ECLI:NL:RBNHO:2021:12584
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van partnerbijdrage en toevertrouwing van minderjarigen
In deze zaak heeft de vrouw verzocht om een voorlopige voorziening waarbij de man een partnerbijdrage van € 11.500 bruto per maand aan haar zou moeten betalen. De vrouw stelt dat het gezamenlijke gezinsinkomen € 250.000 bedraagt, wat haar behoefte op € 12.500 bruto per maand zou brengen. De man heeft hiertegen verweer gevoerd en gewezen op een nihilbeding in een eerder ondertekende overeenkomst en op het feit dat de vrouw op staande voet is ontslagen wegens verduistering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet heeft voldaan aan de waarheidsplicht zoals opgenomen in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank oordeelt dat de vrouw in haar verzoekschrift geen volledig beeld heeft geschetst van de voorgeschiedenis en relevante feiten, wat heeft geleid tot de conclusie dat zij niet-ontvankelijk is in haar verzoek. Daarnaast heeft de man verzocht om de minderjarigen aan hem toe te vertrouwen, wat door de vrouw niet is betwist. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, evenals het verzoek van de man om het gebruik van de echtelijke woning. De vrouw is ook verplicht om een bijdrage van € 395 per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. De beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann op 29 december 2021.