ECLI:NL:RBNHO:2021:12677

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
C/15/319134 / KG ZA 21-428
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige toevertrouwing van kinderen en gebruik van de echtelijke woning in kort geding

In deze zaak, die op 1 september 2021 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een kort geding tussen een vrouw en een man die een affectieve relatie hebben gehad en samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw vordert in conventie dat de man de echtelijke woning verlaat en dat de kinderen voorlopig aan haar worden toevertrouwd. De man vordert in reconventie dat de vrouw de woning verlaat en dat de kinderen voorlopig aan hem worden toevertrouwd. De vrouw stelt dat de situatie onhoudbaar is door het alcoholmisbruik van de man en de daarmee gepaard gaande geweldsincidenten. De man betwist deze stellingen en stelt dat de situatie is verbeterd.

De voorzieningenrechter overweegt dat het van belang is dat de kinderen in hun vertrouwde omgeving blijven en dat de vrouw voorlopig het gebruik van de woning krijgt, omdat de oudste zoon de voorkeur heeft uitgesproken om bij haar te blijven. De voorzieningenrechter stelt een voorlopige omgangsregeling vast waarbij de kinderen om de week bij de man verblijven. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat het onmiddellijk effect heeft, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/319134 / KG ZA 21-428
Vonnis in kort geding van 1 september 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats]
,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H. Plantenga te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats]
,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.G. Burgers te Alkmaar.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties 1 t/m 13;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties 1 en 2;
  • de antwoordakte tevens wijziging c.q. vermeerdering van eis in conventie tevens akte uitlating producties met producties 15 t/m 17;
  • de brief van mr. Plantenga van 23 augustus 2021 met producties 18 en 19.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2021
.Aanwezig waren partijen en hun advocaten. Mr. Burgers heeft gepleit overeenkomstig de door hem overgelegde pleitaantekeningen.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, die is geëindigd. Uit deze relatie zijn geboren de minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] . De vrouw heeft eenhoofdig gezag over de minderjarigen
2.2.
Partijen wonen met de kinderen in een op beider naam gehuurde sociale huurwoning (hierna ook: de echtelijke woning) aan [het adres] .

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert, na wijziging van eis - kort samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de man te veroordelen om binnen één dag na de datum van het vonnis de echtelijke woning te verlaten en niet meer te betreden en te bepalen dat de vrouw voorlopig bij uitsluiting gerechtigd is tot de bewoning en het gebruik van die woning;
  • te bepalen dat de kinderen voorlopig worden toevertrouwd aan de vrouw;
  • een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen iedere vrijdag uit school tot 19.30 uur alsmede om het weekend van vrijdag uit school tot zondagavond 19.30 uur bij hun vader verblijven, alsmede een vakantieregeling.
3.2.
De vrouw legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. De relatie van partijen is verbroken. Door alcoholmisbruik van de man is de thuissituatie voor de vrouw en de kinderen onhoudbaar geworden. De vrouw slaapt noodgedwongen op een matras in de kamer van het jongste kind. De man drinkt dagelijks grote hoeveelheden alcohol en pleegt dan verbaal en fysiek geweld tegen de vrouw. Hij heeft haar meermalen bedreigd van het leven te beroven en gaat al haar gangen na. Bij een incident op 30 juni jl. is de politie ter plaatse gekomen. Ook na politie-interventie heeft de man geweigerd te vertrekken. De vrouw heeft de woning toen met haar jongste zoon verlaten om in een hotel te overnachten. Veilig Thuis heeft op 2 juli jl. een zorgmelding over de gezinssituatie ontvangen van de politie regio Zaanstreek Waterland. Door de ernstige spanningen tussen partijen is een onhoudbare situatie ontstaan. De oudste zoon van partijen gaat noodgedwongen zoveel mogelijk logeren bij vriendjes; de jongste zoon is al een paar keer naar opa (mz) gevlucht voor de situatie. Omdat de kinderen op korte afstand van de woning op school zitten en de vrouw de verzorgende ouder is, heeft zij recht en belang bij het tijdelijk uitsluitend gebruik van de woning. De vrouw heeft de man meermalen gemaand contact op te nemen met Brijder aangaande hulpverlening voor alcoholmisbruik. De man weigert de woning te verlaten. Op 3 augustus jl. is er een incident geweest waarbij de man de vrouw bij de keel heeft gegrepen. Er dient een veilige thuisplek voor de vrouw en de kinderen te komen. Voor de kinderen is van groot belang dat zij vanuit hun eigen vertrouwde omgeving kunnen beginnen aan het nieuwe schooljaar. De man heeft familie waar hij tijdelijk terecht kan. Uiteraard staat de vrouw open voor een omgangsregeling zodat de man contact en omgang met de kinderen heeft, aldus de vrouw
3.3.
De man voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De man vordert - kort samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de vrouw te veroordelen om binnen één dag na het te wijzen vonnis de echtelijke woning te verlaten en niet meer te betreden;
  • te bepalen dat de man, totdat een onherroepelijke uitspraak van de bodemrechter omtrent het huurrecht van de echtelijke woning en de verdeling van de roerende zaken van partijen zal zijn gedaan, bij uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot de bewoning en het gebruik van de echtelijke woning met de daarbij behorende zaken;
  • te bepalen dat de minderjarigen voorlopig aan de man worden toevertrouwd;
  • een zorgregeling vast te stellen waarbij de minderjarigen eenmaal per 14 dagen een weekend bij de vrouw zullen verblijven;
  • en, voor zover de conventionele vorderingen van de vrouw worden toegewezen, een zorgregeling vast te stellen waarbij de minderjarigen eenmaal per 14 dagen een weekend bij de man zullen verblijven, alsmede de helft van de schoolvakanties.
4.2.
De man legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. De stelling van de vrouw dat sprake is van een onhoudbare situatie wordt betwist. De situatie is de afgelopen weken aanzienlijk bijgetrokken, met als resultaat dat partijen met hulp van Veilig Thuis afspraken hebben gemaakt op basis waarvan rust in huis en het belang van de kinderen worden gediend. Van alcoholmisbruik, fysiek of verbaal geweld aan de zijde van de man is geen sprake. Voor zover de voorzieningenrechter van oordeel is dat spoedeisend belang wel aanwezig is, wat door de man wordt betwist, wenst de man een reconventionele vordering in te dienen, nu de situatie tussen partijen voor het overgrote deel is te wijten aan het gedrag van de vrouw. Zij is onberekenbaar en heftig in haar emoties. In tegenstelling tot de man heeft de vrouw familie waar zij terecht kan, aangezien haar familie beschikt over ruimte woningen, waar zij gemakkelijk een langere periode kan verblijven. Wat betreft de medische omstandigheden van de vrouw geldt dat de man van mening is dat de vrouw gebaat is bij rust, zonder dat zij de verantwoordelijkheid voor de zorg van de kinderen behoeft te hebben. Het is in het belang van zowel de vrouw als de kinderen dat de vrouw elders gaat wonen en dat de man, zoals dat altijd gebruikelijk was, de zorg van de kinderen op zich neemt. De man doet schoonmaakwerk in algemene ruimten van woning en kantoren en is niet gebonden aan vaste tijden. Hij kan zijn tijd zo indelen dat hij er veel voor de kinderen kan zijn. De man heeft altijd in hoofdzaak de zorg voor de kinderen gedragen, mede doordat het werkrooster van de vrouw – zij werkt op een pompstation – sterk wisselt en op incourante tijden plaatsvindt.
4.3.
De vrouw voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op de nauwe verwevenheid van de vorderingen in conventie en in reconventie en de daaraan ten grondslag liggende stellingen, zullen deze vorderingen in het hierna volgende gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
Op grond van artikel 254 Rv is de voorzieningenrechter in alle spoedeisende zaken, waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd deze te geven. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen en de uitkomst van de beoordeling van de voorlopige merites van de zaak. Spoedeisend belang heeft de eisende partij in ieder geval, indien van hem niet kan worden gevergd dat hij of zij een bodemprocedure afwacht.
5.3.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5.4.
Het is van belang dat er duidelijkheid komt over de vraag wie van partijen de woning voorlopig mag gebruiken, met name ook vanwege de kinderen. Daarmee is het spoedeisend belang bij de vordering van de vrouw gegeven.
5.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat voor de beoordeling uitgangspunt is dat de kinderen in de woning zullen blijven, zodat zij in deze voor hen turbulente fase zoveel mogelijk hun normale (sociale) leven kunnen leiden. Dat wordt in hun belang geacht. Dat betekent dat degene aan wie de kinderen voorlopig worden toevertrouwd, en die de taak van hoofdverzorger krijgt, degene is die in de woning zal verblijven. Dan is de vraag wie van beiden als hoofdverzorger met de kinderen in de woning dient te blijven.
Beide partijen hebben volgens de ander passend vervangend onderdak en familie die hen kan opvangen. Beiden betwisten dat voor zichzelf. Daarin kan geen aanknopingspunt worden gevonden. Ter zitting is duidelijk geworden dat een andere constructie, bijvoorbeeld een waarbij partijen gezamenlijk dan wel door middel van ‘birdnesting’ in de woning verblijven, totdat een van hen een andere woning heeft gevonden, niet mogelijk dan wel wenselijk is gebleken. In beginsel gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat beide ouders in gelijke mate geschikt en in staat zijn om in deze turbulente fase van hun scheiding als hoofdverzorger van de kinderen op te treden. Er zijn op dat punt weliswaar over en weer veel beschuldigingen geuit, waarbij ook de familie van partijen een rol speelt, maar geen van de beschuldigingen is zodanig onderbouwd dat daarvan voldoende is gebleken. De ouders werken ook ongeveer evenveel, en zullen beiden af en toe de zorg voor de kinderen wegens werk aan iemand uit het netwerk moeten overlaten zonder dat dit voor de uitvoering van hun werk- en zorgtaken als belemmering wordt gezien. In deze patstelling acht de voorzieningenrechter daarom voor de beslissing uiteindelijk van doorslaggevend belang dat, zoals de vrouw heeft gesteld en de man niet heeft betwist, de oudste zoon [mj 2] op dit moment (al dan niet forse) verwijdering naar de man ervaart en de voorkeur heeft uitgesproken om bij de vrouw te verblijven. Dit gegeven leidt tot de slotsom dat de vrouw voorlopig het uitsluitend gebruik van de woning krijgt en de kinderen aan haar zullen worden toevertrouwd.
5.6.
Ter zitting heeft de man, in geval de vorderingen in conventie worden toegewezen, bij monde van zijn advocaat de voorkeur uitgesproken voor een omgangsregeling, waarbij de kinderen, in de week dat zij niet een weekend bij hem zijn, bij hem verblijven op een maandag of dinsdag. De vrouw heeft zich hiertegen niet verzet. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om de door de vrouw voorgestelde voorlopige omgangsregeling vast te stellen, met dien verstande dat de kinderen bij de man verblijven de ene week op maandag uit school tot 19.00 uur en de andere week een weekend van vrijdag 17.00 uur tot maandag 19.00 uur.
5.7.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat er de afgelopen tijd verschillende incidenten tussen partijen zijn geweest. Partijen maken elkaar verwijten, waarbij de man wordt neergezet als alcoholist en de vrouw als een persoon met stemmingswisselingen. Wat daar allemaal van zij, de kinderen zijn van deze ruzies getuige geweest en wederzijdse familieleden waren bij de ruzies betrokken. Partijen geven elkaar over en weer de schuld van wat er tijdens deze ruzies allemaal is gezegd en gedaan. Na een melding bij Veilig Thuis is het Jeugdteam bij het gezin betrokken geraakt en zijn er veiligheidsafspraken gemaakt. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat het een uitdrukkelijke taak van de ouders is om ervoor te zorgen dat de nodige rust in het gezin nu terugkeert. Die rust kan er alleen komen als de ouders de kinderen niet (meer) belasten met hun problemen.
5.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie en in reconventie
6.1.
bepaalt dat de vrouw voorlopig met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de woning aan [het adres] en de zich daarin bevindende inboedel;
6.2.
veroordeelt de man om binnen één dag na de datum van dit vonnis de woning te verlaten en niet meer te betreden;
6.3.
bepaalt dat [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] , voorlopig aan de vrouw worden toevertrouwd;
6.4.
bepaalt dat met ingang van maandag 6 september 2021 tussen partijen een voorlopige omgangsregeling geldt waarbij de kinderen bij de man verblijven de ene week op maandag uit school tot 19.00 uur en de andere week een weekend van vrijdag 17.00 uur tot maandag 19.00 uur. Deze regeling geldt totdat partijen een andere regeling overeenkomen of een rechter anders beslist;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Bakker en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier I.B. Dinkelaar op 1 september 2021.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat. Omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.