ECLI:NL:RBNHO:2021:12758
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wegens tijdsverloop en procesorde in strafzaak
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is de verdachte beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het telen van hennep en het vernielen van elektriciteitswerken. De zaak heeft een lange voorgeschiedenis, waarbij de laatste zitting op 22 september 2011 heeft plaatsgevonden. De verdediging heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, onder verwijzing naar het aanzienlijke tijdsverloop en de gevolgen daarvan voor de verdachte, die lijdt aan seniele dementie/Alzheimer. De officier van justitie heeft deze vordering ondersteund en gesteld dat het recht op vervolging door het Openbaar Ministerie is verspeeld door het lange wachten op een nieuwe zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. Na het horen van de argumenten van zowel de verdediging als de officier van justitie, heeft de rechtbank geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging moet worden verklaard. Dit oordeel is gebaseerd op het tijdsverloop in de zaak en de aard van de ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank ook heeft meegewogen dat de verdediging herhaaldelijk heeft verzocht om een eerdere zitting.
De rechtbank heeft op 6 december 2021 uitspraak gedaan en verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.