ECLI:NL:RBNHO:2021:1297

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
15/180846-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens oplichting en valsheid in geschrift

Op 12 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van oplichting en valsheid in geschrift. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat plaatsvond op de openbare terechtzitting van 29 januari 2021. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk toeeigenen van geldbedragen die toebehoorden aan zijn werkgever, [naam 1], door valse facturen in te dienen bij [naam 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan twee jaar valse facturen heeft opgemaakt en ingediend, terwijl hij in loondienst was bij [naam 1]. De rechtbank heeft de ten laste gelegde feiten 2 en 3 bewezen verklaard, maar de verdachte vrijgesproken van feit 1, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij zich de buitgemaakte gelden rechtmatig had toegeëigend.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, zoals gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de lange periode waarin de verdachte de feiten heeft gepleegd, en de financiële schade die hij heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar oordeelde dat deze niet voldoende waren om een lichtere straf op te leggen. De vordering van de benadeelde partij, [naam 1] Netherlands B.V., werd afgewezen, omdat de civiele rechter al had beslist over de schadevergoeding in een eerder vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/180846-18 (P)
Uitspraakdatum: 12 februari 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 januari 2021 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum/plaats]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Loon en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Scheffer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 30 augustus 2018 te Koog aan de Zaan en/of te Wormerveer, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, telkens opzettelijk één of meer geldbedragen (in totaal ongeveer 440.888 Euro), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehoorde aan [naam 1], althans eigenaar/benadeelde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, (te weten als [naam 2]),- (in welke functie hij onder meer zorgde voor de inhuur van contracters via [naam 3]) -, elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
hij op één of meerdere verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 30 augustus 2018 te Koog aan de Zaan en/of Wormerveer, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, telkens [naam 3] heeft bewogen tot de afgifte van (een) geldbedrag (en), (tot een bedrag van in totaal € 328.088),
door (telkens) met voren omschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven - :
- ( namens zijn niet (meer) bestaande bedrijf [naam 4]), (valse) facturen te declareren bij [naam 3] voor (niet door hem verrichte) werkzaamheden bij [naam 1] en/of
- uren te declareren bij [naam 3] van verrichte werkzaamheden bij [naam 1] op tijdstippen dat hij vrij was bij [naam 1] (tijdens verlof en/of het weekend)
en/of
- (daarbij) te verzwijgen dat hij op 1 april 2016 in vaste loondienst was getreden bij [naam 1],
waardoor [naam 3] telkens werd bewogen tot de afgifte van genoemde geldbedrag(en) aan [naam 4];
3
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 30 augustus 2018 te Koog aan de Zaan en/of te Wormerveer, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, telkens geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten facturen ten name van [naam 4], gericht aan [naam 3], valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin,
dat hij verdachte toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - door hem verrichte werkzaamheden en/of (omschrijvingen van verleende) diensten als zzp-er bij [naam 4] op die facturen heeft vermeld, terwijl hij deze werkzaamheden had verricht bij het bedrijf [naam 1] (waar hij in vaste loondienst was) met het oogmerk om die formulieren als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en bestaande dat gebruikmaken hierin:
dat hij, verdachte, toen en daar (telkens) die valse en/of vervalste facturen bij [naam 3] heeft ingediend ter betaling zodat het/de geldbedrag(en) vermeld op die factu(u)r(en) (tekens) betaalbaar zou(den) worden gesteld aan [naam 4];
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak van feit 1 bepleit en geen opmerkingen gemaakt over het bewijs van de feiten 2 en 3.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 1
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De verdachte heeft de buitgemaakte gelden immers niet rechtmatig, te weten uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, onder zich gehad, alvorens hij zich deze toe-eigende.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden feit 2 en 3
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde feiten 2 en 3 bewezen zijn. Omdat de verdachte deze feiten bekent en geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank in overeenstemming met artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de bewijsmiddelen alleen opsommen:
- de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 januari 2021;
- een proces-verbaal van aangifte van 30 augustus 2018 (pagina’s 11 en 12), inhoudende de door [naam 5], namens [naam 1] Netherlands, afgelegde verklaring;
- een proces-verbaal van aangifte van 1 september 2018 (pagina’s 14-15), inhoudende de door [naam 6], namens [naam 3], op 23 augustus 2018 afgelegde verklaring;
- een proces-verbaal van bevindingen van 20 september 2018 (pagina’s 58-59), inhoudende de bevindingen van verbalisant [naam 7].
De hierboven vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten 2 en 3 heeft begaan, in die zin dat
2
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2016 tot en met 30 augustus 2018 in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, telkens [naam 3] heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen, in totaal € 328.088, door telkens met voren omschreven oogmerk valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven - :
- namens zijn (niet meer bestaande) bedrijf [naam 4], valse facturen te declareren bij [naam 3] voor werkzaamheden bij [naam 1] en/of
- uren te declareren bij [naam 3] van verrichte werkzaamheden bij [naam 1] op tijdstippen dat hij vrij was bij [naam 1] (tijdens verlof en/of het weekend)
en/of
- daarbij te verzwijgen dat hij op 1 april 2016 in vaste loondienst was getreden bij [naam 1],
waardoor [naam 3] telkens werd bewogen tot de afgifte van geldbedragen aan [naam 4];
3
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2016 tot en met 30 augustus 2018 in Nederland, telkens geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten facturen ten name van [naam 4], gericht aan [naam 3], valselijk heeft opgemaakt en daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valsheid hierin, dat hij verdachte toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid door hem verrichte werkzaamheden en/of diensten als zzp-er bij [naam 4] op die facturen heeft vermeld, terwijl hij deze werkzaamheden had verricht bij het bedrijf [naam 1] waar hij in vaste loondienst was, met het oogmerk om die formulieren als echt en onvervalst te gebruiken en bestaande dat gebruikmaken hierin, dat hij, verdachte, toen en daar telkens die valse facturen bij [naam 3] heeft ingediend ter betaling zodat de geldbedragen vermeld op die facturen telkens betaalbaar zouden worden gesteld aan [naam 4], met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten 2 en 3 uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
De meerdaadse samenloop van:
Feit 2
oplichting, meermalen gepleegd.
en
Feit 3
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.De op te leggen sanctie

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een aantal factoren mee te wegen en zo te komen tot een taakstraf en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat er sinds het plegen van de delicten ruim tweeënhalf jaar is verstreken en dat de verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is gekomen. Voorts heeft hij de financiële zorg voor zijn vrouw en kind en zijn er schulden die afbetaald moeten worden. Al met al reden om geen onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf op te leggen, aldus de raadsvrouw.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft als zzp’er werkzaamheden verricht ten behoeve van het bedrijf [naam 1]. Hij stuurde voor zijn werkzaamheden facturen aan [naam 3], die dit doorbelastte aan [naam 1]. Op 1 april 2016 is de verdachte bij [naam 1] in loondienst getreden. Hoewel hij sindsdien loon ontving van [naam 1], heeft hij gedurende een periode van ruim twee jaar wekelijks valse facturen opgemaakt en gedeclareerd bij [naam 3], als ware hij nog als zzp’er werkzaam voor [naam 1]. Op deze manier heeft de verdachte dubbel betaald gekregen en heeft hij zichzelf voor meer dan € 300.000,- bevoordeeld. Hij heeft met zijn handelwijze enkel zijn eigen levensstandaard hoog willen houden, zonder zich te bekommeren over de (financiële) gevolgen voor zijn werkgever en de tussenpersoon met wie hij jarenlang had samengewerkt. De verdachte heeft hiermee ookhet vertrouwen van zijn werkgever en van de tussenpersoon in ernstige mate geschaad.
De verdachte heeft miskend dat de integriteit van het economische en financiële verkeer staat of valt met het vertrouwen dat gesteld wordt en gesteld moet kunnen worden in de juistheid van de inhoud van gegevens, in dit geval facturen.
De rechtbank rekent dit handelen de verdachte zwaar aan. Temeer nu verdachte dit wekelijks deed over een lang tijdsbestek en hij hiermee pas stopte toen hij per toeval door de mand viel bij de tussenpersoon, die vervolgens de werkgever in kennis stelde.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 december 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze blijken uit het reclasseringsadvies van 1 oktober 2020 van [naam 8] en uit de toelichting door de verdachte en zijn raadsvrouw ter terechtzitting.
De rechtbank is gelet op de duur, de aard en de frequentie van de gedragingen, alsmede op de omvang van het daarmee toegebrachte financiële nadeel, van oordeel dat niet met een andere straf kan worden volstaan dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de raadsvrouw bepleit, doet onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en daarbij de hiervoor beschreven strafverzwarende omstandigheden in ogenschouw genomen. De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte meegewogen dat sinds het plegen van de feiten inmiddels geruime tijd is verstreken.
Alles afwegende en in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden, zoals ook is gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 1] Netherlands B.V. (hierna ook te noemen: [naam 1]) heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte, vanwege de schade die zij als gevolg van het handelen van de verdachte zou hebben geleden.
De vordering ziet thans op het deel van het schadebedrag waarvoor nog geen verhaalsmogelijkheid is geboden en een bedrag van € 49.324,- aan advocaatkosten, zoals ook is toegelicht ter terechtzitting van 29 januari 2021 door mr. E.A.V. van Dam.
De rechtbank stelt vast dat de civiele rechter bij vonnis van 31 oktober 2018 de verdachte heeft veroordeeld tot betaling aan [naam 1] van een bedrag van € 440.888,24, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 21 september 2018 tot de dag van volledige betaling. Uit de dagvaarding die [naam 1] bij de vordering heeft gevoegd blijkt dat dit bedrag betrekking heeft op de schade die zij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten heeft geleden. Ter zitting heeft de advocaat van de benadeelde partij toegelicht dat dit civiele vonnis inmiddels onherroepelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij geen belang (meer) heeft bij haar vordering in het strafgeding, nu de civiele rechter over de vordering van de benadeelde partij bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, dat inmiddels onherroepelijk is, heeft beslist en de vordering in zijn geheel heeft toegewezen (zie ook HR 2014, 3490). Dat de verdachte thans nog niet volledig aan deze vordering heeft voldaan, maakt niet dat de benadeelde partij het resterende bedrag opnieuw kan vorderen in deze procedure.
De gevorderde advocaatkosten, kennelijk gemaakt voor het voeren van de civiele procedure en/of de executie van het verkregen vonnis, komen in deze strafzaak ook niet voor vergoeding in aanmerking. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zijn kosten voor rechtsbijstand namelijk niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit.
De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 2 en 3 heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de volgende strafbare feiten opleveren.
Feit 2:
oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 3:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
16 (zestien) maanden.
Wijst af de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [naam 1] Netherlands B.V. geleden schade.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, voorzitter,
mr. J.J.M. Uitermark en mr. N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier O. Bergmans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 februari 2021.
Mr. Uitermark is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.