6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van MDMA. Hij heeft, al dan niet in opdracht van een ander, postpakketten met een totale hoeveelheid van 4300 gram MDMA naar het buitenland verstuurd. MDMA is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding van en handel in MDMA gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige gewelds- en levensdelicten en strafbare feiten die gebruikers plegen ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij in een periode van slechts enkele maanden meerdere pakketten heeft verstuurd. Verdachte heeft hierbij steeds opnieuw de beslissing genomen over te gaan tot het plegen van een strafbaar feit. In zoverre kan niet slechts worden uitgegaan van de totaal verzonden hoeveelheid maar dient ook in de beoordeling het meervoudige karakter van de uitvoer te worden betrokken. Bovendien weegt de rechtbank de omstandigheid dat verdachte eerder voor strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten, is veroordeeld ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van het feit, in beginsel – slechts – worden gereageerd met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 24 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 27 oktober 2020 van [naam 1] als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland. Het reclasseringsadvies houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een delict patroon op het gebied van vermogensdelicten. Het psychosociaal functioneren en de praktische problemen worden als risicofactoren gezien. Uit het Pro Justitia rapport komt naar voren dat er sprake is van lage intellectuele vermogens en dat betrokkene achterloopt op zijn sociaal emotionele ontwikkeling. Hij is impulsief, beïnvloedbaar en er is sprake van een ontwikkeling richting een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast zijn er problemen op het gebied van huisvesting, financiën en dagbesteding.
Ons inziens is betrokkene gebaat bij een intensief begeleidingstraject met als doel stabiliteit te creëren in zijn leefsituatie. Daarnaast kan een behandeling bij de Waag hem meer handvatten geven om adequate keuzes te maken en de gevolgen van zijn handelen te overzien. Ondanks dat een behandeling in het Pro Justitia rapport niet geadviseerd wordt, kan de Pro Justitia rapporteur zich hier wel in vinden. Betrokkene toont zich, ondanks zijn wantrouwen richting hulpverlening, toch ontvankelijk en gemotiveerd voor hulpverlening.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij de reclassering;
- ambulante behandeling;
- begeleiding op praktisch gebied.
- het psychologisch rapport gedateerd 1 november 2020, opgemaakt door [naam 2], GZ-psycholoog. Het psychologisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis en zwakbegaafdheid. Tevens is er sprake van een beperkte sociaal emotionele ontwikkeling. In algemene zin kan op basis van deze problematiek worden gesteld dat betrokkene moeite heeft met het inzien van oorzaak-gevolg relaties, geneigd is tot het maken van impulsieve keuzes gebaseerd op directe behoeftebevrediging en sociaal beïnvloedbaar kan zijn.
Er is bij betrokkene geen doorwerking vastgesteld van de psychische stoornissen in het tenlastegelegde feit en er kan dus geen uitspraak gedaan worden in hoeverre dit een rol zal spelen in toekomstig delictgedrag. Desalniettemin komt uit zijn voorgeschiedenis naar voren dat hij vanaf zijn adolescentie meerdere keren in aanraking is gekomen met politie/justitie, met name wegens vermogensdelicten en verkeersdelicten. Daarnaast heeft hij zich in het verleden onvoldoende aan zijn reclasseringstoezicht en behandeling weten te committeren. Betrokkene heeft bovendien een antisociale houding en legt de oorzaak van zijn problemen voor een groot deel buiten zichzelf. Zijn gebrek aan een stabiele woonsituatie en een positieve dagbesteding in de vorm van opleiding of werk is bovendien zorgelijk. Er kan worden gesteld dat er bij betrokkene een aantal risicofactoren aanwezig zijn waardoor er een kans is dat betrokkene in de toekomst zou kunnen recidiveren. Bij betrokkene is sprake van een geschiedenis van antisociaal gedrag, familiale problemen, school- of werkproblemen en een gebrek aan pro sociale activiteiten. De normoverschrijdende gedragsstoornis in combinatie met zijn zwakbegaafdheid maken betrokkene kwetsbaar voor riskant, impulsief gedrag en voor antisociale keuzes wat de problematiek versterkt.
Gezien de relatie van de genoemde stoornissen in combinatie met een hoog recidiverisico voor wat betreft het plegen van vermogensdelicten, is een ambulante behandeling om de ontwikkeling van een persoonlijkheidsstoornis af te wenden wel aan te raden. Aangezien de problemen van betrokkene zich met name bevinden op het gebied van huisvesting, dagbesteding, financiën en een sociaal netwerk, is het raadzaam betrokkene te begeleiden om verder maatschappelijk afglijden te voorkomen. Betrokkene is vanuit zijn beperkte cognitieve vermogens en het ontbreken van het pedagogisch aanleren van benodigde vaardigheden van huis uit niet in staat om deze stappen zelf te zetten. Voorts is het gezien de eerdere mislukte hulpverleningstrajecten belangrijk dat er een goede stok achter de deur is in de vorm van een verplichte behandeling en een reclasseringstoezicht.
Met de inhoud van voormelde rapportages kan de rechtbank zich verenigen.
Nu de rechtbank in tegenstelling tot de officier van justitie niet tot een bewezenverklaring komt van de uitvoer van MDMA op 26 oktober 2019, zal de rechtbank neerwaarts afwijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank de voorwaarden koppelen zoals opgenomen in het reclasseringsrapport van 27 oktober 2020. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij hulp nodig heeft en dat hij hiervoor openstaat.