Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1]
[gedaagde 2],
1.Het procesverloop
2.De feiten
a. het perceel kadastraal bekend [aanduiding 1] , groot negen hectare acht en zeventig are zeventig centiare; enb. een gedeelte ter grootte van ongeveer vijftien hectare twee en veertig are vijftien centiare van het perceel kadastraal bekend [aanduiding 2] , te weten dit perceel geheel doch met uitzondering van een ongeveer noord-oostelijke hoek ter grootte van ongeveer negen en veertig are zestig centiare van voormeld perceel [aanduiding 2] , van welke uitgezonderde hoek de ongeveer zuid-oostelijke grens wordt gevormd door een lijn lopende ongeveer evenwijdig aan en op een afstand van ongeveer tachtig meter gemeten van de ongeveer noord-westelijke kadastrale grens van voormeld perceel [aanduiding 2] , de ongeveer zuid-westelijke grens wordt gevormd door de zuid-westelijke buitenzijde van het op deze uitgezonderde hoek aanwezige kippenhok en het verlengde daarvan in ongeveer noord-westelijke en in ongeveer zuid-oostelijke richting, terwijl de overige grenzen van deze uitgezonderde hoek samenvallen met de overeenkomstige kadastrale grenzen, een en ander zoals ter plaatse is aangeduid, (….)
de vrijstaande villa met garage, schuur en ondergrond, erf, tuin en alle verder aan- en toebehoren, plaatselijk bekend als [adres 2] , kadastraal bekend [aanduiding 3] , groot éénenvijftig are negentig centiare (51.90 are)
3.De vordering
- primair: dat de strook grond sinds 15 december 1989 zijn eigendom is ex artikel 5:1 BW doordat hij dit in eigendom heeft verkregen van [voormalig eigenaar] ;
- subsidiair: dat hij de strook grond heeft verkregen door verjaring op grond van artikel 3:99 BW (verjaring doordat [eiser] tenminste tien jaar bezitter te goeder trouw is geweest) dan wel op grond van artikel 3:105 jo. 3:306 BW (verjaring doordat [eiser] tenminste dertig jaar bezitter niet te goeder trouw is geweest).
4.Het verweer en de tegenvordering
5.De beoordeling
Zoals [gedaagde] onvoldoende weersproken heeft aangevoerd, stond het kippenhok in werkelijkheid op 65,3 meter. [gedaagde] wijst er verder op dat de oppervlakte van het perceel van [gedaagde] in de loop der jaren is gewijzigd, onder meer wegens de aanleg van een fietspad, en dat de grens op enig moment 80 centimeter is verschoven. De oppervlakte van het huidige perceel van [gedaagde] kan dus niet zonder meer worden vergeleken met die van het destijds aan hem overgedragen perceel. De verdere inhoud van de akte biedt geen aanknopingspunten met betrekking tot de partijbedoelingen ten aanzien van de omvang van het niet overgedragen deel. Ten slotte is nog van belang dat [gedaagde] onbetwist heeft aangevoerd dat [eiser] al onenigheid had met [voormalig eigenaar] over de erfgrens toen die laatste nog eigenaar was van het thans bij [gedaagde] in eigendom zijnde perceel. Op grond daarvan kan op zijn minst worden betwijfeld dat het destijds ook de bedoeling van [voormalig eigenaar] was om de betreffende strook grond aan [eiser] over te dragen.
De aanwezigheid van een moestuin op de strook grond in 2007 en 2009 is daarvoor evenmin genoeg. Nog daargelaten dat [gedaagde] onbetwist heeft aangevoerd dat deze moestuin van [voormalig eigenaar] was en door hem werd bewerkt, maakt de moestuin (althans wat daarvan op de foto te zien is) een verwaarloosde en haveloze indruk. Het zaaien van bloemenzaad kan evenmin worden aangemerkt als een bezitsdaad. Ten slotte blijkt uit de door [gedaagde] overgelegde foto’s dat de strook grond al jaren ongebruikt is: er is sprake van een stuk verwilderde natuur waarin struiken en bomen vrijuit groeien.