Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2021 in de zaken tussen
[eiser 1] en [eiser 2],
[derde belanghebbende 1]en
[derde belanghebbende 2], te [woonplaats].
Procesverloop
Overwegingen
[#]. De recreatiewoning is voorzien van een bed, douche en keuken en heeft een toegangsdeur vanaf de steeg. Huurders van de recreatiewoning mogen ook gebruik maken van de tuin van vergunninghouder. De woning aan de [perceel 1] is vervolgens verkocht aan de derde-partijen.
vrijstaandzelfstandig te gebruiken bijgebouw. Ten tweede wordt volgens eisers de maximale oppervlakte van het erf, dat mag worden gebruikt als recreatiewoning, overschreden. Ook stellen eisers dat niet wordt voldaan aan de gestelde parkeereisen en dat niet wordt voldaan aan het Bouwbesluit 2012 (het Bouwbesluit).
vrijstaanden hoe het beleid op dit punt moet worden geïnterpreteerd.
op zichzelf staand, niet aan iets anders vastgebouwd [6] .
ooktoegestaan is in een vrijstaand bijgebouw. Immers, als het de bedoeling was geweest om te bepalen dat de recreatiewoning
alleenwas toegestaan in een vrijstaand bijgebouw dan had het voor de hand gelegen dat de haakjes waren weggelaten. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het beleid wel ruimte biedt om een recreatiewoning toe te staan in een zelfstandig te gebruiken bijgebouw dat niet vrijstaat, mits het goed toegankelijk is. De beroepsgrond van eisers slaagt op dit punt dus niet.
hiervanverwezen naar het bijgebouw. In de voorwaarde wordt dus bepaald dat de oppervlakte van het bijgebouw 35% van het erf mag bedragen. De oppervlakte van het bijgebouw is dat gedeelte wat het bijgebouw inneemt op het erf en dus dient te worden uitgegaan van de buitenmaten van het bijgebouw. De voorwaarde biedt geen ruimte voor een andere uitleg.
Beslissing
- verklaart het beroep van eiser [eiser 2] niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep eisers [eiser 1], [eiser 3] en [eiser 4] gegrond;
- vernietigt het besluit van 23 maart 2020;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van (3x) € 178,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt het verweerder tot betaling van (3x) € 1496,- aan proceskosten aan eisers.