ECLI:NL:RBNHO:2021:1411

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
19 februari 2021
Zaaknummer
C/15/303826 / HA ZA 20-370
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van ingehouden melkgeld door coöperatie CONO

In deze zaak vorderde eiser, een melkveehouder en lid van de coöperatie CONO, de terugbetaling van ingehouden melkgeld dat door CONO was ingehouden ten titel van entreegeld. Eiser is sinds 2002 lid van CONO en heeft een melkveebedrijf dat zich buiten het reguliere werkgebied van de coöperatie bevindt. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het melkgeld door CONO onterecht was, omdat er geen bewijs was dat CONO hogere kosten maakte voor het ophalen van de melk van eiser. De rechtbank stelde vast dat de inhouding feitelijk een sanctie was voor het hebben van een bedrijf buiten het werkgebied van CONO, wat niet in overeenstemming was met de statuten en het huishoudelijk reglement van de coöperatie. De rechtbank verklaarde de VOF niet ontvankelijk in haar vordering, maar oordeelde dat eiser recht had op terugbetaling van het ingehouden melkgeld, vermeerderd met wettelijke rente. CONO werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/303826 / HA ZA 20-370
Vonnis van 24 februari 2021
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te [plaats] ,
2. de vennootschap onder firma
[de VOF],
gevestigd te [plaats] ,
eisers,
advocaat mr. G.D. te Biesebeek te Zwolle,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE ZUIVELONDERNEMING CONO B.A.,
statutair gevestigd te Beemster,
gedaagde,
advocaten mrs. E.E.U. Vroom, I. Koudstaal en L.A. van de Sandt te Amsterdam.
Partijen zullen hierna enerzijds respectievelijk [eiser] en de VOF, dan wel (gezamenlijk) [eiser] c.s. en anderzijds CONO genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 november 2020 met de daarin genoemde stukken en bijbehorende producties
  • de akte overlegging producties van [eiser] c.s.
  • de mondelinge behandeling van 13 januari 2021
  • de spreekaantekeningen van [eiser] c.s.
  • de spreekaantekeningen van CONO.
1.2.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • [eiser] , zowel voor zich in privé als in zijn hoedanigheid van bestuurder van [eiser] Landbouwbedrijf BV, zijnde een van de vennoten van de VOF
  • mr. Te Biesebeek voornoemd
  • [naam] , voorzitter van de Raad van Bestuur van CONO
  • [naam] , manager verenigingszaken en transport van CONO
  • [naam] , lid en oud-voorzitter van de Raad van Bestuur van CONO
  • mr. Koudstaal voornoemd
  • mr. Van de Sandt voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiser] is melkveehouder en bestuurder van [eiser] Landbouwbedrijf B.V. te [plaats] , welke vennootschap één van de drie vennoten is van de VOF.
2.2.
CONO is een coöperatieve zuivelonderneming met als doel – kort gezegd - het genereren van een zo hoog mogelijke opbrengst voor de melk van de koeien van haar leden.
2.3.
[eiser] is sinds april 2002 lid van CONO. In de Aanvraag van het lidmaatschap van 8 januari 2002 (hierna: het Aanmeldingsformulier) is het volgende opgenomen:
2.4.
In de statuten van CONO is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
ARTIKEL 4. -Wie lid kunnen worden, werkgebied, ledenregister
1.
Tot de coöperatie kunnen als lid uitsluitend worden toegelaten natuurlijke personen of rechtspersonen, die binnen het werkgebied van de coöperatie het melkveehoudersbedrijf uitoefenen. Natuurlijke personen dienen om als lid van de coöperatie te worden toegelaten, bekwaam te zijn tot het aangaan van verbintenissen. Voor toelating is eveneens vereist, dat de natuurlijke of rechtspersoon het vrije beheer over zijn vermogen heeft en wat de rechtspersoon betreft, er bovendien geen besluit tot ontbinding, splitsing of juridische fusie is genomen. De leden zijn verplicht ervoor zorg te dragen dat hun melkveehoudersbedrijf voldoet aan het CONO-borgingssysteem dat door de Raad van Bestuur is vastgesteld.
2.
Het werkgebied van de coöperatie wordt vastgelegd in het huishoudelijk reglement.
(…)
ARTIKEL 7. -Verplichtingen inzake de melklevering
1.
Ieder lid is verplicht elke dag waarop door de coöperatie melk wordt ontvangen, al de melk van de op zijn bedrijf aanwezige gezonde koeien aan de coöperatie te leveren volgens door of namens de Raad van Bestuur vastgestelde regels. Van deze verplichting is uitgezonderd de hoeveelheid melk die een lid voor eigen huishoudelijk gebruik of voor zijn bedrijf nodig heeft en voor het bepaalde in artikel 7 lid 4. De Raad van Bestuur van de coöperatie kan van de hier omschreven verplichtingen ontheffing verlenen.
(…)
3.
Zonder schriftelijke toestemming van de Raad van Bestuur is het voor elk lid verboden melk aan derden af te staan, te verkopen, te koop aan te bieden, dan wel melk in het eigen bedrijf tot melk en/of zuivelproducten te verwerken. Tevens is het zonder schriftelijke toestemming van de Raad van Bestuur voor elk lid verboden melk van een derde te verkrijgen, te kopen, een aanbod tot koop te doen, dan wel een derde gelegenheid te bieden om melk in het eigen bedrijf tot melk en/of zuivelproducten te doen verwerken.
4.
Na schriftelijke toestemming van de Raad van Bestuur kan een lid melk leveren aan een andere zuivelontvangende onderneming en lid worden van deze andere zuivelontvangende onderneming. Het lid dient hiertoe een schriftelijk verzoek bij de Raad van Bestuur in.
(…)
ARTIKEL 23. -Taak Raad van Bestuur
De Raad van Bestuur is belast met het besturen van de coöperatie en het beheer van haar middelen.
(…)
ARTIKEL 40
De geldmiddelen van de coöperatie worden verkregen door:
a.
(…)
e.
het heffen van uittreegelden en entreegelden;
(…)
ARTIKEL 44 –Melkgeld
Aan de leden wordt voor de in eenzelfde periode aan de coöperatie geleverde melk van dezelfde samenstelling en dezelfde kwaliteit, voorzover van deze factoren afhankelijk, een gelijk bedrag per kilogram geleverde melk betaald. In het huishoudelijk reglement kunnen bepalingen worden opgenomen, waardoor, naast de samenstelling en kwaliteit van de geleverde melk, andere grondslagen worden ingevoerd voor de vaststelling van het voor de geleverde melk te betalen bedrag. Hierin kan worden bepaald, dat de coöperatie een twee-prijzensysteem hanteert voor de geleverde melk.
De betaling geschiedt door:
a.
het verstrekken van voorschotten over door de Raad van Bestuur vast te stellen perioden;
b.
een slotafrekening na afloop van het boekjaar.
De Raad van Bestuur stelt vast binnen welke termijn de coöperatie de slotafrekening, die zowel positief als negatief kan zijn, met de leden zal verrekenen.
(…)
ARTIKEL 51
In alle gevallen waarin de bepalingen van de statuten en van de reglementen niet voorzien, beslist de Raad van Bestuur.
(…)
2.5.
In het Huishoudelijk Reglement (Hoge Raad) van CONO is onder meer het volgende opgenomen:
1 MELKLEVERING, -VERVOER, -BETALING EN -AFREKENING
(…)
Melkbetaling
(…)
1.14.
De Raad van Bestuur kan bepalen dat bij de vaststelling van het per kg uit te betalen melkgeld een bedrag in de berekening wordt opgenomen, dat onafhankelijk is van de hierboven genoemde factoren, en dat al dan niet afhankelijk is van de door een lid geleverde hoeveelheid melk.
(…)
15. WERKGEBIED
15.1.
Het werkgebied bestaat uit:
1.
Provincie Noord-Holland boven het Noordzeekanaal met uitzondering van het eiland Texel;
2.
Provincie Overijssel binnen de lijn die loopt van Nieuwleusen via Heino, Mariënheem, Daarle, Beerzerveld, Hardenberg en Stegerveld naar Nieuwleusen zoals dit verder is uitgewerkt op een kaart welke opvraagbaar is bij de afdeling Verenigingszaken en transport;
3.
Flevoland met uitzondering van de Noordoostpolder;
4.
door de Raad van Bestuur aangewezen melkveehoudersbedrijven buiten de gebieden genoemd onder 1, 2 en 3.
15.2.
Veehouders kunnen vrij verhuizen binnen de gebieden genoemd onder artikel 15 lid 1 paragraaf 1, 2 en 3.
(…)
2.6.
Bij WhatsApp-bericht van 18 juli 2018 heeft [eiser] aan CONO het volgende medegedeeld:
2.7.
Bij brief van 6 september 2018 heeft CONO onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:
In onze bestuursvergadering van 6 september 2018 hebben we uw verzoek om per 1 oktober 2018 op een vijfde locatie van [de VOF] melk te gaan leveren aan CONO Kaasmakers besproken Het betreft hier een nieuw melkveebedrijf op adres [adres] te [plaats] . [plaats] ligt niet in het werkgebied van CONO.
De Raad van Bestuur heeft besloten dat deze rondom uw verzoek een uitzondering maakt. Ondanks dat het nieuwe bedrijf niet in ons werkgebied valt, kunt u per genoemde datum de melk van dit nieuwe bedrijf aan CONO leveren Daarbij gelden wel een aantal voorwaarden die onze coöperatie stelt aan het leveren van deze melk.

Het melkveebedrijf produceert weidemelk volgens de definitie van Stichting Weidegang

Het melkveebedrijf neemt deel aan het duurzaamheidsprogramma van CONO en voldoet aan de voorwaarden die voor dit programma gelden Daarnaast dient het melkveebedrijf te voldoen aan de duurzaamheidseisen van grondgebondenheid en open stallen

De bedrijfsvoering van de melkveehouder op dit melkveebedrijf sluit aan bij de strategie van CONO.

De melkveehouder is bereid om entreevergoeding te betalen De entreevergoeding is vijf jaar lang €1,00 per 100kg melk van de betreffende jaarleverantie vanaf het nieuwe bedrijf in [plaats] . Dit om tegemoet te komen aan het verzoek van de ledenvergadering om evenwicht in de kapitaalinbreng van zittende en nieuwe bedrijven te bewerkstelligen.

Het bedrijf en tanklokaal zijn onbelemmerd en veilig bereikbaar voor alle gangbare typen RMO’s.

De melkveehouder levert vanaf dit melkveebedrijf melk van voldoende kwaliteit op basis van het kwaliteitsstelsel van CONO.
Daarnaast willen we u er op attenderen dat wanneer u besluit om het melkveebedrijf te verkopen aan een andere melkveehouder, deze melkveehouder niet automatisch in aanmerking komt voor het locatiegebonden lidmaatschap.
(…)

3.Het geschil

3.1.
[eiser] c.s. vordert om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Voor recht te verklaren en te bepalen dat eisers, [eiser] en [de VOF] gezamenlijk dan wel elk afzonderlijk, aan CONO geen entreegeld verschuldigd zijn betreffende de door het bedrijf van eisers te [plaats] geproduceerde en aan CONO vanaf 1 oktober 2018 geleverde en nog te leveren boerderij melk;
CONO te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] dan wel aan [de VOF] een bedrag te betalen welke gelijk is aan het ingehouden melkgeld, gedurende de periode vanaf 1 oktober 2018 tot aan de dag van betekening van het in deze te wijzen vonnis, en wel als volgt:
-
de somma van € 16.342,16, zijnde de tot en met december 2019 op het melkgeld ingehouden entreegeld, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van de inleidende dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
-
alsmede een bedrag welke gelijk is aan het vanaf 1 januari 2020 tot aan de betekening van het door uw rechtbank te wijzen vonnis op het melkgeld ingehouden entreegeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van inhouding tot aan de dag der algehele voldoening;
CONO te verbieden om na betekening van het door uw rechtbank te wijzen vonnis een inhouding, ten titel van entreegeld en/of anderszins, op het aan eisers, [eiser] dan wel [de VOF] , verschuldigde melkgeld toe te passen en zulks op straffe van een direct opeisbare, niet voor matiging vatbare boete van€ 5.000,00 per overtreding.
Alsmede met veroordeling van CONO in de proceskosten, waaronder nakosten met een bedrag van € 131,00 dan wel, indien betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis plaats vindt, van € 199,00.
3.2.
[eiser] c.s. legt aan zijn vordering – zakelijk weergegeven – ten grondslag dat hij op grond van artikel 7 lid 1 van de Statuten van CONO gehouden is om de op zijn bedrijf te [plaats] geproduceerde melk aan CONO te leveren. Dat dit bedrijf is gelegen buiten het werkgebied van CONO dan wel dat daarvoor op verzoek ontheffing gevraagd kan worden, doet daaraan niet af. Het is CONO op basis van diezelfde Statuten, het Huishoudelijk Reglement en het gelijkheidsbeginsel, ook niet toegestaan de betwiste inhouding toe te passen. Er ontbreekt een reglementaire grondslag uit hoofde waarvan aan CONO de bevoegdheid toekomt om aan [eiser] c.s. een andere melkprijs te betalen dan de prijs die aan de overige leden wordt betaald. De hoogte van de door CONO toegepaste inhouding is bovendien ongerechtvaardigd. De inhouding is primair nietig wegens strijd met de wet dan wel de Statuten en het Huishoudelijk reglement van CONO, subsidiair is de inhouding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus [eiser] c.s.
3.3.
CONO voert voor alle weren aan dat de VOF niet ontvankelijk is in haar vordering jegens CONO, omdat de VOF geen lid is (en ook geen lid kán zijn) van CONO. Op grond van artikel 4 lid 1 van de Statuten kunnen immers uitsluitend natuurlijke of rechtspersonen als lid worden toegelaten. Een vennootschap onder firma is geen van beide.
Inhoudelijk voert CONO – kort gezegd – tot haar verweer aan dat het bedrijf van [eiser] gelijkgesteld moet worden met een ‘nieuw lid’, zodat van hem entreegelden geheven mogen worden. Bovendien moet CONO hogere c.q. extra kosten maken om de melk van [eiser] buiten haar reguliere werkgebied af te halen. Het bestuur heeft gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om [eiser] , rekening houdend met de belangen van alle (overige) leden, een inhouding te laten betalen op het aan hem uit te keren melkgeld. Die inhouding is met [eiser] overeengekomen, omdat hij zich daar vrijwillig aan geconfirmeerd heeft. Van een door het Bestuur opgelegde verplichting is dan ook geen sprake. Bovendien wijkt de situatie van [eiser] af van die van de overige leden, omdat hij – anders dan die leden – een melkveebedrijf buiten het werkgebied heeft aangekocht. Dat rechtvaardigt dan ook een afwijking van het melkgeld van de overige leden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

VOF Niet ontvankelijk?

4.1.
CONO heeft vóór alle weren geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de VOF. Dit verweer slaagt. In artikel 4 lid 1 van de Statuten van CONO is duidelijk omschreven dat “
[t]ot de coöperatie als lid uitsluitend [kunnen] worden toegelatennatuurlijke personenofrechtspersonen…”. Een vennootschap onder firma is, zoals CONO terecht heeft aangevoerd, geen van beide. In artikel 2:3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is omschreven welke privaatrechtelijke figuren rechtspersoonlijkheid bezitten. Daarin is de vennootschap onder firma niet genoemd. Andere dan de in dat artikel genoemde figuren hebben alleen rechtspersoonlijkheid als dit met zoveel woorden in de wet is bepaald of uit de wettelijke regeling volgt. Ook dat is met betrekking tot een vennootschap onder firma niet het geval. Een vennootschap onder firma is een gekwalificeerde vorm van een maatschap in de zin van artikel 7A:1655 BW, derhalve een personenvennootschap zonder rechtspersoonlijkheid.
4.2.
[eiser] c.s. heeft tot zijn verweert aangevoerd dat uit het Aanmeldingsformulier van CONO zelf blijkt dat (ook) een vennootschap onder firma lid van CONO kan worden, en dat CONO sinds de aanmelding van [eiser] en de VOF daar ook naar heeft gehandeld. Dat verweer kan hem echter niet baten. Aan [eiser] c.s. kan weliswaar worden toegegeven dat het Aanmeldingsformulier (zie hierboven in 2.3) aan duidelijkheid te wensen overlaat, maar dat laat onverlet dat dit formulier niet de Statuten van CONO – laat staan de wet – opzij kan zetten. Ondanks de in het Aanmeldingsformulier van CONO (mogelijk) gewekte verwachtingen, kan een personenvennootschap dus niet lid worden van CONO. Een eigen vordering jegens CONO uit hoofde van lidmaatschap van die coöperatie komt de VOF dan ook niet toe. Dat leidt ertoe dat de VOF niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vorderingen jegens CONO.
4.3.
Het voorgaande laat echter onverlet dat diezelfde vorderingen en grondslagen jegens CONO (ook) zijn ingesteld door [eiser] , wiens lidmaatschap van CONO niet ter discussie staat. De rechtbank zal derhalve overgaan tot een inhoudelijke beoordeling daarvan.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
De grondslag van de vorderingen van [eiser] is – kort gezegd – dat een reglementaire grondslag voor het opleggen van een inhouding op de uit te keren melkprijs ontbreekt, zodat die inhouding wegens strijd met de wet c.q. de Statuten van CONO nietig is (artikel 2:14 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)), althans naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
4.5.
In het ook op CONO van toepassing zijnde artikel 2:40 lid 1 BW is bepaald dat aan de algemene vergadering in een vereniging alle bevoegdheden toekomen die niet door de wet of de statuten aan andere organen zijn opgedragen. Dit artikel geeft een regeling voor ‘restbevoegdheden’. Ingevolge artikel 2:44 lid 1 BW is het bestuur belast met het besturen van de vereniging. Besturen is een ruim begrip waaronder kan worden verstaan al wat noodzakelijk is om de vereniging – gelet op haar statutaire doelstelling en maatschappelijke activiteiten – intern en extern goed te laten functioneren. Besturen omvat in ieder geval het leiding geven aan en het zorgen voor een goede taakvervulling van de vereniging, voor haar deelneming in het maatschappelijk verkeer en het functioneren van haar organisatie. Het besturen is een eigen taak van het bestuur, in de uitoefening waarvan het slechts door de wet en de statuten beknot kan worden. De wettelijke opdracht aan het bestuur om de vereniging te besturen, impliceert dat het bestuur bevoegd is beleid te ontwikkelen en uit te voeren. Het bestuur heeft daarbij een grote mate van beleidsvrijheid die wordt beperkt door dwingendrechtelijke wettelijke bepalingen, de statuten en de reglementen. Naast de algemene taak van het besturen van de vereniging kunnen statutair aan het bestuur ook specifieke taken en bevoegdheden worden opgedragen. Het beleid van het bestuur kan worden getoetst door de algemene ledenvergadering. Leden die zich niet met het beleid van het bestuur kunnen verenigen, zullen dit in de algemene vergadering aan de orde kunnen stellen. Verder is van belang dat een coöperatieve vereniging een dualistisch karakter heeft (exploitatie van een onderneming en vereniging), waarbij de directeur de onderneming bestuurt en het bestuur de vereniging.
4.6.
In aanvulling op de wettelijke regeling is in artikel 23 van de statuten van CONO (zie hierboven in 2.4) de bevoegdheid van het bestuur als volgt omschreven: “
De Raad van Bestuur is belast met het besturen van de coöperatie en het beheer van haar middelen” Daarnaast is in artikel 51 van de statuten bepaald dat in alle gevallen waarin de bepalingen van de statuten en van de reglementen niet voorzien, de Raad van Bestuur beslist. [1]
4.7.
Op zichzelf is het Bestuur aldus bevoegd besluiten te nemen ten aanzien van leden van wie het merkbedrijf zich bevindt buiten het werkgebied van CONO. Dat blijkt ook uit artikel 4 lid 2 van de Statuten, in samenhang met artikel 15.1 onder 4. van het Huishoudelijk reglement. Het staat CONO in beginsel ook vrij om in voorkomende gevallen (nadere) voorwaarden te verbinden aan een dergelijk besluit.
4.8.
Ter zitting heeft CONO toegelicht dat zij een dergelijk besluit weliswaar mag
nemen, maar dat zij dit dan wel dient te verantwoorden aan de Algemene Ledenvergadering (ALV). Om die reden heeft CONO nadere voorwaarden gesteld aan het ophalen van de melk bij het (volgens CONO
nieuwe) melkbedrijf van [eiser] te [plaats] , onder meer door middel van het opleggen van een inhouding op het uit te keren melkgeld van € 1,- per 100 kilogram geleverde melk. Ter onderbouwing aan [eiser] van (de hoogte van het bedrag van) die inhouding heeft CONO verwezen naar (1) het feit dat zij voor het ophalen van melk buiten haar werkgebied hogere dan wel extra kosten (heeft) moeten maken en (2) haar bevoegdheid tot het innen van entreegelden voor nieuwe leden in de zin van artikel 40 sub e. Statuten (zie hierboven in 2.4).
Hogere / extra kosten?
4.9.
Op grond van artikel 7 lid 1 van de Statuten is ieder (bestaand) lid van CONO in beginsel verplicht “
al de melk van de op zijn bedrijf aanwezige gezonde koeien aan de coöperatie te leveren volgens door of namens de Raad van Bestuur vastgestelde regels”, behoudens daartoe door de melkveehouder verzochte en door de Raad van Bestuur schriftelijk verstrekte ontheffing. CONO is op basis van artikel 44 van die Statuten bovendien verplicht om aan alle leden “
een gelijk bedrag per kilogram geleverde melk” te betalen. Dat heeft CONO met betrekking tot de melk van het bedrijf van [eiser] te [plaats] niet gedaan.
4.10.
In beginsel zou het kostenaspect een valide argument kunnen zijn voor CONO om af te wijken van de aan [eiser] uit te keren melkprijzen voor de melk die CONO moet ophalen bij diens bedrijf te [plaats] , dat immers is gelegen buiten het werkgebied van CONO. Indien zou komen vast te staan dat CONO voor dit bedrijf van [eiser] te [plaats] aantoonbaar hogere c.q. extra kosten moet maken ten opzichte van de overige leden van CONO, is verdedigbaar dat CONO (een deel van) die kosten verdisconteert in de prijs die zij aan [eiser] betaalt voor zijn melk.
4.11.
Ter zitting is echter duidelijk geworden dat door CONO in het geheel niet is onderzocht óf de door haar te maken transportkosten voor het ophalen van de melk bij het bedrijf van [eiser] te [plaats] inderdaad hoger zijn c.q. dat zij extra (overige) kosten moet maken ten opzichte van andere bedrijven die zijn aangesloten bij CONO en wiens melkveehouderijbedrijven zich wél binnen het reguliere werkgebied van CONO bevinden. Evenmin heeft CONO onderzocht hoe hoog die kosten in het geval van [eiser] dan zijn. Desgevraagd is zijdens CONO erkend dat voor de bepaling van de hoogte van de inhouding van € 1,- per 100 kg geleverde melk is aangesloten bij een regeling die door de ALV in het leven is geroepen ten behoeve van
nieuweleden, welk bedrag is vastgesteld op diezelfde € 1,- per 100 kg geleverde melk.
4.12.
Niet gesteld of gebleken is wat de door CONO ter comparitie van partijen bedoelde “parallel met die regeling” in het onderhavige geval precies is. De stelling dat CONO met betrekking tot het bedrijf van [eiser] te [plaats] hogere c.q. extra (transport)kosten heeft gemaakt of moet maken, is in ieder geval niet (voldoende) onderbouwd en vormt aldus geen valide argument om die kosten te (kunnen) verdisconteren in de melkprijs die CONO betaalt voor de melk van het bedrijf van [eiser] te [plaats] .
Entreegelden
4.13.
De door de ALV gecreëerde regeling als hierboven bedoeld, ziet zoals gezegd op
nieuweleden, terwijl niet in geschil is dat [eiser] al sinds 2002 lid is van CONO. In zoverre is hij dus niet een ‘nieuw’ lid, noch is hij naar het oordeel van de rechtbank daarmee gelijk te stellen. Weliswaar is sprake van een door [eiser] verkregen ‘nieuw’
bedrijf, maar dat is in feite slechts een uitbreiding van zijn reeds bestaande melkveebedrijf. Als gevolg van de uitbreiding heeft [eiser] c.s. thans vijf in plaats van vier boerderijen, welke boerderijen allemaal melk leveren aan CONO (en waarvan de overige vier zich wél binnen het reguliere werkgebied van CONO bevinden). Ter zitting heeft CONO ook erkend dat bij bedrijfsuitbreiding van bestaande leden
– hetzij binnen het eigen bedrijf (een boerderij die op dezelfde locatie uitbreidt en waarbij dus sprake is van ‘schaalvergroting’), hetzij middels een nieuw op te richten bedrijf (een nieuwe boerderij van dezelfde eigenaar binnen het reguliere werkgebied van CONO) – geen entreegeld verschuldigd is, omdat in dat geval geen sprake is van een ‘nieuw lid’.
Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom dat in het geval van [eiser] anders zou zijn. Het enige verschil is immers dat het nieuwe bedrijf van [eiser]
buitenhet reguliere werkgebied van CONO ligt, maar aan zijn lidmaatschap verandert – evenals bij de leden in vorenbedoelde gevallen – niets. Naar het oordeel van de rechtbank houdt de door de ALV vastgestelde regeling voor nieuwe leden dan ook niet in dat CONO entreegeld mag heffen van leden die al lid
zijn. Het stond CONO dan ook niet vrij om de inhouding op die grondslag te baseren.
Redelijkheid en billijkheid
4.14.
Zoals hiervoor in 4.7 overwogen, is het CONO op zich toegestaan om voorwaarden te stellen aan de uitbreiding van haar werkgebied. Maar de voorwaarde zoals zij die heeft gesteld is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet redelijk, omdat die onvoldoende is onderbouwd. De door CONO aangevoerde gronden ten aanzien van kosten en entreegelden, kunnen het besluit tot de inhouding in ieder geval niet dragen.
4.15.
Gelet op het voorgaande resteert bovendien geen andere uitleg dan dat de inhouding die door CONO eenzijdig is opgelegd als voorwaarde voor het ophalen van de melk van het bedrijf van [eiser] te [plaats] feitelijk een sanctie is voor het hebben van en bedrijf buiten het (huidige) reguliere werkgebied van CONO. De bevoegdheid van de Raad van Bestuur om maatstaven/factoren vast te stellen die doorwerken in de hoogte van de te ontvangen melkprijs, is echter niet bedoeld om sancties aan leden op te leggen. Nu het besluit tot toepassing van een inhouding van € 1,- per 100 kg geleverde melk wegens het hebben van een bedrijf buiten het reguliere werkgebied van CONO kennelijk (al dan niet deels) een sanctie inhoudt, is het besluit op grond van artikel 2:15 lid 1 onder b BW in zoverre vernietigbaar wegens (ook om die reden) strijd met de redelijkheid en billijkheid. [2]
Inhouding onredelijk
4.16.
Daar komt bij dat de inhouding zoals door CONO gehanteerd ook onredelijk is, omdat gebleken is dat [eiser] daarin geen (vrije) keuze had. De voorwaarde was immers om ófwel de door CONO ‘voorgestelde’ inhouding te accepteren, ófwel om de melk van het bedrijf te [plaats] – met een daartoe door het Bestuur van CONO af te geven ontheffing – buiten CONO om te leveren aan een andere coöperatie. Gelet op de investeringen die [eiser] c.s. al sinds 2002 in CONO had gedaan, hield deze voorwaarde voor [eiser] c.s. in dat hij in feite geen andere keuze had dan de melk aan CONO te blijven leveren. Nu voorts is gebleken dat [eiser] “onder protest” aan deze voorwaarde van CONO heeft voldaan en hij zelf niet actief de inhouding aan CONO heeft voldaan, maar dat deze door CONO door middel van verdiscontering werd ingehouden op het aan [eiser] uit te keren melkgeld, kan niet worden vastgesteld dat daarmee een verbintenis c.q. overeenkomst tot stand is gekomen. Van wilsovereenstemming aan de zijde van [eiser] is ten aanzien van de inhouding van € 1,- per 100 kg geleverde melk is in ieder geval niet gebleken.
Conclusie
4.17.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat geen van de verweren van CONO slagen, zodat de vorderingen van [eiser] c.s., voor zover die tevens zijn ingesteld door [eiser] , in beginsel voor toewijzing gereed liggen.
4.18.
CONO heeft tot haar verweer nog aangevoerd dat de vorderingen van [eiser] c.s. te ruim zijn geformuleerd. Dat verweer treft deels doel.
4.19.
Zoals hiervoor overwogen, is het CONO in beginsel toegestaan om nadere voorwaarden te stellen aan de uitbreiding van haar werkgebied, in aan andere voorkomende gevallen. Een vordering die strekt om iedere vorm van inhouding op het melkgeld te verbieden, beperkt de bevoegdheid van (het Bestuur van) CONO te zeer. Die vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.20.
De gevorderde rente over de hoofdsom kan slechts worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding, omdat niet is gesteld waarom de rente met ingang van de gevorderde ingangsdatum verschuldigd is.
4.21.
CONO zal als de grotendeels grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 83,38
- griffierecht 996,00
- salaris advocaat
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 2.205,38

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart de VOF niet ontvankelijk in haar vordering jegens CONO,
5.2.
verklaart voor recht dat [eiser] aan CONO geen entreegeld verschuldigd is betreffende de door het bedrijf van [eiser] te [plaats] geproduceerde en aan CONO vanaf 1 oktober 2018 geleverde en nog te leveren boerderij melk,
5.3.
veroordeelt CONO om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 16.342,16 (zestienduizenddriehonderdtweeënveertig euro en zestien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW met ingang van 20 mei 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt CONO om aan [eiser] c.s. een bedrag welke gelijk is aan het vanaf 1 januari 2020 tot aan de betekening van dit vonnis op het melkgeld ingehouden entreegeld, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW met ingang van 20 mei 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt CONO in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] c.s. tot op heden begroot op € 2.205,38,
5.6.
veroordeelt [eiser] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wouters en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2021. [3]

Voetnoten

1.Vgl. Rechtbank Noord-Holland 7 oktober 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:7790, r.o. 4.2 en 4.3.
2.Vgl. Rechtbank Noord-Holland 7 oktober 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:7790, r.o. 4.31.
3.type: 936