ECLI:NL:RBNHO:2021:12725

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 januari 2021
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
9546711 \ WM VERZ 21-1169
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de hoorplicht door de officier van justitie in een verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in Haarlem, op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie, in de vorm van een boete, opgelegd gekregen voor het te hard rijden op een autosnelweg. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, omdat hij niet was gehoord, ondanks dat hij hierom had verzocht. De officier van justitie heeft erkend dat de hoorplicht is geschonden, wat heeft geleid tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie.

De kantonrechter heeft vervolgens beoordeeld of de boete terecht was opgelegd. De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het rijden 30 km/h te hard op een autosnelweg. Betrokkene voerde aan dat de meting onjuist was, omdat het politievoertuig niet achter hem reed. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, omdat uit het dossier bleek dat de snelheid was gecontroleerd met een gekalibreerde boordsnelheidsmeter en dat de meting correct was uitgevoerd. De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigde deze, maar verklaarde het beroep tegen de boete ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures, maar bevestigt ook dat de juistheid van de meting en de opgelegde boete kan worden gehandhaafd, mits de procedure correct is gevolgd. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 9546711 \ WM VERZ 21-1169
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 11 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: 30 km per uur harder rijden dan mag op een autosnelweg buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift en ter zitting de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene heeft -kort en zakelijk weergegeven- aangevoerd dat de officier van justitie hem niet heeft gehoord terwijl betrokkene daar wel om heeft verzocht, en daartoe zijn telefoonnummer via het daarvoor bestemde formulier heeft toegestuurd. Inhoudelijk voert hij aan dat de pleeglocatie niet zomaar mag worden gewijzigd. Ook voert betrokkene aan dat hij bezig was met een inhaalmanoeuvre waarbij hij over een afstand van slechts 200 meter 20 km/h te hard heeft gereden. Vervolgens heeft hij zijn snelheid weer verlaagd naar 100 km/h. Betrokkene betwist de juistheid van de meting, omdat het politievoertuig niet op dezelfde weg reed.
De officier van justitie heeft erkend dat betrokkene had moeten worden gehoord en dat dit niet is gebeurd. Dat betekent dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd. Omdat de beslissing van de officier van justitie vanwege het voorgaande al wordt vernietigd, behoeven eventuele overige gronden gericht tegen die beslissing niet meer te worden besproken en beoordeeld.
Nu de beslissing van de officier van justitie wordt vernietigd, moet de kantonrechter beoordelen of de boete terecht is opgelegd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Uit het aanvullend proces-verbaal blijkt dat verbalisant per abuis een verkeerde gemeente heeft genoteerd. De pleeglocatie is vervolgens gewijzigd. Niet gesteld en ook niet gebleken is dat betrokkene door deze wijziging in zijn verdedigingsbelang is geschaad.
Uit de overgelegde stukken volgt dat de snelheid is gecontroleerd met behulp van een gekalibreerde boordsnelheidsmeter. De daarmee geconstateerde snelheid bedroeg 140 kilometer per uur. Deze waarde is naar beneden gecorrigeerd, conform de landelijk vastgestelde correctiewaarden. Niet is voorgeschreven dat het voertuig waarmee de snelheidsmeting wordt uitgevoerd tijdens die meting achter het gemeten voertuig rijdt. Er is geen reden om aan de juistheid van de verklaring van verbalisant te twijfelen. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: