Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[verweerster]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin [verzoeker] een voorwaardelijk verzoek heeft ingediend om [verweerster] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding. [verzoeker] stelt dat zijn arbeidsovereenkomst op 20 juni 2020 is geëindigd en dat hij recht heeft op een transitievergoeding op basis van artikel 7:673 van het Burgerlijk Wetboek. De arbeidsovereenkomst was oorspronkelijk aangegaan met [vennootschap], maar is later overgenomen door [verweerster].
Tijdens de zitting op 17 december 2020 is de zaak gelijktijdig behandeld met een samenhangende dagvaardingsprocedure, waarin ook een uitspraak is gedaan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat, gezien de uitkomst van deze dagvaardingsprocedure, [verzoeker] geen belang meer heeft bij de toewijzing van zijn verzoek om transitievergoeding. Hierdoor is [verzoeker] in zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
De kantonrechter heeft daarnaast beslist dat [verzoeker] de proceskosten moet betalen, die zijn vastgesteld op € 480,00 aan salaris van de gemachtigde van [verweerster]. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.