ECLI:NL:RBNHO:2021:12520

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
HAA 21/4375
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake openbaarmaking persoonsgegevens verzoekers in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 december 2021, hebben verzoekers, vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, een voorlopige voorziening gevraagd in verband met de openbaarmaking van persoonlijke informatie door de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Het primaire besluit, genomen op 8 september 2021, betrof de openbaarmaking van informatie over het project Bloemendalerpolder te Weesp, waarbij handtekeningen van verzoekers openbaar waren gemaakt. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit, omdat de handtekeningen als zeer persoonlijke informatie werden beschouwd.

Naar aanleiding van het bezwaar heeft verweerder op 14 oktober 2021 laten weten dat de handtekeningen inmiddels geanonimiseerd zijn. Verzoekers hebben daarop hun verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar vroegen wel om een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. Verweerder stelde dat de openbaarmaking van de handtekeningen onbedoeld was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat er geen sprake was van een onrechtmatige daad.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat verweerder gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de verzoekers door de handtekeningen te anonimiseren. Dit werd gezien als een positieve stap in de richting van het verzoek om voorlopige voorziening. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, vastgesteld op € 748,-, en heeft opgemerkt dat verzoekers zich tot verweerder kunnen wenden voor vergoeding van het griffierecht van € 181,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/4375

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 december 2021 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats], verzoekers

(gemachtigde: mr. H. van Drunen),
en

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 8 september 2021 (primair besluit) is verweerder aan het verzoek van verzoekers om informatie over het project bloemendalerpolder te Weesp op grond van de Wob [1] tegemoetgekomen.
Vanwege de openbaarmaking van zeer persoonlijke informatie (handtekeningen) van verzoekers hebben verzoekers tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 14 oktober 2021 heeft verweerder de rechtbank laten weten dat de betreffende handtekeningen inmiddels zijn geanonimiseerd.
Naar aanleiding hiervan hebben verzoekers het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat het laten staan van de handtekening van verzoekers in enkele documenten onverhoopt en onbedoeld heeft plaatsgevonden. Aanpassing in dit kader dient gezien te worden als een aanpassing in de uitwerking van het besluit. Het besluit zelf wordt in dit kader niet herroepen omdat het reeds voorziet in het weigeren van de persoonsgegevens van verzoekers, zoals ook in het besluit is opgenomen. Verweerder ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Er is geen sprake van herroeping van het betreffende besluit vanwege een aan hen te wijten onrechtmatigheid.
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat uit het besluit niet blijkt dat verweerder de intentie had de informatie te weigeren. Er is een uitdrukkelijk voorbehoud gemaakt in de categorieën handtekeningen die geweigerd zouden worden. Verzoekers vallen niet in die categorieën. De openbaarmaking van de deze informatie, zelfs als verweerder later erkent dat dit “onverhoopt en onbedoeld” is geschied, is te zien als aan verweerder te wijten onrechtmatigheid.
Nadat partijen zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord en niet binnen de gestelde termijn hebben verklaard gebruik te willen maken van dat recht, heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Awb [2] zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb [3] . Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. De vraag die voorligt is of verweerder geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan verzoekers. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter het geval. Het is vaste rechtspraak dat de vraag of en in hoeverre het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de verzoeker in een voorlopige voorzieningenprocedure moet worden gerelateerd aan het specifieke doel van die procedure, te weten het voorkomen van onevenredig nadeel hangende bezwaar of de bodemprocedure. In dit geval heeft verweerder in de brief van
14 oktober 2021 laten weten dat de betreffende handtekeningen inmiddels zijn geanonimiseerd. Verweerder is daarmee tegemoetgekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was immers gericht op het beëindigen van de openbaarmaking van de gegevens. Verweerder is hiermee aan verzoekers tegemoet gekomen.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een wegingsfactor 1).
5. De voorzieningenrechter wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:82, zesde lid, van de Awb het door verzoeker betaalde griffierecht van € 181,- kan vergoeden. Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 748,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Wet openbaarheid van bestuur
2.Algemene wet bestuursrecht
3.Besluit proceskosten bestuursrecht