ECLI:NL:RBNHO:2021:12448

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
9455178 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hinder door verkeerd geparkeerd voertuig en de gevolgen voor verkeersveiligheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland zich gebogen over een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene wegens het verkeerd parkeren van een voertuig. De zaak betreft een overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, dat verbiedt zich zodanig te gedragen dat gevaar of hinder op de weg wordt veroorzaakt. De betrokkene had een beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 12 november 2021 waren zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verbalisant, die de boete had opgelegd, voldoende bewijs had geleverd dat het voertuig hinderlijk geparkeerd stond. Dit werd ondersteund door foto’s en de verklaring van de verbalisant, die aangaf dat het voertuig naast de opstelplaats voor grijze rolemmers was geparkeerd, wat hinder veroorzaakte voor het overige verkeer. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant, ondanks dat deze niet ambtsedige was, voldoende was om de gedraging vast te stellen, tenzij de betrokkene specifieke feiten aanvoert die aanleiding geven tot twijfel.

De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om de boete te matigen en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9455178 \ WM VERZ 21-489
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 19 november 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (mr. M. Lagas)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 november 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Gemachtigde van betrokkene voert aan dat de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht geen ambtsedige verklaring is. Volgens vaste rechtspraak kan de vaststelling dat een gedraging is verricht ook op een niet-ambtsedige verklaring van een verbalisant kan worden gebaseerd. Dit verweer van gemachtigde treft dan ook geen doel.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal, ondersteund met foto’s, is het volgende vermeld:
“(…)Ik verbalisant 10440, zag dit genoemde voertuig geparkeerd staan naast de opstelplaats voor de grijze rolemmer. Ik verbalisant zag dat er 7 grijze rolemmers stonden om te worden geleegd. Ik verbalisant zag dat de grijze rolemmers gevuld waren met huishoudelijke afvalstoffen. Het is mij ambtshalve bekend dat de grijze rolemmers op genoemde dag datum tijdstip en locatie geleegd werden. Ik, verbalisant zag dat het genoemde voertuig daardoor hinderlijk geparkeerd stond.(…)”
De gedraging betreft een overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW1994), dat luidt: "Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd." De kantonrechter merkt daarbij op dat bij de beoordeling van de vraag of er sprake was van gevaar of hinder moet worden uitgegaan van alle soorten verkeer, waaronder ook grote voertuigen van hulpdiensten, zoals een brandweerauto.
De kantonrechter ziet zich gesteld voor de vraag of de betrokkene het voertuig zodanig op de weg heeft laten staan dat hinder is veroorzaakt dan wel kon worden veroorzaakt. Ter plaatse is geen parkeerverbodsbord aanwezig. Hieruit volgt dat parkeren derhalve in beginsel is toegestaan, mits niet wordt gehandeld in strijd met het algemene verbod van artikel 5 WVW 1994.
Uit de verklaring van de verbalisant, ondersteund met foto’s, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam dat het neerzetten van de auto ter plaatse hinder voor het overige verkeer heeft opgeleverd. De verbalisant heeft daarnaast in zijn verklaring opgenomen dat hij zag dat het voertuig geparkeerd stond naast de opstelplaats voor de grijze rolemmer. Daarnaast heeft de verbalisant verklaard dat de afvalemmers gevuld waren met huishoudelijk afval en dat deze emmers die dag geleegd zouden worden. Naar de overtuiging van de kantonrechter is aldus komen vast te staan dat de gedraging is verricht. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: