ECLI:NL:RBNHO:2021:12651

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
8799198 \ CV EXPL 20-8308
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij instapweigering door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een vennootschap gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., een luchtvaartmaatschappij gevestigd in Ankara, Turkije. De vordering betreft compensatie voor een passagier die een vervoersovereenkomst had gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Delhi, met tussenstops in Istanbul en Bahrein. De passagier had een bevestigde boeking, maar werd geweigerd op de vlucht omdat de reisagent een ticket had uitgegeven voor een vlucht die al vol zat. AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de Verordening van toepassing is, aangezien de passagier zich tijdig bij de incheckbalie had gemeld. De vervoerder betwistte de vordering door te stellen dat de reisagent een foutief ticket had uitgegeven. De kantonrechter oordeelde echter dat het risico van de foutieve ticketuitgifte voor rekening van de vervoerder komt, aangezien de passagier geen zicht had op de beschikbaarheid van plaatsen. De vordering van AirHelp werd toegewezen, en de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De kantonrechter benadrukte dat de vervoerder verantwoordelijk is voor de gevolgen van de instapweigering, ongeacht de fout van de reisagent. De beslissing werd genomen op 29 december 2021, en de proceskosten werden aan de vervoerder opgelegd, omdat deze ongelijk kreeg in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8799198 \ CV EXPL 20-8308
Uitspraakdatum: 29 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht van haar vestiging
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 14 september 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier [passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanbul Havalimani Airport, Istanbul (Turkije) en Bahrain International Airport (Bahrein) naar Indira Gandhi International Airport, Delhi (India).
2.2.
De passagier heeft zijn vermeende vorderingsrecht door middel van cessie (assignment formulier) overgedragen aan Airhelp.
2.3.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening en de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de instapweigering gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat geen sprake is geweest van een instapweigering. De vlucht van 17 december 2019 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Istanbul zat op het moment van boeken al vol. De reisagent van de passagier, Riya Travel, heeft het ticket foutief uitgegeven zonder toestemming vanuit het systeem van de vervoerder. Het automatische systeem heeft vervolgens de reservering van 17 december 2019 verwijderd en een waarschuwing verzonden, dat er een nabelasting zal worden gestuurd voor het foutief uitgeven van een ticket. Vervolgens heeft de reisagent een reservering gemaakt voor een vlucht op 18 december 2019. Het ticket dat foutief was ingeboekt in de eerste reservering (voor 17 december 2019) is gebruikt voor het omboeken naar de tweede reservering (van 18 december 2019).

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Op grond van artikel 3 lid 2 van de Verordening is de Verordening van toepassing indien de passagier beschikt over een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie en zich, behalve in geval van annulering, bij de incheckbalie meldt. Airhelp stelt dat de passagier over een bevestigde boeking beschikte aangezien boven het ticket, met een weergave van de vluchten, staat ‘TICKET – confirmed’ De vervoerder betoogt dat de reisagent een foutief ticket heeft uitgegeven, zonder toestemming van de vervoerder. Het eerste deel van de vlucht zat immers al vol. Daarnaast betreft het door de passagier bij dagvaarding overgelegde ticket volgens de vervoerder een ticket die behoort bij de luchtvaartmaatschappij Gulf Air. Indien het een ticket van de vervoerder was geweest had er nooit ‘confirmed’ gestaan, aldus de vervoerder.
5.3.
De kantonrechter begrijpt het verweer van de vervoerder niet in die zin dat enerzijds wordt betoogt dat de reisagent (van de passagier) het ticket foutief heeft uitgegeven zonder toestemming uit het systeem van de vervoerder en anderzijds wordt betoogd dat het ticket ‘afkomstig’ is van Gulf Air. Op de overgelegde boeking, waarboven staat, ‘TICKET – confirmed’, is vermeld dat de vervoerder de uitvoerende luchtvaartmaatschappij is. Uit het verweer van de vervoerder begrijpt de kantonrechter dat Gulf Air de ticketuitgevende maatschappij is geweest. Geconcludeerd wordt dan ook dat de passagier beschikte over een bevestigde boeking voor de vlucht op 17 december, afkomstig van Gulf Air. Op het overgelegde ticket stond immers ‘confirmed’. Dat het ticket foutief is uitgegeven door de reisagent dan wel onjuist via de reisagent is afgegeven door Gulf Air maakt dit niet anders. Verder is niet in geschil dat de passagier zich tijdig bij de incheckbalie heeft gemeld. De Verordening is dan ook van toepassing.
5.4.
Uit artikel 4 van de Verordening volgt dat indien een passagier tegen zijn wil de toegang tot een vlucht wordt geweigerd de vervoerder gehouden is tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening. De vervoerder heeft gemotiveerd onderbouwd dat het eerste deel van de vlucht al vol zat op het moment van de boeking. Dit kan echter niet aan de passagier, die geen enkel zicht heeft op het aantal beschikbare plaatsen van een vlucht, worden tegengeworpen. Dat een reisagent klaarblijkelijk in staat is geweest om tickets af te geven voor een vlucht die al vol zat dient dan ook voor risico van de vervoerder, te komen. Dit ook mede gelet op artikel 13 van de Verordening. Op grond waarvan de vervoerder het recht heeft om van een derde schadevergoeding te verlangen. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook toegewezen.
5.5.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 499,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter