ECLI:NL:RBNHO:2021:12575

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
9465695
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake betaling van telecommunicatiediensten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 december 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiseres in verzet, die niet eerder op de zitting was verschenen, had zich verzet tegen een verstekvonnis van 28 mei 2008, waarbij zij was veroordeeld tot betaling aan Vodafone Libertel B.V. van een bedrag van € 4.119,53. De eiseres in verzet stelde dat zij nooit een overeenkomst met Vodafone had gesloten en dat de vordering onterecht was. Vodafone had de vordering gebaseerd op een overeenkomst voor telecommunicatiediensten, maar de eiseres betwistte de hoogte van het gevorderde bedrag en de grondslag van de vordering. De kantonrechter oordeelde dat het verzet te laat was ingesteld, omdat de eiseres in verzet op de hoogte was van het vonnis via de curator in haar faillissement. De termijn voor het instellen van verzet was verstreken, waardoor de kantonrechter de eiseres in verzet niet-ontvankelijk verklaarde. Tevens werd de eiseres in verzet veroordeeld in de proceskosten van Vodafone.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9465695 \ CV EXPL 21-4807 (rvk)
Uitspraakdatum: 22 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres in verzet]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in het verzet
verder te noemen: [eiseres in verzet]
gemachtigde: mr. E.T. van Dalen, advocaat te Groningen
[toevoegingsnr.: 5DV9197]
tegen
de besloten vennootschap
Vodafone Libertel B.V.
statutair gevestigd te Maastricht
gedaagde partij in het verzet
verder te noemen: Vodafone
gemachtigde: H.J. Jansen, Gerechtsdeurwaarderskantoor H.J. Jansen B.V.

1.Het procesverloop

1.1.
Vodafone heeft bij inleidende dagvaarding van 29 april 2008 een vordering ingesteld tegen [eiseres in verzet] .
1.2.
[eiseres in verzet] is niet verschenen, waarna [eiseres in verzet] bij verstekvonnis van 28 mei 2008 is veroordeeld.
1.3.
Bij dagvaarding van 16 september 2021 is [eiseres in verzet] in verzet gekomen van dat verstekvonnis.
1.4.
Vodafone heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [eiseres in verzet] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De vordering en het verweer

2.1.
Vodafone heeft bij inleidende dagvaarding van [eiseres in verzet] betaling gevorderd van € 4.119,53. Vodafone heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat [eiseres in verzet] op grond van een overeenkomst tot het leveren van telecommunicatiediensten (een mobiele telefoonaansluiting) gehouden is facturen te voldoen tot een bedrag van € 3.323,12. [eiseres in verzet] is ook na aanmaningen en sommaties niet tot betaling overgegaan, zodat Vodafone de vordering uit handen heeft gegeven aan haar incassogemachtigde en zij naast de hoofdsom van € 3.323,12 ook aanspraak maakt op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 450,-. Gelet op het betalingsverzuim is [eiseres in verzet] ook de wettelijke rente verschuldigd, gerekend tot en met 29 april 2008 een bedrag van € 346,41.
2.2.
[eiseres in verzet] is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde.
2.3.
[eiseres in verzet] vordert, in de verzetdagvaarding, ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de oorspronkelijke vordering. Daartoe voert [eiseres in verzet] primair aan dat zij niets verschuldigd is omdat zij nooit een overeenkomst met Vodafone heeft gesloten. Subsidiair voert [eiseres in verzet] aan dat in de gevorderde hoofdsom een bedrag moet zijn begrepen met betrekking tot het uitfactureren van de resterende abonnementstermijnen. [eiseres in verzet] is die resterende termijnen echter niet verschuldigd omdat Vodafone in het geval van wanbetaling hoogstwaarschijnlijk de mobiele telefoonaansluiting heeft afgesloten en dus nadien geen prestatie meer heeft verricht. Er is geen grondslag om betaling te vorderen van prestaties die niet zijn verricht; het gevorderde bedrag in hoofdsom is dus veel te hoog.

3.De beoordeling

3.1.
Het verzet is een rechtsmiddel voor de gedaagde die niet verschenen is en dus niet gehoord is om alsnog voor de rechter te verschijnen en zijn verweer naar voren te brengen. Het verzet moet op grond van artikel 143 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na de betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is. Volgens artikel 144 Rv wordt een vonnis geacht ten uitvoer te zijn gelegd in geval van derdenbeslag op een vordering tot periodieke betalingen, na de eerste uitbetaling aan de beslaglegger.
3.2.
Het vonnis is op 30 juni 2008 betekend aan de huisgenoot van [eiseres in verzet] . Omdat het vonnis niet in persoon aan [eiseres in verzet] is betekend, is de verzettermijn op die dag niet gaan lopen.
3.3.
Vodafone stelt dat zij op grond van het vonnis op 16 juli 2009 derdenbeslag heeft gelegd onder het UWV en dat er een bedrag van € 1.585,04 door het UWV is uitgekeerd aan Vodafone. [eiseres in verzet] betwist dat er door het UWV is uitbetaald; zij genoot geen uitkering genoot van het UWV in die periode. Zij voert dus aan dat zij niet bekend was met de tenuitvoerlegging van het vonnis. Dit verweer kan echter gelet op het navolgende in het midden blijven. [eiseres in verzet] is, zoals Vodafone onvoldoende betwist heeft gesteld, op 6 juli 2010 failliet verklaard, en dat faillissement is op 25 oktober 2011 omgezet in WSNP. De vordering van Vodafone is tijdens het faillissement op de lijst van erkende schulden geplaatst – dat heeft [eiseres in verzet] ook niet betwist. De kantonrechter is van oordeel dat gelet op het faillissement van [eiseres in verzet] en de plaatsing van de vordering op de lijst van erkende schulden, in ieder geval de curator voldoende bekend is geworden met het vonnis. Deze kennis kan ook aan [eiseres in verzet] worden toegerekend omdat de curator op grond van de toepasselijke Recofa-richtlijnen van ieder openbaar verslag een afschrift aan de gefailleerde verzendt en bij het eerste of tweede verslag een lijst van schuldeisers voegt. Dit betekent, dat gelet op de einddatum van het faillissement dat is omgezet in de WSNP die weer is afgerond op 14 september 2012, de verzetstermijn van vier weken ruimschoots is verstreken.
3.4.
De conclusie is dat [eiseres in verzet] niet tijdig verzet heeft ingesteld en om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het verzet tegen het verstekvonnis.
3.5.
[eiseres in verzet] zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van de verzetprocedure.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart [eiseres in verzet] niet-ontvankelijk;
4.2.
veroordeelt [eiseres in verzet] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Vodafone worden vastgesteld op een bedrag van € 249,- aan salaris van de gemachtigde van Vodafone;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter