ECLI:NL:RBNHO:2021:12445

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
9467514 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake parkeerboete en matiging door kantonrechter

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een opgelegde parkeerboete aan de betrokkene. De boete was opgelegd wegens het parkeren in strijd met een parkeerverbod, zoals aangegeven door bord E1. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat uit de dossierstukken, waaronder de verklaring van de verbalisant en ondersteunende foto’s, voldoende bewijs aanwezig was dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, daadwerkelijk had plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat het voertuig van betrokkene buiten de daartoe bestemde parkeerplaatsen stond en dat er geen sprake was van laden en lossen. Betrokkene voerde aan dat anderen zich ook schuldig maakten aan dezelfde overtreding, maar de kantonrechter benadrukte dat dit irrelevant was voor de beoordeling van de zaak. De kantonrechter volgde het voorstel van de officier van justitie om de boete te matigen tot nihil, gezien de onduidelijkheid over het handhavingsbeleid van de gemeente Enkhuizen. De uitspraak resulteerde in een gedeeltelijk gegrond beroep, waarbij de beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en de boete werd gematigd tot nihil. Tevens werd bepaald dat de betaalde zekerheidstelling aan betrokkene moest worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9467514 \ WM VERZ 21-496
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 12 november 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 november 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren in strijd met parkeerverbod/parkeerverbodszone (bord E1).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant ondersteund met foto’s– voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Het is toegestaan om te parkeren in de daartoe bestemde vakken of om stil te staan wanneer er sprake is van laden en lossen. De kantonrechter is van oordeel dat het voertuig van betrokkene buiten de vakken geparkeerd stond. Er was evenmin sprake van laden en lossen.
Betrokkene heeft daarnaast aangegeven dat meerdere personen zich schuldig maakten aan dezelfde gedraging als die betrokkene wordt verweten. Iedere weggebruiker die zich niet aan de verkeersregels houdt loopt het risico om bekeurd te worden. Het is daarom niet relevant of meerdere personen al dan niet zijn bekeurd voor dezelfde gedraging.
Een gedoogbeleid, zoals betrokkene stelt, is niet aan de orde. In principe hadden de handhavers elke keer een boete mogen opleggen, want het voertuig mag daar niet staan. Dat ligt in de risicosfeer van betrokkene. De boete is dus terecht opgelegd. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie voorgesteld om, gelet op de onduidelijkheid omtrent het handhavingsbeleid van de gemeente Enkhuizen, de boete te matigen tot nihil. De kantonrechter volgt dit voorstel en matigt de boete tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: