6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het reclasseringsrapport en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft ruim 5000 gram cocaïne in Nederland ingevoerd door de koffer met daarin de cocaïne op haar naam in te checken op Curaçao. Haar opdrachtgever had tegen haar gezegd dat het label van de koffer zou worden verwijderd na het inchecken en dat zij deze koffer niet zou hoeven ophalen in Nederland. Hiervoor kreeg zij een vergoeding van in totaal € 3.500. Het label was echter niet verwijderd en de koffer bleef achter bij de bagageband op Schiphol. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van (zware) criminaliteit, waaronder ernstige gewelds- en levensdelicten en strafbare feiten die gebruikers plegen ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Vanwege de ernst van het delict komt alleen een gevangenisstraf als sanctie in aanmerking.
Bij het bepalen van de duur van deze op te leggen straf gaat de rechtbank – anders dan de raadsman heeft bepleit – uit van de daadwerkelijk ingevoerde hoeveelheid cocaïne, te weten 5003,6 gram. De verdachte wist dat er cocaïne in de koffer zat. Zij heeft ervoor gekozen de inhoud en het gewicht van de koffer niet te controleren. Door aldus te handelen heeft zij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat haar een grotere hoeveelheid cocaïne zou worden meegegeven dan de 2000 gram waarover zij thans verklaart.
De rechtbank zal geen rekening houden met het feit dat de zaak drie jaar heeft stil gelegen, omdat de verdachte daarvan geen nadeel heeft ondervonden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 27 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 1 oktober 2021 van L. Lacrum, als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland.
Bij de invoer van een hoeveelheid van 5000 tot 6000 kilogram gaan de LOVS-oriëntatiepunten uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 38 tot 40 maanden. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, mede gelet op de ernst van het feit, onvoldoende aanleiding om een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het plegen van dit feit, komt de rechtbank wel tot een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten € 2.400, dient te worden teruggegeven aan de verdachte, nu niet kan worden vastgesteld dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk door middel van of uit de baten van het misdrijf afkomstig is.