ECLI:NL:RBNHO:2021:12682

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
9557460 / KG EXPL 21-101
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in kort geding betreffende achterstallig loon en overuren

In deze zaak heeft eiser, werkzaam bij Löhr Texel B.V., een kort geding aangespannen wegens achterstallig loon en onbetaalde overuren. Eiser is op 11 augustus 2021 in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, maar heeft zich op 28 oktober 2021 ziek gemeld. Ondanks een eerdere toezegging van Löhr om het salaris te betalen, heeft eiser geen salaris ontvangen voor de maand oktober 2021. Eiser heeft Löhr op 3 november 2021 aangemaand tot betaling van het achterstallig salaris en de overuren, maar Löhr heeft niet gereageerd en is niet verschenen op de zitting. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van eiser spoedeisend is en niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De kantonrechter heeft Löhr veroordeeld tot betaling van het achterstallig salaris, de overuren, wettelijke verhogingen en rente, evenals de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de vordering voor het overige is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9557460 / KG EXPL 21-101 (SJ)
Uitspraakdatum: 30 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]wonende te [woonplaats] , [land]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. P.B.J. Dekker
tegen
de besloten vennootschap Löhr Texel B.V. h.o.d.n. Snackbar Veronica
gevestigd te Oudeschild, gemeente Texel
gedaagde
verder te noemen: Löhr
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft Löhr op 13 december 2021 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft hybride plaatsgevonden op 23 december 2021 en daarbij zijn [eiser] en zijn gemachtigde via een MS Teams-link verschenen. De zaak is gevoegd behandeld met de zaak met kenmerk 9557493 / KG EXPL 21-102. Van de zijde van Löhr is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niemand verschenen. Tegen de niet-verschenen Löhr is verstek verleend.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [eiser] ter toelichting van zijn standpunt naar voren heeft gebracht.

2.Feiten

2.1.
[eiser] is op 11 augustus 2021 in dienst getreden bij Löhr op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 1 november 2021 in de functie van medewerker fastservice voor 38 uur per week tegen een bruto maandloon van € 2.000,00 exclusief 8% vakantiegeld. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Horeca van toepassing.
2.2.
[eiser] woonde voor de duur van de arbeidsovereenkomst in een personeelswoning. Hiervoor betaalde hij € 350,00 netto per maand.
2.3.
[eiser] heeft zich op 28 oktober 2021 ziek gemeld.
2.4.
Op 29 oktober 2021 heeft [eiser] de personeelswoning verlaten.
2.5.
Bij e-mail van 3 november 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] Löhr tot betaling van, onder meer, het achterstallig salaris en de overuren aangemaand.
2.6.
Op 17 november 2021 heeft Löhr een bedrag van € 1.285,72 netto betaald.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening Löhr veroordeelt tot betaling binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis van
- € 2.000,00 bruto aan achterstallig loon van de maand oktober 2021;
- € 638,24 aan 53,52 overuren;
- een en ander te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
- de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij vanaf 1 oktober 2021 geen salaris meer heeft ontvangen. Hierdoor is hij in financiële nood gekomen. [eiser] stelt dat hij zich op 28 oktober 2021 op het werk heeft ziekgemeld. De heer [xxx] , vertegenwoordiger van Löhr, heeft aangegeven dat [eiser] in de problemen zou komen als hij niet zou komen werken en is voorbij gegaan aan de ziekmelding. Op 29 oktober 2021 is namens Löhr aangegeven dat het salaris over de maand oktober 2021 nog diezelfde dag zou worden betaald indien [eiser] de personeelswoning per direct zou verlaten. [eiser] heeft de woning om 13.00 uur verlaten en de sleutels ingeleverd, maar de betaling van het salaris is uitgebleven.
Verder stelt [eiser] dat hij 53,52 overuren heeft gewerkt en dat deze uren op grond van de cao Horeca dienen te worden uitbetaald omdat er geen tijd voor tijd kan worden opgenomen.

4.Het verweer

4.1.
Löhr heeft geen verweer gevoerd.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering van [eiser] , die naar haar aard spoedeisend is en niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, is voor toewijzing vatbaar, met inachtneming het volgende.
5.2.
Vast staat dat Löhr op 17 november 2021 een bedrag van € 1.285,72 netto heeft betaald. Dit bedrag dient in mindering te worden gebracht op de loonvordering.
5.3.
In de e-mail van 3 november 2021, die als ingebrekestelling kan worden beschouwd, overgelegd als productie 4, wordt Löhr aangemaand tot betaling van het achterstallig salaris binnen 24 uur en tot betaling van – voor zover hier van belang – de overuren vóór 1 december 2021. De gevorderde wettelijke rente over het achterstallig salaris en de overuren is daarom toewijsbaar vanaf 4 november 2021 respectievelijk vanaf 1 december 2021. Een eerdere verzuimdatum is namelijk niet gesteld of gebleken.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van Löhr, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Löhr tot betaling aan [eiser] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis van:
- het netto-equivalent van € 2.000,00 bruto minus € 1.285,72 netto aan achterstallig salaris,
- te vermeerderen met de wettelijke verhoging over € 2.000,00 vanaf de dag van opeisbaarheid tot 17 november 2021,
- te vermeerderen met de wettelijke verhoging over het netto-equivalent van € 2.000,00 bruto minus € 1.285,72 netto vanaf 17 november 2021 tot de dag van betaling,
- te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2000,00 bruto vanaf 4 november 2021 tot 17 november 2021 en over het netto-equivalent van € 2.000,00 bruto minus € 1.285,72 netto vanaf 17 november 2021 tot de dag van betaling;
6.2.
veroordeelt Löhr tot betaling aan [eiser] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis van:
- € 638,24 aan 53,52 overuren,
- te vermeerderen met de wettelijke verhoging over dit bedrag vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van algehele betaling,
- te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 december 2021 tot de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt Löhr tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 119,21
griffierecht € 85,00
salaris gemachtigde € 498,00 ;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter