ECLI:NL:RBNHO:2021:12446

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
9455147 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring beroep wegens ontbrekende machtiging in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een inleidende beschikking, opgelegd aan M. Wognum als kentekenhouder. De officier van justitie had het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de gemachtigde, mr. M. Lagas van Appjection B.V., niet beschikte over een geldige schriftelijke machtiging van de betrokkene. De kantonrechter heeft de procedure behandeld op 12 november 2021, waarbij zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren.

De zaak betreft een administratieve sanctie die aan M. Wognum was opgelegd voor het gebruik van een verdrijvingsvlak. De officier van justitie had mr. Lagas op 24 augustus 2021 gewezen op het ontbreken van een schriftelijke machtiging en de gelegenheid geboden om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Aangezien er geen reactie op deze herstelbrief is gekomen, werd het beroep op 5 oktober 2020 niet-ontvankelijk verklaard.

De kantonrechter oordeelde dat de machtiging die in het dossier aanwezig was, niet voldeed aan de eisen, omdat deze niet aantoonde dat M. Wognum mr. Lagas had gemachtigd om namens hem beroep in te stellen. De kantonrechter concludeerde dat de officier van justitie terecht het beroep niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak biedt inzicht in de vereisten voor een geldige machtiging in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9455147 \ WM VERZ 21-487
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 19 november 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (mr. M. Lagas)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 november 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De officier van justitie heeft het beroep tegen de inleidende beschikking niet-ontvankelijk verklaard, omdat een machtiging ontbreekt waaruit blijkt dat gemachtigde namens degene aan wie de beschikking is opgelegd beroep in mag stellen en dit verzuim niet is hersteld nadat daartoe mogelijkheid was geboden.
Uit de stukken van het dossier blijkt het volgende. Bij inleidende beschikking is een sanctie opgelegd aan M. Wognum als kentekenhouder. Op 22 juli 2020 heeft mr. M. Lagas (Appjection B.V.) beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking via het Digitaal Loket. De officier van justitie heeft mr. M. Lagas bij brief van 24 augustus 2021 gewezen op het ontbreken van een schriftelijke machtiging, waaruit blijkt dat degene aan wie de sanctie is opgelegd schriftelijk toestemming heeft gegeven voor het aantekenen van beroep tegen de opgelegde sanctie, en de gelegenheid geboden deze machtiging alsnog binnen een termijn van vier weken te verstrekken. Voorts wordt in deze brief aangegeven dat het niet herstellen van dit verzuim kan leiden tot het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep. Op deze herstelbrief is geen reactie gekomen. Het administratief beroep is op 5 oktober 2020 door de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een geldige machtiging.
Om vast te kunnen stellen of mr. M. Lagas gemachtigd is om beroep tegen de inleidende beschikking in te stellen, is van belang dat in artikel 6, eerste lid, van de Wahv is bepaald dat degene tot wie de beschikking is gericht, administratief beroep kan instellen bij de officier van justitie. Op grond van artikel 2:1, eerste lid, van de Awb is de officier van justitie bevoegd van een (pretense) gemachtigde te verlangen dat deze een schriftelijk bewijs van machtiging overlegt, om vast te stellen of degene die zich als gemachtigde van een betrokkene aandient bevoegd is namens deze beroep in te stellen.
De kantonrechter volgt niet de stelling van de gemachtigde dat de in het dossier aanwezige machtiging - voor wat betreft de procedure bij de officier van justitie - geldig is. De beschikking is gericht aan [naam] , omdat deze als kentekenhouder geregistreerd stond ten tijde van de gedraging. Daarom is [naam] gerechtigd om beroep in te stellen tegen de inleidende beschikking en kan alleen [naam] een machtiging afgeven om namens hem beroep in te stellen. De in het dossier aanwezige machtiging, waaruit blijkt dat mr. M. Lagas door [naam] gemachtigd is om beroep aan te tekenen tegen de opgelegde sanctie, volstaat daartoe niet, nu niet blijkt dat [naam] , [naam] kan vertegenwoordigen.
Gelet hierop heeft de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: