Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
Na de bouwkundige keuring van Keurhuis Nederland op 4 september 2017 en de ontbinding met Hako Bouw BV heb ik met u een overeenkomst gesloten inzake de afbouw van mijn casco woning. U bent hierbij aangesteld als hoofduitvoerder en zag hierbij toe op de werkzaamheden. Een van de onderwerpen was het bouwkundig voorbereiden van de gevels voor het metselwerk. Middels deze brief wil ik u op de hoogte stellen van het feit dat het waterdicht maken van de woning achter het metselwerk niet aan de afspraken uit de overeenkomst voldoet. (…) Belangrijkste klachten zijn:
- Productie 1 - plafond lekkage op de 2e etage (…)
- Productie 2 – wijze waarop het folie 3e etage is aangebracht Te zien is hoe het folie door u of onder uw toezicht verkeerd is aangebracht op het binnenspouwblad van de woning. De folie is tegen de buitenkant van de isolatie geplakt, en loopt onder het latei door om het stelkozijn heen. Nu blijkt dat er veel wateronderhet folieophet stelkozijn te komen. Ook is de overlap/aansluiting van het zwarte DPC folie op het TAFTEX folie op de isolatie niet waterdicht.
- Productie 3 – metselwerk met geen folie op het binnenspouwblad Op meerdere plekken is geheel geen folie aangebracht, en de naden van de harde PIR-isolatie zijn niet afgeplakt, slechts met pur dichtgezet.
- Productie 4 – wijze waarop lood op 3e etage is aangebracht Het lood is verkeerd aangebracht op het binnenspouwblad van de woning, en op de hoeken dicht gezet met kit.
3.De vordering en het verweer
€ 32.145,35. Verder is [gedaagde] een bedrag van € 1.096,45 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
4.De beoordeling
€ 3.319,68 worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag zal eveneens worden toegewezen.
€ 1.542,75, die door middel van de factuur van IJ-Delta afdoende zijn gespecificeerd, zijn redelijke kosten. Derhalve is de vordering op dit punt toewijsbaar.
rechtvaardigen. Het bedrag van de buitengerechtelijke incassokosten zal worden vastgesteld volgens het wettelijk tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe [gedaagde] zal worden veroordeeld, dus op € 611,24.