Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
De luchtzuiverheid kan ik niet meten maar zodra je binnenkomt proef je een niet gezond binnenklimaat.De oorzaak van de zwarte vlekken (schimmel) die overal in de woning aanwezig zijn kan ik niet verklaren.De woning is beslist niet vochtig de wanden vloer plafonds zijn droog, ook de zwarte vlekken zijn droog.De relatieve luchtvochtigheid overschrijd geen enkele norm.Opvallend is dat de zwarte vlekken het meest uitbundig zijn bij naden in de afwerking.De gegevens van de datalogger volgen later, maar daar zal weinig tot niets uit komen wat negatief op dit verslag zal zijn.De grote vraag:Hoe zijn de wanden na de brand afgeseald en hoe zijn de voorzetwanden geplaats?Het openmaken van een wand zou als optie meegenomen moeten worden en een schimmeltype test door derden, zodat het zeker is dat de schimmel niet door luchtverplaatsing komt en gekweekt wordt achter de voorzetwanden.
Opmerking algemeenSchimmelvorming ontstaat over het algemeen door oppervlaktecondensatie. Er is veelal sprake van een combinatie van factoren, zoals het ontbreken van een verwarmingsbron, onvoldoende ventilatie in combinatie met een hoge luchtvochtigheid. Dit ontstaat met name op constructiedelen achter meubels, gordijnen en in de hoeken. Genoemde klacht kan het gevolg zijn van de slechte thermische kwaliteit (isolatie) van de constructie, onvoldoende ventilatiemogelijkheid of een onjuist ventilatie- en stookgedrag van de huurder.
(…) Dit aanvullend onderzoek heeft geresulteerd in het rapport d.d. 18 november 2019. Hieruit blijkt dat weliswaar sprake is van schimmelvorming in de woonruimte, maar dat dit niet is aan te merken als een ernstig gebrek in de A, B of C categorie van het gebrekenboek van de Huurcommissie. Het bewonersgedrag enerzijds en de thermische kwaliteit van de buitenschil van de woonruimte anderzijds blijken debet aan de schimmelvorming. Dit is niet toe te rekenen aan verhuurder. De mondelinge behandeling van de zaak op de zitting geeft de commissie onvoldoende aanleiding om af te wijken van de bevindingen in het rapport van onderzoek. De Huurcommissie is dan ook van oordeel dat geen sprake is van een ernstig gebrek op grond waarvan de huurprijs tijdelijk kan worden verlaagd.Ten overvloede merkt de Huurcommissie op dat het verband dat de huurder legt tussen het schimmelprobleem en de brand in 2012 niet aannemelijk is.De Huurcommissie adviseert de verhuurder wel dringend om de herhaaldelijk toegezegde mechanische ventilatie aan te brengen. (…)IV BeslissingDe woonruimte heeft geen gebrek dat ernstig genoeg is om de huurprijs tijdelijk te verlagen. (…)Volgens de wet worden de huurder en de verhuurder geacht overeengekomen te zijn wat in deze uitspraak is vastgesteld, tenzij een van hen binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een beslissing van de rechter heeft gevorderd over het punt waarover de Huurcommissie om een uitspraak was verzocht. (…)
3.De vordering
A. uitvoering van herstelwerkzaamheden op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat verhuurder in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 100.000,-;
B. verlaging van de huurprijs vanaf 14 juni 2018 tot en met de datum van herstel van de gebreken en betaling aan huurders van alle te veel betaalde huurpenningen vanaf 14 juni 2018;
C. betaling van de schade die huurders hebben geleden als gevolg van het niet nakomen van de verhuurdersverplichtingen door verhuurder;
D. betaling van de immateriële schade;
E. betaling aan huurders van de wettelijke rente vanaf datum van dagvaarding over het gevorderde bedrag;
F. de kosten van deze procedure;
G. betaling van de buitengerechtelijke kosten conform de kantonrechterstaffel.
4.Het verweer
5.De beoordeling
tenzij één van hen binnen acht weken na verzending van de uitspraak een beslissing van de rechter heeft gevorderd over het punt waarover de huurcommissie om een uitspraak was verzocht. Tegen de beslissing van de kantonrechter is geen hogere voorziening toegelaten.
in plaats vanzijn vordering tot vermindering van de huurprijs in te stellen bij de rechter ook kan kiezen voor de Huurcommissie. Daaruit volgt dat de huurder moet kiezen: of hij volgt de weg van artikel 7:257 lid 2 BW via de Huurcommissie (met “hoger beroep” bij de kantonrechter) of hij volgt de weg van artikel 7:207 BW via de kantonrechter (met hoger beroep bij het hof). Indien de huurder heeft gekozen voor de weg van artikel 7:257 lid 2 BW kan hij niet daarna nog een procedure tot huurprijsverlaging ex artikel 7:207 BW instellen. Gelet hierop zijn huurders in hun vordering tot verlaging van de huurprijs niet-ontvankelijk.