ECLI:NL:RBNHO:2021:12800

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
8878081 / CV EXPL 20-6153
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging huurovereenkomst wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak vordert eiser de beëindiging van de huurovereenkomst met gedaagde, die ernstige overlast veroorzaakt in de woning die hij huurt van eiser. De kantonrechter oordeelt dat de overlast van gedaagde, die onder andere bestaat uit ongepast gedrag en intimidatie, zo ernstig is dat voortzetting van de huurovereenkomst niet langer van eiser kan worden verlangd. De kantonrechter wijst de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toe. Gedaagde heeft in zijn tegenvordering gesteld dat eiser spullen van hem heeft gestolen en eist deze terug, maar de kantonrechter oordeelt dat gedaagde deze vordering onvoldoende heeft onderbouwd en wijst deze af. De kantonrechter legt de proceskosten en buitengerechtelijke kosten voor rekening van gedaagde, omdat hij ongelijk krijgt in de vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8878081 / CV EXPL 20-6153 (SJ)
Uitspraakdatum: 14 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser in de vordering / gedaagde in de tegenvordering
verder te noemen: eiser
gemachtigde: M. Waal, ARAG
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in de vordering / eiser in de tegenvordering
verder te noemen: gedaagde
voorheen gemachtigde: mr. D.E. Post
nu procederend in persoon
Samenvatting van de zaak en het vonnis
Eiser vordert dat de huurovereenkomst met de huurder van een kamer in zijn woning wordt beëindigd. Dit omdat de huurder ernstige overlast veroorzaakt. De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van dusdanige voortdurende overlast door de huurder, dat van eiser niet kan worden verlangd de huurovereenkomst nog langer voort te zetten. De kantonrechter wijst de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde daarom toe.
Gedaagde heeft in de tegenvordering aangevoerd dat eiser spullen van hem heeft gestolen en eist die terug. Ook wil hij dat energiekosten worden terugbetaald. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de tegenvordering onvoldoende heeft onderbouwd en wijst die vordering om die reden af.

1.Het procesverloop

1.1.
Eiser heeft bij dagvaarding van 10 november 2020 een vordering tegen gedaagde ingesteld. Gedaagde heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 24 maart 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Gedaagde is, ondanks daartoe op de juiste wijze te zijn uitgenodigd, niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat eiser ter toelichting van zijn standpunt naar voren heeft gebracht.

2.Feiten

2.1.
Gedaagde en eiser zijn vader en zoon.
2.2.
Gedaagde woont vanaf de jaren ’90 in de woning aan de [adres] te [plaats] .
2.3.
In april 2012 heeft gedaagde de woning in eigendom gekregen in het kader van de nalatenschap van zijn moeder.
2.4.
In 2018 heeft gedaagde de woning verkocht aan eiser.
2.5.
Gedaagde huurt met ingang van 4 maart 2018 een gemeubileerde kamer in de woning, met gebruik van badkamer, toilet, keuken en tuin. De huurprijs is € 500 per maand inclusief gas, licht en verwarming.
2.6.
Eiser woont ook in de woning. Zijn vriendin, [vriendin eiser] (hierna: [vriendin eiser] ) verblijft regelmatig bij hem.

3.De vordering

3.1.
Eiser vordert dat de kantonrechter de tussen partijen gesloten huurovereenkomst ontbindt en gedaagde veroordeelt om de kamer in de woning aan de [adres] te [plaats] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover die niet het eigendom van eiser zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van eiser te stellen alsmede gedaagde veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.119,25, de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Eiser legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat gedaagde sinds en vóór de aanvang van de huur ernstige overlast veroorzaakt jegens eiser, [vriendin eiser] en verschillende omwonenden, waardoor het woongenot van eiser ernstig wordt aangetast. Ter onderbouwing van de overlast heeft eiser gewezen op de verklaringen die [vriendin eiser] en omwonenden [naam 1] en [naam 2] hebben opgesteld en de aangiften van [naam 1] Hieruit blijkt dat er sprake is van een constante setting van bedreigingen door, intimidatie door en ongepast seksueel gedrag van gedaagde. Eiser stelt dat hij zich niet meer veilig voelt in zijn eigen huis en de woning is ontvlucht. Eiser is van mening dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van artikel 7:213 BW om zich als goed huurder te gedragen en dat dit de gevorderde ontruiming van het gehuurde en ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Daarnaast vordert eiser de buitengerechtelijke kosten van € 1.119,25.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
Gedaagde betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat hij zich als een goed huurder gedraagt. Gedaagde betwist allereerst dat hij al vóór aanvang van de huur ernstige overlast zou veroorzaken. Dit valt ook niet te rijmen met het feit dat partijen een huurovereenkomst zijn aangegaan. Daarbij kunnen de gestelde gedragingen vóór aanvang van de huur niet tot de conclusie leiden dat gedaagde zich niet als een goed huurder zou hebben gedragen. De verklaringen van omwonenden over de gedragingen van gedaagde vóór maart 2018 zijn daarom niet relevant. Verder betwist gedaagde dat hij in het openbaar naakt loopt en zichzelf filmt en dat hij seksuele handelingen in de tuin van de buren verricht. Gedaagde voert aan dat de aangifte van schennispleging van 2019 van [naam 1] is geseponeerd. Volgens gedaagde hebben [naam 1] het vanaf de eerste dag dat zij naast gedaagde wonen op hem gemunt. Hetzelfde voert gedaagde aan ten aanzien van de verklaring van [naam 2] . Er is alleen maar sprake van ongefundeerde beschuldigingen van [naam 1] en [naam 2] . Volgens gedaagde is het juist eiser die zich niet als een goed verhuurder gedraagt door bijvoorbeeld een door gedaagde betaalde combimagnetron uit de keuken te verwijderen, te weigeren de achterdeur van deugdelijke sloten te voorzien en gedaagde de voorziening ‘energie’ te verschaffen. Het is niet gedaagde maar eiser die zich agressief en dreigend uitlaat.
4.2.
Gedaagde vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter eiser veroordeelt tot teruggave van de computer (Samsung 500 GB), de zwarte Nokia S8, de zwarte Samsung Galaxy, de Telfort internet modem en waardepapieren (huur/koopcontact) op straffe van een dwangsom van € 250 per dag met een maximum van € 10.000 en tot betaling van € 5.184,00 als schadevergoeding in verband met door gedaagde betaalde energiekosten over de periode van 1 april 2018 tot 1 december 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente, en tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
4.3.
Gedaagde legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat eiser op 24 april 2020 de hiervoor genoemde spullen wederrechtelijk uit de woning heeft meegenomen. Gedaagde stelt dat hij aangifte heeft gedaan van diefstal en dat hij een getuigenverklaring heeft van het erkennen van de diefstal door eiser. Verder meent gedaagde dat hij een vordering op eiser heeft in verband met de door hem gemaakte energiekosten. De huur van de kamer is inclusief gas, licht en verwarming, maar eiser is in de periode van 5 maart 2018 tot en met 1 december 2020 zijn verplichting tot het verschaffen van de voorziening ‘energie’ niet nagekomen. Hierdoor was gedaagde genoodzaakt om zelf een energieabonnement af te sluiten en de energiekosten te betalen.
4.4.
Eiser heeft de tegenvordering gemotiveerd betwist.

5.De beoordeling

5.1.
Gedaagde is, ondanks daartoe op de juiste wijze te zijn uitgenodigd, niet ter zitting verschenen. Uit het niet verschijnen ter zitting kan de kantonrechter op grond van artikel 88, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgtrekkingen maken die zij geraden acht.
de vordering
5.2.
Tussen partijen is in geschil of gedaagde zodanige overlast veroorzaakt, dat dit is aan te merken als een tekortkoming in de nakoming van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen en of die van dien aard is dat dit ontbinding en ontruiming van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.3.
Op grond van artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is een huurder verplicht zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen. Dit houdt onder meer in dat de huurder zich dient te onthouden van gedragingen die ontoelaatbare overlast veroorzaken. Voorts overweegt de kantonrechter dat het goed huurderschap ook tot uitdrukking kan komen in de wijze waarop de huurder zich persoonlijk gedraagt richting de verhuurder.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat eiser voldoende heeft bewezen dat er sprake is van dusdanige voortdurende overlast door gedaagde, die maakt dat van eiser niet kan worden verlangd de huurovereenkomst nog langer voort te zetten. Eiser stelt dat de door gedaagde veroorzaakte overlast onder meer bestaat uit het naakt over straat lopen, het zichzelf betasten in de gemeenschappelijke gedeeltes van de woning en in de steeg achter de woning, terwijl gedaagde zichzelf filmt, het meermaals slaan en duwen van eiser en het zich agressief uiten naar verschillende omwonenden en [vriendin eiser] . Gedaagde heeft de gedragingen weliswaar betwist, maar heeft de juistheid van zijn standpunt niet nader onderbouwd. Dit had, gelet op de door eiser overgelegde verklaringen van [vriendin eiser] , [naam 1] en [naam 2] en de aangiften van [naam 1] , wel op de weg van gedaagde gelegen. Aan het standpunt van gedaagde dat hij zich niet zo gedraagt, gaat de kantonrechter dan ook voorbij.
5.5.
Gedaagde voert in de conclusie van antwoord aan dat de verklaringen en de aangiften niet relevant zijn omdat deze zien op gedragingen vóór het sluiten van de huurovereenkomst. Ter zitting heeft eiser gesteld dat de verklaringen en aangiften, die zien op de periode vóór het sluiten van de huurovereenkomst, een indicatie zijn van de duur van de overlast en dat deze laten zien dat er geen zicht is op verbetering. Uit het gegeven dat gedaagde niet ter zitting is verschenen leidt de kantonrechter af dat hij dit niet (langer) betwist. Daarbij kan de juistheid van dit standpunt van gedaagde niet uit de stukken worden afgeleid. Uit de verklaring van [naam 1] is juist af te leiden dat gedaagde voortdurend grensoverschrijdend seksueel gedrag blijft vertonen. Dat hiervan sprake is, wordt onderschreven in de verklaringen van [naam 2] en [vriendin eiser] . Bovendien hebben [naam 1] in augustus 2019, dus ruim na het sluiten van de huurovereenkomst, nog een aangifte in verband schennis van de eerbaarheid door gedaagde gedaan. Dat deze aangifte zou zijn geseponeerd, zoals gedaagde aanvoert, doet hieraan niet af.
5.6.
Verder hebben [naam 1] in december 2019 aangifte gedaan van het leksteken van de banden van de auto van [naam 1] door gedaagde. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser een brief van het Hof Amsterdam overgelegd, waaruit blijkt dat gedaagde hiervoor is veroordeeld. Ook kan op basis van de stukken worden vastgesteld dat eiser en gedaagde elkaar te lijf (zijn ge)gaan. De stelling van gedaagde in de conclusie van antwoord dat eiser zich agressief en dreigend tegenover gedaagde uit, heeft eiser ter zitting gemotiveerd weersproken. Door niet ter zitting te verschijnen heeft gedaagde daarop niet meer gereageerd en daar dus ook geen bezwaar tegen aangevoerd. Gelet op al het voorgaande volgt de kantonrechter het standpunt van eiser dat vanwege de door gedaagde veroorzaakte overlast een onhoudbare situatie is ontstaan. Met eiser is de kantonrechter van oordeel dat gedaagde daarmee tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, zodat op grond van artikel 6:265 BW ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde in beginsel gerechtvaardigd is.
5.7.
De kantonrechter onderkent dat gedaagde een groot belang heeft bij het behoud van het gehuurde, waar hij zo’n 30 jaar woont. Er moet bij de beoordeling echter niet alleen rekening worden gehouden met dat belang van gedaagde, maar ook met het belang van eiser, zijn vriendin en omwonenden om zonder overlast te kunnen wonen. Dit laatste belang weegt, gelet op de aard, de ernst en de lange duur van de tekortkomingen zwaarder dan het belang van gedaagde. Hetgeen gedaagde heeft aangevoerd is dus ontoereikend voor een geslaagd beroep op de uitzondering genoemd in artikel 6:265 BW.
5.8.
De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde worden dus toegewezen. Daarbij zal de termijn van ontruiming worden gesteld op vijf dagen. Hierbij heeft de kantonrechter in aanmerking genomen dat gedaagde, blijkens de verklaring van eiser ter zitting, sinds een aantal maanden niet meer in het gehuurde verblijft.
5.9.
De vordering van eiser om gedaagde te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten wijst de kantonrechter eveneens toe, zij het met in achtneming van het volgende. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Dit heeft eiser ter zitting ook erkend. De kantonrechter zal de vordering dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 462,50, en voor het overige afwijzen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van gedaagde, omdat hij ongelijk krijgt. De nakosten worden toegewezen voor zover deze daadwerkelijk door eiser worden gemaakt. De gevorderde wettelijke rente over de nakosten zal eveneens worden toegewezen.
5.11.
De stelling van gedaagde dat het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard, gelet op artikel 7:272 lid 1 BW, kan de kantonrechter niet plaatsen. Het gaat hier immers niet om een opzegging van een huurovereenkomst maar om verzoek tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van het gehuurde door de kantonrechter.
de tegenvordering
5.12.
Gedaagde stelt dat eiser op 24 april 2020 verschillende spullen van hem heeft gestolen. Ten bewijze van zijn standpunt heeft gedaagde een aangifte van 30 april 2020 en een getuigenverklaring van het, volgens gedaagde, door eiser erkennen van de diefstal overgelegd. Eiser heeft gemotiveerd betwist dat hij de spullen van gedaagde heeft gestolen. De kantonrechter is met eiser van oordeel dat gedaagde niet heeft bewezen dat eiser de spullen heeft gestolen. Uit de door gedaagde overgelegde aangifte van 30 april 2020 kan dit niet worden opgemaakt. Daarin staat immers dat gedaagde niet heeft gezien dat eiser spullen van gedaagde heeft meegenomen. Bovendien blijkt uit de door gedaagde overgelegde aangifte van 10 juni 2020 dat hij nog steeds beschikking had over zijn modem. Verder heeft gedaagde, blijkens de aangifte van 10 juni 2020, verklaard dat hij er later achter is gekomen dat eiser de telefoon niet had meegenomen.
5.13.
Uit de overgelegde getuigenverklaring blijkt evenmin dat eiser de spullen heeft meegenomen. Uit deze verklaring blijkt slechts dat er op 15 mei 2020 een gesprek is geweest met gedaagde en zijn beide zoons en dat daarbij ter sprake is gekomen dat er om onduidelijke redenen spullen uit de woning zijn meegenomen. Uit deze verklaring komt niet naar voren wie deze spullen heeft meegenomen. Ook kan uit deze verklaring niet worden afgeleid dat eiser heeft erkend de spullen te hebben meegenomen. Gelet op het voorgaande wordt dit deel van de vordering van gedaagde bij gebreke aan onderbouwing afgewezen.
5.14.
Hetzelfde overweegt de kantonrechter ten aanzien van de door gedaagde gevorderde schadevergoeding in verband met de door hem gemaakte energiekosten. Gedaagde heeft weliswaar gesteld dat hij € 5.184,00 aan energiekosten heeft betaald, maar een onderbouwing van (de betaling van) dit bedrag ontbreekt. Gelet op de gemotiveerde betwisting door eiser, had dit wel van gedaagde mogen worden verwacht. Daarbij heeft eiser ter zitting gesteld dat gedaagde er juist voor zorgde dat eiser niet in de gelegenheid was om het energieabonnement aan te passen en dat het niet mogelijk was om hier op een normale manier met gedaagde uit te komen. Gezien het feit dat gedaagde niet ter zitting is verschenen moet de kantonrechter het ervoor houden dat gedaagde dit standpunt van eiser niet weerspreekt. Ook hierom kan niet staande worden gehouden dat gedaagde schade heeft geleden die door eiser moet worden vergoed.
5.15.
De proceskosten komen voor rekening van gedaagde, omdat hij ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang met de vordering ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in de tegenvordering op nihil te stellen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
ontbindt de tussen partijen gesloten huurovereenkomst;
6.2.
veroordeelt gedaagde om de woning vóór 20 april 2021 te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin vanwege hem bevindende personen en goederen – voor zover deze laatste niet het eigendom van eiser zijn – en onder afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije beschikking van eiser te stellen;
6.3.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van € 462,50, aan buitengerechtelijke kosten;
6.4.
veroordeelt gedaagde tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van eiser tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 102,96
griffierecht € 83,00
salaris gemachtigde € 360,00 ;
6.5.
veroordeelt gedaagde tot betaling van € 90,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door eiser worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van betaling;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
6.8.
wijst de vordering af;
6.9.
veroordeelt gedaagde tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor eiser worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter