ECLI:NL:RBNHO:2021:12314

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
322791 KG ZA 21-632
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over medewerking aan verkoop van de echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, vorderde eiser, [eiser], dat gedaagde, [gedaagde], zou meewerken aan de ondertekening van een akte van verdeling van de echtelijke woning. De partijen waren eerder gehuwd en waren in een echtscheidingsprocedure verwikkeld. De rechtbank had op 24 februari 2021 een beschikking gegeven waarin was bepaald dat de woning aan [eiser] zou worden toegedeeld, onder de voorwaarde dat hij de vrouw zou ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de woning verbonden schulden. De echtscheidingsbeschikking was op 9 juni 2021 ingeschreven, maar [gedaagde] weigerde mee te werken aan de uitvoering van de beschikking en de ondertekening van de akte van verdeling. Eiser vorderde daarom in kort geding dat [gedaagde] zou worden veroordeeld om binnen twee weken haar medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van de woning. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien de termijn voor de uitvoering van de beschikking was verstreken. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van [eiser] toe en bepaalde dat [gedaagde] de woning uiterlijk op 1 maart 2022 moest verlaten. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval [gedaagde] niet aan de veroordeling voldeed. In reconventie werd de vordering van [gedaagde] afgewezen, en werd zij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/322791 / KG ZA 21-632
Vonnis in kort geding van 31 december 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ( [provincie] ),
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.W.P. Buers Bakker te Alkmaar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ( [provincie] ),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.L. Molenaar te Noord-Scharwoude.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 december 2021, met 9 producties;
  • de brief van 20 december 2021 met 13 producties en de eis in reconventie;
  • de mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden op 22 december 2021;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Uitgangspunten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 24 februari 2021 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. [gedaagde] heeft niet willen meewerken aan een spoedige inschrijving van de beschikking. De echtscheidingsbeschikking is na het verstrijken van de appeltermijn op 9 juni 2021 op verzoek van [eiser] door de gemeente [gemeente] ingeschreven in de registers.
2.2.
De rechtbank heeft in voormelde beschikking betreffende
het gebruik van de woninghet volgende opgenomen:
(…)
3.4.
bepaalt dat de vrouw tegenover de man het recht heeft om in de woning aan het adres [adres] , [plaats] ( [provincie] ) te blijven wonen en de tot de inboedel daarvan behorende zaken te blijven gebruiken tot zes maanden na de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, als zij de woning ten tijde van die inschrijving bewoont;
2.3.
[eiser] heeft op 21 mei 2021 hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking op het onderdeel alimentatie en de termijn voor toedeling van de woning aan [eiser] .
[gedaagde] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Eén van de grieven van [gedaagde] richt zich tegen de toedeling van de woning aan [eiser] .
2.4.
De rechtbank heeft in voormelde beschikking betreffende de
verdelinghet volgende opgenomen:
Echtelijke woning, leningen en spaarproducten
2.13.2
Partijen zijn het met elkaar eens dat de echtelijke woning aan de [adres] te [plaats] ( [provincie] ) zal worden toegedeeld aan de man. Dit onder de opschortende voorwaarde dat de man in staat is de vrouw te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de echtelijke woning verbonden schulden.(…)
2.13.3 (…)
De waardering van de woning moet hebben plaatsgevonden binnen twee maanden na de datum van deze beschikking. Vervolgens heeft de man tot zes maanden na de datum van de beschikking de gelegenheid om de overname van de woning te financieren en de vrouw te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de leningen. Indien de verdeling van de woning niet uiterlijk zes maanden na de datum van deze beschikking heeft plaatsgevonden, zal de woning te koop worden gezet bij de makelaar die de waardering van de woning heeft gedaan.
(…)
3.7.
gelast de wijze van verdeling van de echtelijke woning (…) zoals overwogen onder 2.13.2, 2.13.3(…)
2.5.
Bij brief van 29 juli 2021 heeft notaris mr. N.W.B. Welkers het volgende, zover hier van belang, aan [eiser] en [gedaagde] geschreven:
Geachte heer [eiser] en mevrouw [gedaagde] ,
Conform het eerder overleg heb ik van het verzoek gekregen over te gaan tot het opstellen van een conceptakte van verdeling van de woning [adres] te [plaats] in verband met uw aanstaande echtscheiding. Dit betreft een zogenaamde partiële verdeling, immers alleen de woning wordt verdeeld, de rest blijft onverdeeld.
Hierbij zend ik u de aangevulde conceptakte, die ik heb opgesteld aan de hand van uitspraak van de rechter.
Door middel van de akte van verdeling wordt de woning en de beleggersrekening toegedeeld aan de heer [eiser] , onder de verplichting om een de hypotheek voor zijn rekening te nemen en om uit te keren aan mevrouw een bedrag van € 169.893,00.
Dit bedrag dient ter gelegenheid van de ondertekening van de akte van verdeling door mijnheer te worden overgemaakt op onze derdengeldrekening, waarvoor ik te zijner tijd een afrekening zal zenden.
De kosten van de akte van verdeling zijn volgende uitspraak van de rechter voor mijnheer.
Voor de ondertekening van de akte stel ik voor om dit op 20 augustus 2021 te laten plaatsvinden. Hiervoor heb ik het tijdstip van 16.00 uur gereserveerd. Het een en ander vanwege de uiterste datum die is gestel door de rechter (…)

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert samengevat – [gedaagde] te veroordelen om binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de ondertekening van de door de notaris opgestelde (concept)akte van verdeling en medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht en levering van haar aandeel in het woonhuis met ondergrond en verdere aanhorigheden staande en gelegen te [plaats] ( [provincie] ), [adres] . Indien [gedaagde] niet tijdig aan voormelde veroordeling voldoet dient dit vonnis in de plaats te komen van de voor de eigendomsoverdracht en levering van het aandeel van [gedaagde] in de woning aan [eiser] noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] .
Daarnaast vordert [eiser] [gedaagde] te veroordelen om binnen twee weken na afgifte van het vonnis, dan wel uiterlijk op 1 maart 2022, voornoemde woning te verlaten en de woning ter vrije beschikking van [eiser] te stellen onder afgifte van de sleutel met betaling van een dwangsom indien [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de rechtbank in haar beschikking van 24 februari 2021 heeft geoordeeld over het tijdelijk gebruik én over de toedeling van de echtelijke woning. De rechtbank heeft deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Daarmee is het mogelijk om de uitspraak onmiddellijk uit te voeren hoewel de hoofdzaak of het hoger beroep nog niet is afgedaan. De termijn die [gedaagde] voor het tijdelijk gebruik van de woning heeft gekregen verliep op 9 december 2021. Op deze datum eindigde dus het alleengebruik door [gedaagde] en [eiser] mag dan weer dan wel ook gebruikmaken van de woning. [eiser] heeft dit aan [gedaagde] kenbaar gemaakt. [gedaagde] heeft echter te kennen gegeven de woning niet te zullen verlaten. [gedaagde] weigert mee te werken aan de feitelijke toedeling van de woning aan [eiser] ondanks dat de notaris de concept akte heeft opgemaakt en [gedaagde] bewijs heeft ontvangen van het feit dat zij wordt ontslagen van haar aansprakelijkheden. [gedaagde] zal bovendien haar helft van de overwaarde ontvangen bij het passeren van de akte.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert samengevat – schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van 24 februari 2021 ten aanzien van de verdeling van de echtelijke woning totdat het gerechtshof Amsterdam onherroepelijk heeft beslist in de hoger beroepsprocedure.
Daarnaast vordert [gedaagde] te bepalen dat zij tegenover [eiser] het recht heeft om de echtelijke woning te blijven bewonen en de zich daarin bevindende inboedel te blijven gebruiken zolang levering aan [eiser] hetzij [gedaagde] niet heeft plaatsgevonden.
4.2.
[eiser] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op de nauwe samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie hierna gezamenlijk worden beoordeeld.
Spoedeisend belang
5.2.
Een vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als daarbij een spoedeisend belang bestaat. De termijn van 6 maanden zoals bepaald in de beslissing van de rechtbank van 24 februari 2021 is op 9 juni 2021 ingegaan en dus op 9 december 2021 verstreken. [gedaagde] voert aan dat zij door het handelen van [eiser] betreffende de te hanteren termijn voor het rond krijgen van de financiering er geen vertrouwen meer in had dat [eiser] de financiering rond zou krijgen. [gedaagde] heeft echter zelf bewerkstelligd dat de echtscheidingsbeschikking pas op 9 juni 2021 kon worden ingeschreven. Nu de termijn is verstreken zal in beginsel tot uitvoering van de beschikking van de rechtbank moeten worden overgegaan. De spoedeisendheid is daarmee gegeven.
Schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad?
5.3.
[gedaagde] voert aan dat zij de akte van verdeling nog niet wilde en wil tekenen omdat zij de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam in het hoger beroep wil afwachten. De mondelinge behandeling van het hoger beroep is namelijk gepland op 21 januari 2022. Zij voert daarnaast aan dat [eiser] een voldongen feit wil creëren voordat het gerechtshof uitspraak heeft gedaan over de toedeling van de woning. [gedaagde] verzoekt daarom in reconventie de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van 24 februari 2021 te schorsen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat uitgangspunt is dat een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard direct ten uitvoer kan worden gelegd zonder dat de uitkomst van het hoger beroep hoeft te worden afgewacht. De rechtbank heeft de beschikking van 24 februari 2021 uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Omdat deze beslissing niet is gemotiveerd kan afwijking van het hiervoor genoemde uitgangspunt worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand – zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist – zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen. Hieraan ligt onder meer de gedachte ten grondslag dat moet worden aangenomen dat nog geen afweging van de belangen van partijen heeft plaatsgevonden. Bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de inhoud van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van het hoger beroep moet buiten beschouwing worden gelaten. Wel kan de rechter in zijn oordeelsvorming betrekken of de ten uitvoer te leggen beschikking berust op een kennelijke (feitelijke of juridische) misslag. Van een kennelijke (feitelijke of juridische) misslag is hier geen sprake. Ook is er geen sprake van een onomkeerbare situatie. Mocht in hoger beroep anders worden beslist, dan kan [gedaagde] weer terug in de woning. De voorzieningenrechter zal de zaak dan ook beoordelen zoals die nu voor ligt.
Opschortende voorwaarde (beschikking 24 februari 2021 punt 2.13.2)
5.4.
[eiser] stelt dat hij in navolging van de beslissing van de rechtbank binnen de termijn van zes maanden aan de opschortende voorwaarde heeft voldaan. De financiering voor de woning is geregeld en de notaris heeft de bewijzen ontvangen waaruit blijkt dat [gedaagde] kan worden ontslagen uit haar aansprakelijkheden. Bij brief van 29 juli 2021 heeft de notaris de aangevulde conceptakte aan [gedaagde] verzonden en haar uitgenodigd om deze akte te komen ondertekenen op 20 augustus 2021. Op deze datum is de conceptakte niet getekend terwijl aan alle voorwaarden was voldaan zoals ook aangegeven door de notaris in voornoemde brief. In genoemde brief van de notaris is ook aangegeven dat er na ondertekening aan [gedaagde] uit de overwaarde een bedrag van € 169.893,00 aan [gedaagde] zal worden uitgekeerd.
5.5.
[gedaagde] voert aan dat zij de akte niet heeft ondertekend omdat er in verband met de verdeling van andere onderdelen van de gemeenschap (zoals de onderneming van [eiser] ) nog andere betalingen door [eiser] moeten worden verricht. [gedaagde] vermoedt dat [eiser] niet in staat is om, naast de financiering van de woning, haar haar aandeel in de onderneming uit te betalen. Daarom wil zij dat de woning aan haar wordt toebedeeld, waarna zij [eiser] zal moeten uitkopen. In dat geval kunnen alle vorderingen over en weer worden verrekend.
5.6.
De voorzieningenrechter oordeelt hierover als volgt.
5.6.1.
Partijen zijn het erover eens dat voor de verdeling kan worden uitgegaan van een waarde van de woning van € 950.000,-. In de concept akte van verdeling van 29 juli 2021 is dat uitgangspunt ook vastgelegd.
5.6.2.
[eiser] heeft aan de voorwaarde in de beschikking voldaan; hij heeft binnen zes maanden na 9 juni 2021 ervoor zorggedragen dat [gedaagde] zou kunnen worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de echtelijke woning verbonden schulden. Uitgangspunt is daarom dat [gedaagde] moet meewerken aan de levering van de woning aan [eiser] .
5.6.3.
In de beschikking van de rechtbank is het afrekenen van mogelijke andere bedragen die [eiser] aan [gedaagde] verschuldigd zou zijn, geen onderdeel van de beslissing over de toedeling van de woning. Daarom staat dat niet in de weg aan de verplichting van [gedaagde] . Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat over onderdelen van de verdeling nog door het hof zal worden beslist.
5.6.4.
Toepassing van de hiervoor onder 5.3 vermelde maatstaf leidt ook niet tot een andere uitkomst. Zoals in 5.3 overwogen leidt toewijzing van de vordering niet tot een onomkeerbare beslissing.
Daarnaast zijn er in dit geval ook belangen van twee kinderen van 9 en 11 jaar in het spel. Zij verblijven op dit moment afwisselend bij hun vader ( [eiser] ) en moeder ( [gedaagde] ). Na toewijzing van de vordering kan dat zo blijven. [eiser] heeft aangevoerd dat hij nu in een huurwoning verblijft, waar ook de kinderen komen. [gedaagde] zou – als zij dat zou willen – de huurwoning van [eiser] kunnen overnemen. In dat geval verandert er aan de feitelijke verblijfplaats van de kinderen zelfs helemaal niets.
5.7.
Gezien het bovenstaande zal de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] toewijzen. [gedaagde] zal gebruik moeten maken van het aanbod van [eiser] om zijn huurwoning over te nemen of op zoek moeten naar een andere woning. Om [gedaagde] hiervoor enige tijd te gunnen zal de voorzieningenrechter de daarvoor bedoelde termijn zetten op 1 maart 2022 zoals subsidiair door [eiser] is voorgesteld.
reconventie
5.8.
Gelet op de beslissingen over de vordering in conventie, zullen de vorderingen in reconventie moeten worden afgewezen.
proceskosten
5.9.
Partijen hebben over en weer verzocht om de andere partij te veroordelen in de proceskosten. Daarom zal de rechtbank daartoe overgaan, in afwijking van de gebruikelijke compensatie in verband met de relatie tussen partijen.
in conventie
5.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht € 309,00
- explootkosten 121,39
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.446,39
De nakosten zijn slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot en zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld.
in reconventie
5.11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden vanwege de samenhang met de conventie begroot op nihil.

6.De beslissing

In conventie

De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan:
a. de ondertekening van de door mr. Niels Willem Bernard Welkers, notaris opgestelde (concept) akte van verdeling die bij de inleidende dagvaarding is overgelegd;
b. de eigendomsoverdracht en levering van haar aandeel in het woonhuis met ondergrond en verdere aanhorigheden staande en gelegen te [plaats] ( [provincie] ), [adres] , kadastraal bekend gemeente [kadastraalnummer] , ter grootte van vier are en vierennegentig centiare (4 a 94 ca), (hierna: de woning);
6.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht en levering van het aandeel van [gedaagde] in de woning aan [eiser] noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] , indien [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling onder 6.1. a. en b. voldoet;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk 1 maart 2022 de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] [provincie] te verlaten en de woning ter vrije beschikking aan [eiser] te stellen onder afgifte van de sleutels;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag dat zij na betekening van dit vonnis niet aan de hiervoor onder 6.3. voldoet, tot een maximum van € 25.000,- is bereikt;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.446,39;
6.6.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- aan salaris advocaat te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat en met de explootkosten van betekening van dit vonnis;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
6.8.
wijst de vordering af;
6.9.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, op 31 december 2021.