ECLI:NL:RBNHO:2021:12344

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
8738862 \ CV EXPL 20-446
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door birdstrike en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Polskie Linie Lotnicze “Lot” S.A. De passagier had een vordering ingesteld wegens compensatie voor vertraging van een vlucht van Yerevan naar Warschau en vervolgens naar Amsterdam op 1 september 2018. De passagier vorderde een bedrag van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een birdstrike tijdens de landing van een voorgaande vlucht. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder aannemelijk had gemaakt dat de birdstrike een buitengewone omstandigheid was die de vertraging had veroorzaakt. De rechter stelde vast dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming was aangekomen, maar dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagier af en veroordeelde haar tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving omtrent luchtreizen en de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen niet verplicht zijn tot compensatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8738862 \ CV EXPL 20-446
Uitspraakdatum: 22 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier], wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R. Bos
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Polskie Linie Lotnicze “Lot” S.A.,
gevestigd te Warschau (Polen)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.L.S.M. Pessers en dhr. J.O. Gemser

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 20 augustus 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Yerevan (Armenië) naar Warschau en van Warschau naar Amsterdam op 1 september 2018.
2.2.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met de uitvoering van de vlucht van Yerevan naar Warschau, vlucht LO728 (hierna: de vlucht).
2.3.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Daartoe heeft de vervoerder het volgende aangevoerd.
4.2.
Vlucht LO728 maakt onderdeel uit van de rotatie Warschau – Yerevan – Warschau. Het toestel is tijdens de landing van vlucht Warschau – Yerevan onverwachts getroffen door een vogel. Hierdoor diende een vliegveiligheidsinspectie plaats te vinden. Het toestel mag niet vliegen totdat de gespecialiseerde en gecertificeerde engineers zijn ingeschakeld om de noodzakelijke vliegveiligheidsinspectie uit te voeren. Ten gevolge van de birdstrike is de vlucht uiteindelijk met een vertraging van twee uur en 20 minuten uitgevoerd. De vervoerder heeft geen invloed op deze situatie kunnen uitoefenen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Hoewel de passagier bij dagvaarding stelt dat de vlucht is geannuleerd, blijkt uit het verdere procesverloop dat de vlucht in kwestie met een vertraging is uitgevoerd. De kantonrechter begrijpt dan ook dat de passagier in het onderhavige geval compensatie vordert voor de vertraging van de vlucht. Nu de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming te Amsterdam, is de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C49/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval ook aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden - behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht - dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De kantonrechter overweegt dat een birdstrike op een voorgaande vlucht onder omstandigheden gekwalificeerd kan worden als een buitengewone omstandigheid als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vervoerder heeft toegelicht dat wanneer een toestel getroffen wordt door een birdstrike er op grond van de toepasselijke regelgeving een specifieke vliegveiligheidsinspectie dient plaats te vinden voordat het toestel opnieuw kan worden ingezet. Zodra geconstateerd was dat sprake was van een birdstrike, heeft het Operations Control Centre van de vervoerder een gecertificeerde engineer ingeschakeld om de noodzakelijke vliegveiligheidsinspectie uit te voeren, aldus de vervoerder. De vervoerder heeft ter onderbouwing van zijn standpunt het Aircraft Technical Report van de vlucht overgelegd. Daaruit valt af te leiden dat het toestel is getroffen door een vogel en dat er na schoonmaak een inspectie heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder hiermee aannemelijk gemaakt dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd doordat het toestel is getroffen door een birdstrike op de voorgaande vlucht. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit een omstandigheid die niet inherent is aan de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij, zodat de birdstrike in het onderhavige geval als een buitengewone omstandigheid kwalificeert.
5.4.
Voldoende is gebleken dat de buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht. De vluchten Warschau – Yerevan – Warschau zijn immers met hetzelfde toestel uitgevoerd en de vlucht is vertraagd uitgevoerd doordat het toestel tijdens de voorgaande vlucht door een vogel is getroffen.
5.5.
De uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming is het directe gevolg geweest van de vertraging van de vlucht. De passagier heeft immers door deze vertraging de aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist.
5.6.
De vervoerder is dan ook niet verplicht de passagier te compenseren voor de geleden vertraging, tenzij hij niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De passagier stelt dat de vervoerder geen redelijke reservetijd heeft aangehouden tussen de aansluitende vluchten. De kantonrechter volgt de passagier niet in haar standpunt. De vervoerder heeft gemotiveerd betwist dat in Warschau een minimum overstaptijd van 35 minuten geldt. De minimum overstaptijd in Warschau bedraagt 30 minuten. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 50 minuten gepland. De vervoerder heeft derhalve in zijn planning rekening gehouden met een bepaalde reservetijd om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheid (zie ook het arrest van het Hof van 12 mei 2011 Eglitis/Latvijas C-294/10). De vertraging ontstaan door de buitengewone omstandigheid was echter zodanig dat niet van de vervoerder kon worden gevergd om een dergelijke vertraging op te vangen. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt naar de eerst volgende vlucht met plaats, waarmee de passagier tien uur later dan gepland haar eindbestemming heeft bereikt. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De conclusie is dan ook dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter