3.4.Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op tijdstippen in de periode van 30 mei 2019 t/m 25 september 2019 te Schagerbrug, gemeente Schagen tezamen en in vereniging met een ander, gereedschappen (waaronder kitspuiten en een flex bammer en haspels en een boormachine en een tolmachine), die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van inklimming;
Feit 2
hij op 6 oktober 2019 te Schagerbrug, gemeente Schagen tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om elektradraden, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 2], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te door middel inklimming
- het gemeentehuis zijn binnen gegaan en
- de elektra bedrading uit de buizen hebben getrokken en
- deze elektradraden samen met de haspel in de kruiwagen hebben gelegd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
hij op 6 oktober 2019 te Schagerbrug, gemeente Schagen tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan het [slachtoffer 3], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van verbreking
- de tussendeuren voorzien van hangslot hebben opengebroken en
- het museum zijn ingelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.