Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Het verloop van de procedure
Overwegingen
De uitspraak
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een inleidende beschikking, opgelegd aan M. Wognum als kentekenhouder. De officier van justitie had het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de gemachtigde, mr. M. Lagas van Appjection B.V., niet beschikte over een geldige schriftelijke machtiging van de betrokkene. De kantonrechter heeft de procedure behandeld op 12 november 2021, waarbij zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren.
De zaak betreft een administratieve sanctie die aan M. Wognum was opgelegd voor het gebruik van een verdrijvingsvlak. De officier van justitie had mr. Lagas op 24 augustus 2021 gewezen op het ontbreken van een schriftelijke machtiging en de gelegenheid geboden om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Aangezien er geen reactie op deze herstelbrief is gekomen, werd het beroep op 5 oktober 2020 niet-ontvankelijk verklaard.
De kantonrechter oordeelde dat de machtiging die in het dossier aanwezig was, niet voldeed aan de eisen, omdat deze niet aantoonde dat M. Wognum mr. Lagas had gemachtigd om namens hem beroep in te stellen. De kantonrechter concludeerde dat de officier van justitie terecht het beroep niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak biedt inzicht in de vereisten voor een geldige machtiging in bestuursrechtelijke procedures.