(s)) ingelogd op een of meerdere (web)server(s) en/of netwerk(en) van de ING Bank (N.V.) en/of ING Groep (N.V.) en/of
- met (een) wederrechtelijk verkregen (inlog-/TAN-)gegeven(s)) een of meerdere ING mobiel Bankieren App(s) gekoppeld aan het internetbankieren account (Mijn ING) van (een) bovengenoemde rekening(en) en/of
- met (een) wederrechtelijk verkregen gegeven(s)) ingelogd op voornoemde (betaal-/bank-/rekening)omgeving(en) behorende bij (een) bovengenoemde rekening(en) van (de) ING Bank (N.V) en/of (vervolgens) (een) gegeven(s) gewijzigd en/of (een) mobiele betaalpas(sen) aangemaakt;
3 Primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 7 mei 2020, in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een of meerdere geldbedrag(en), toebehorende aan een aantal personen, te weten – onder meer – aan:
[slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 11] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) de weg te nemen goederen telkens onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s),
- door zonder daartoe gerechtigd te zijn gebruik te maken van de/een inlog-/TAN-gegeven(s) en/of door zonder daartoe gerechtigd te zijn in te loggen op de (betaal-/bank-/rekening)omgevingen van (de) ING Bank (N.V.) (te weten: Mijn ING en/of de ING Mobiel Bankieren App) behorende bij de rekening(en) van bovengenoemde perso(o)n(en) en/of (vervolgens) zonder daartoe gerechtigd te zijn (een) (geld)transactie(s) te verrichten en/of (een) overboeking(en) te verrichten ten nadele van de rekening(en) van bovengenoemde perso(o)n(en) en/of
- door zonder daartoe gerechtigd te zijn met (een) pincode(s) en/of (een) bankpas(sen) behorende bij de rekening(en) van bovengenoemde perso(o)n(en) een of meerdere geldbedrag(en) op te nemen bij (een) pinautoma(a)ten) ten nadele van de rekening(en) van bovengenoemde perso(o)n(en) en/of
- door zonder daartoe gerechtigd te zijn al dan niet middels (een) mobiele betaalpas(sen) en/of Apple Pay (contactloos) te betalen ten nadele van de rekening(en) van bovengenoemde perso(o)n(en);
4
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 7 mei 2020 in Nederland,
(telkens)heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit:
- verdachte en
/ofmedeverdachte [medeverdachte] en uit (een) onbekend gebleven perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had/heeft het plegen van misdrijven, namelijk: de misdrijven als omschreven in artikel 326 (oplichting) en
/ofartikel 138ab (computervredebreuk) en artikel 310 (diefstal).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 tot en met 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van computervredebreuk gepleegd door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk, terwijl de dader vervolgens door tussenkomst van het geautomatiseerd werk waarin hij is binnengedrongen de toegang verwerft tot het geautomatiseerd werk van een derde, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldigen het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
deelneming aan een organisatie die tot het oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren, verbonden aan het voorwaardelijke strafdeel.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De raadsman heeft primair verzocht om ten hoogste een gevangenisstraf op te leggen van 365 dagen, waarvan 137 dagen voorwaardelijk.
De raadsman heeft als subsidiair standpunt de rechtbank in overweging gegeven om een gevangenisstraf op te leggen van 365 dagen, waarvan 137 dagen voorwaardelijk.
De raadsman heeft als uiterst subsidiair standpunt de rechtbank in overweging gegeven om een gevangenisstraf op te leggen van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende enige tijd deelgenomen aan een criminele organisatie die tot doel had misdrijven te plegen die verband houden met phishing (oplichting, computervredebreuk en diefstal). De verdachte leverde binnen het samenwerkingsverband in ieder geval twee van de noodzakelijke handelingen: het opvragen van informatie met betrekking tot potentiële slachtoffers van (een) phishing site(s) en pinnen van weggenomen geld van een (van de) slachtoffer(s) van de rekening(en) van katvangers. De verdachte heeft daarbij een substantiële rol vervuld binnen de organisatie en bijgedragen aan de verwezenlijking van de doelen van de organisatie en de bewezenverklaarde oplichtingen, diefstallen en computervredebreuk. Door het handelen van de organisatie wordt het vertrouwen dat rekeninghouders in het algemeen in het betalingsverkeer en bankwezen mogen hebben, ernstig ondermijnd. Ook hebben de daders met de begane misdrijven schade veroorzaakt. De verdachte en zijn mededader(s) zijn erop uit geweest geldelijk gewin te behalen, zonder zich daarbij rekenschap te geven van of zich te laten weerhouden door de gevolgen.
In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte en zijn mededader(s) de eerste coronagolf hebben misbruikt door nietsvermoedende rekeninghouders onder het mom van ‘bankieren in tijden van corona’ cruciale gegevens en/of bankpassen af te troggelen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 29 juni 2020 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland. De rechtbank neemt het advies van de reclassering om bij een (deels) voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden op te leggen van onder meer een meldplicht en een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden niet over. Daarbij is van belang dat verdachte ter terechtzitting de indruk heeft gewekt slechts open te staan voor praktische hulp zoals het vinden van een woning en niet voor overige hulp en begeleiding vanuit de reclassering ter voorkoming van recidive.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag van € 1.490,-, vermeld onder 1 van de op de beslaglijst van 12 januari 2021 dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat dit geld aan verdachte toebehoort en dat het geld door middel van de strafbare feiten is verkregen.
De rechtbank is verder van oordeel dat de witte iPhone, vermeld onder 2, de zwarte iPhone vermeld onder 3, de Acer laptop vermeld onder 4, de iPhone vermeld onder 5 en de simkaart vermeld onder 8 van de beslaglijst van 12 januari 2021 dienen te worden verbeurd verklaard nu de bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven hashish, vermeld onder 10 van de op de beslaglijst van 12 januari 2021 dient te worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of met het algemeen belang. Daarnaast is de hashish geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit verkregen dan wel zijn de feiten met behulp hiervan begaan.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven bonnen (3 stuks), vermeld onder 9 van de beslaglijst van 12 januari 2021 dient te worden teruggegeven aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven bankpassen, vermeld onder 6 en 7 van de beslaglijst van 12 januari 2021 dienen te worden teruggegeven aan de uitgevende instantie.

9.Vordering benadeelde partij

1.
De benadeelde partij
ING Bank N.V.heeft een vordering tot schadevergoeding van € 32.950,43 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die dit bedrijf als gevolg van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit vergoeding van gestolen geld van bankrekeningen van klanten en onderzoekskosten van ING.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 6.726,90 rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 tot en met 3 bewezen verklaarde feiten. De vordering zal derhalve in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 2021 (datum onderbouwing van de vordering) tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Vergoeding van het weggenomen geld aan de klanten van ING ten aanzien waarvan feit 3 bewezen is verklaard:
[naam] (zaaksdossier 5) : € 2006,90
[naam] (zaaksdossier 49) : € 2.800,-
en onderzoekskosten ING : € 1.920,- +
= € 6.726,90
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de overige gestelde schadeposten (weggenomen geld van de klanten: [naam] (zaaksdossier 4), [naam] (zaaksdossier 6), [naam] (zaaksdossier 7), [naam] (zaaksdossier 8), [naam] (zaaksdossiers 9 en 10), ( [naam] (zaaksdossier 13) en [naam] (zaaksdossier 22) het rechtstreeks gevolg zijn van het hiervoor in de rubriek bewezen verklaring onder 1, 2 of 3 bewezen ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
2.
De benadeelde partij
[slachtoffer 1](zaaksdossier 4) heeft een vordering tot schadevergoeding van € 100,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 1] onder feit 1, 2 en 3 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op die ten laste gelegde feiten, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 138a, 140 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2, 3 primair en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
5 maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
het geldbedrag van € 1.490,-, vermeld onder 1, de witte IPhone, vermeld onder 2, de zwarte IPhone vermeld onder 3, de Acer laptop vermeld onder 4, de IPhone vermeld onder 5 en de simkaart vermeld onder 8 van de als bijlage aan dit vonnis gehechte beslaglijst van 12 januari 2021.
Onttrekt aan het verkeer:
De hashish, vermeld onder 10 van de beslaglijst van 12 januari 2021.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
ING Bank N.V.geleden schade tot een bedrag van
€ 6.726,90bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan ING Bank N.V., voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) de medeverdachte(n) is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk in de vordering.
Gelast de teruggave aan verdachte van de bonnen (3 stuks), vermeld onder 9 van de beslaglijst van 12 januari 2021.
Gelast de teruggave aan de uitgevende instantie van de bankpassen, vermeld onder 6 en 7 van de beslaglijst van 12 januari 2021.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.I. de Jong, voorzitter,
mrs. M. Visser en S. Sicking, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.S. Clements,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 februari 2021.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer 90 en documentcode 20201111.1403.00157 opgenomen in het aanvullend procesdossier (dossierpagina 4 e.v.)
2.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] 8 mei 2020 (dossierpagina 139 e.v., pagina 142).
3.Proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 205 e.v., pagina 208).