ECLI:NL:RBNHO:2021:1343

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
8809869
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in internationale pachtgeschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Duitse rechtspersoon Jagdgenossenschaft Trimport en een gedaagde, die in persoon procedeerde. Trimport had een vordering ingesteld tegen de gedaagde wegens onbetaalde wildschade die voortvloeide uit een jachtovereenkomst. De overeenkomst, gesloten op 8 april 2019, gaf de gedaagde en een derde partij het recht om te jagen in een specifiek gebied in Duitsland, waarbij zij jaarlijks wildschade aan Trimport moesten vergoeden. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat hij sinds 19 februari 2020 geen partij meer was bij de overeenkomst en dat de wildschade al was voldaan.

De kantonrechter heeft allereerst de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld. Op basis van artikel 24 van de EEX-Vo, dat bepaalt dat voor geschillen over pacht de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed is gelegen exclusief bevoegd zijn, concludeerde de kantonrechter dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was, aangezien het jachtgebied in Duitsland ligt. De kantonrechter verwierp ook het argument van Trimport dat de EEX-Vo niet van toepassing zou zijn omdat het om een eenvoudige incassoprocedure ging. De vordering was immers gebaseerd op de nakoming van de overeenkomst.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen en veroordeelde Trimport in de proceskosten, die voor de gedaagde werden vastgesteld op € 25,-. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8809869 \ CV EXPL 20-8399
Uitspraakdatum: 3 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van plaats van vestiging
Jagdgenossenschaft Trimport
gevestigd te Trimport, Duitsland
eisende partij
verder te noemen: Trimport
gemachtigde: mr. A.R. Jaarsma
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Trimport heeft bij dagvaarding van 30 september 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 5 januari 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Trimport en [gedaagde] hebben allebei gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Op 8 april 2019 sluit Trimport met [gedaagde] en de heer [AA] (hierna: [AA] ) een
‘Jagdpachtvertrag’, waarbij Trimport wordt aangeduid als ‘
Verpächter’ en [gedaagde] en [AA] ieder als ‘
Pächter’ (hierna: de overeenkomst).
2.2.
Op basis van de overeenkomst mogen [gedaagde] en [AA] jagen op wild in een specifiek gebied in de plaats Trimport in Duisland (hierna: het jachtgebied) en zijn [gedaagde] en [AA] jaarlijks wildschade verschuldigd aan Trimport. Onder wildschade wordt hier verstaan: de schade die wordt veroorzaakt door het wild dat niet is afgeschoten door [gedaagde] en [AA] in het jachtgebied.
2.3.
Artikel 17 lid 2 uit de overeenkomst luidt als volgt:
‘Soweit für Streitigkeiten aus dem Vertrag die ordentlichen Gerichte zuständig sind, ist das Ambtsgericht in Bitburg das sachlich und örtlich zuständige Gericht der 1. Instanz’.
2.4.
Op 19 februari 2020 vindt in Duitsland onder leiding van de burgemeester van de plaats Trimport, een gesprek plaats tussen [gedaagde] , [AA] , twee vertegenwoordigers van Trimport en één ambtenaar van de gemeente.
2.5.
Op diezelfde dag sluiten [gedaagde] en [AA] een overeenkomst op basis waarvan [AA] aan [gedaagde] een bedrag verschuldigd is voor ‘
beëindiging jacht Trimport’. Ook staat in deze overeenkomst dat partijen elkaar na ontvangst van het bedrag door [gedaagde] finale kwijting verlenen en elkaar dan over en weer niets meer verschuldigd zijn.
2.6.
Op 10 april 2020 stelt Trimport de wildschade 2019/2020 vast. Trimport sommeert [gedaagde] meerdere malen om tot betaling van € 2.608,50 voor de wildschade 2019/2020 over te gaan, hetgeen [gedaagde] niet doet.

3.De vordering

3.1.
Trimport vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 3.108,50 te vermeerderen met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten à € 435,- en proceskosten.
3.2.
Trimport legt aan de vordering – kort weergegeven – ten grondslag dat [gedaagde] op grond van de overeenkomst jaarlijks wildschade verschuldigd is aan Trimport. De voor 2019/2020 vastgestelde wildschade heeft [gedaagde] niet voldaan. Hierdoor is een door Trimport in eerste instantie gehanteerde korting vervallen en is [gedaagde] een bedrag van € 3.108,50 verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert – samengevat – aan dat hij de wildschade niet verschuldigd is, omdat hij sinds 19 februari 2020 geen partij meer is bij de overeenkomst en de wildschade tot dat moment al heeft voldaan. Met instemming van Trimport is [gedaagde] namelijk met [AA] overeen gekomen dat [AA] vanaf 19 februari 2020 de enige ‘
Pächter’ is. Daarnaast betwist [gedaagde] de hoogte van de vastgestelde wildschade 2019/2020. Ten slotte voert [gedaagde] aan dat op grond van artikel 17 van de overeenkomst de kantonrechter in deze zaak onbevoegd is.

5.De beoordeling

5.1.
Aangezien Trimport is gevestigd in Duitsland en het jachtgebied waarop de overeenkomst ziet ook in Duitsland ligt, draagt de vordering van Trimport een internationaal karakter. Daarom dient allereerst (ambtshalve) de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Op grond van artikel 24 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 (hierna: EEX-Vo) geldt dat met betrekking tot bepaalde onderwerpen, bepaalde gerechten exclusief bevoegd zijn. Dat wil zeggen dat alleen de in dat artikel genoemde gerechten mogen oordelen over geschillen ten aanzien van de in dat artikel genoemde onderwerpen. Met betrekking tot pacht en verpachting van onroerende goederen bepaalt lid 1 van artikel 24 EEX-Vo dat de gerechten van de lidstaat waar het onroerende goed is gelegen, exclusief bevoegd zijn. Het onderwerp van de overeenkomst tussen Trimport en [gedaagde] kan worden aangemerkt als pacht, omdat de overeenkomst ziet op de verpachting van een stuk grond als jachtgebied. Dat is ook in lijn met de gebruikte terminologie in de overeenkomst. Aangezien het jachtgebied in Duitsland ligt zijn de gerechten in Duitsland op basis van artikel 24 EEX-Vo dus exclusief bevoegd.
5.3.
Voor zover geen sprake zou zijn van pacht, geldt dat uit artikel 25 lid 1 EEX-Vo volgt dat de gerechten die partijen in de overeenkomst hebben aangewezen bevoegd zijn om van geschillen die naar aanleiding van die overeenkomst zijn ontstaan, kennis te nemen. Ook op grond van dit artikel is een Duits gerecht (rechtbank Bitburg) bevoegd. [gedaagde] heeft onbetwist aangevoerd dat de vrije vertaling van artikel 17 lid 2 als volgt luidt: ‘
Wat betreft geschillen die voortvloeien uit het contract, zijn de gewone rechtbanken bevoegd, de rechtbank in Bitburg is de feitelijk en plaatselijk bevoegde rechtbank van eerste aanleg’.
5.4.
De stelling van Trimport dat de hiervoor aangehaalde artikelen uit de EEX-Vo niet van toepassing zouden zijn omdat het slechts gaat om een eenvoudige incassoprocedure kan de kantonrechter niet volgen. Timport vordert immers betaling van de contractueel overeengekomen wildschade. Dat is dus een vordering tot nakoming van de overeenkomst. Nergens volgt uit dat de EEX-Vo niet toegepast moet of mag worden bij een dergelijke vordering.
5.5.
De conclusie is dus dat de Nederlands rechter in deze niet bevoegd is zodat de kantonrechter zich onbevoegd moet verklaren om van de vordering van Trimport kennis te nemen.
5.6.
Trimport zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat [gedaagde] zich niet door een professionele gemachtigde heeft laten bijstaan, komen op grond van het bepaalde bij artikel 238 Rv, afgezien van hier niet aan de orde zijnde verletkosten, slechts de noodzakelijke reis- en verblijfkosten voor vergoeding in aanmerking. Nu [gedaagde] op de zitting aanwezig is geweest, zullen de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden vastgesteld op € 25,-.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen;
6.2.
veroordeelt Trimport tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 25,- voor de noodzakelijk reis- en verblijfkosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. de Regt en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter