ECLI:NL:RBNHO:2021:12277

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 december 2021
Publicatiedatum
31 december 2021
Zaaknummer
C/15/319988 / FA RK 21-4291
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van kinderbijdrage en vaststelling van zorgregeling na scheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 31 december 2021 uitspraak gedaan in een familiezakenprocedure tussen een vrouw en een man, die samen twee minderjarigen hebben. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. J.H.F. Overkleeft, heeft verzocht om een kinderbijdrage van € 250,- per kind per maand en om een zorgregeling voor de kinderen. De man is zonder advocaat verschenen en heeft verweer gevoerd tegen de hoogte van de kinderbijdrage, maar heeft geen verweer gevoerd tegen de zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man op een correcte wijze is geïnformeerd over de procedure en dat hij geen verweer heeft gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw, behalve de kinderbijdrage. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige 1] bij de vrouw vastgesteld en de zorgregeling bepaald, waarbij de kinderen in de oneven weken bij de vrouw en in de even weken bij de man verblijven. De rechtbank heeft de kinderbijdrage toegewezen, omdat de man geen verweer heeft gevoerd en de verzoeken van de vrouw in het belang van de kinderen zijn. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
alimentatie/tegenspraak
zaak-/rekestnr.: C/15/319988 / FA RK 21-4291
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 31 december 2021
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.H.F. Overkleeft, kantoorhoudende te Hoorn Nh,
tegen
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen:

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 3 september 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 3 december 2021 in aanwezigheid van partijen, de vrouw bijgestaan door mr. J.H.F. Overkleeft. De man is verschenen in persoon. Voorst was ter zitting [vertegenwoordiger van de raad] als informant namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) aanwezig.
1.3.
De hierna te noemen minderjarige [de minderjarige 1] is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld zijn kenbaar te maken. [de minderjarige 1] heeft gebruik gemaakt van deze gelegenheid en heeft zijn mening kenbaar gemaakt op 3 december 2021 tijdens een gesprek met de kinderrechter.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Partijen hebben tot 2018 een affectieve relatie gehad.
2.2.
Uit deze relatie zijn geboren de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] (hierna: [de minderjarige 1] ),
- [de minderjarige 2] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] (hierna: [de minderjarige 2] ).
De man heeft de minderjarigen erkend.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] . De vrouw is alleen belast met het gezag over [de minderjarige 2] .
2.3.
In onderling overleg tussen de ouders verblijven de kinderen in de ene week bij de man en in de andere week bij de vrouw. Het wisselmoment is op maandag na school.

3.Verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
  • beide kinderen in de oneven week bij haar verblijven en in de even week bij de man;
  • de kinderen tijdens de zomervakantie drie weken aaneengesloten bij de ene ouder en drie weken aaneengesloten bij de andere ouder zijn. Het ene jaar zijn de kinderen de eerste drie weken van de vakantie bij de ene ouder het andere jaar de eerste drie weken bij de andere ouder
  • de kinderen tijdens de overige vakanties bij hun ouders verblijven conform de basisregeling;
  • de ouders voorafgaand aan de verjaardagen van de kinderen met elkaar overleggen waar deze verjaardag wordt gevierd;
  • schoolkeuzes voor de kinderen door partijen in en na onderling overleg worden genomen;
  • in geval van reizen naar het buitenland met een van de ouders de andere ouder daaraan voorafgaand schriftelijk wordt geïnformeerd;
  • de kinderen staan ingeschreven in de basisregistratie persoonsgegevens op het adres van verzoekster en daar hun hoofdverblijfplaats hebben;
  • verzoekster de kinderbijslag en het kindgebonden budget ontvangt voor beide kinderen;
  • de man aan haar een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderbijdrage) van € 250,- per kind per maand dient te voldoen, bij vooruitbetaling telkens voor de eerste van de maand met ingang van 16 maart 2021, althans een bedrag dat de rechtbank juist acht met ingang van een datum
die de rechtbank juist acht.
3.2.
Ter zitting heeft de vrouw haar verzoeken ten aanzien van [de minderjarige 2] over de schoolkeuze, het reizen naar het buitenland en de hoofdverblijfplaats ingetrokken. De vrouw heeft desgevraagd toegelicht dat geen beslissing hoeft te worden genomen op deze punten, omdat zij alleen is belast met het gezag over [de minderjarige 2] .
3.3.
De vrouw heeft meegedeeld dat zij weet dat de verplichting op partijen rust om een ouderschapsplan ten aanzien van [de minderjarige 1] op te stellen, maar dat de communicatie tussen partijen dermate moeizaam verloopt dat zij verwacht dat partijen hier niet in zullen slagen.
De vrouw verzoekt daarom om de zaak niet aan te houden vanwege het ontbreken van een ouderschapsplan.
3.4.
Partijen zijn het volgens de vrouw eens over de zorgregeling. Partijen hebben meestal op maandag contact met elkaar over hoe het met de kinderen gaat en over welke afspraken de kinderen de komende week hebben. De vrouw zou echter het liefste volledige afstand van de man willen hebben. Zij stelt zich dit zo voor dat de man er net als zij zorg voor draagt dat alle spullen die de kinderen nodig hebben aanwezig zijn in zijn woning. Volgens de vrouw zou het prettig zijn voor de kinderen dat zij niet met spullen hoeven te zeulen. Ten aanzien van de kinderbijdrage heeft de vrouw gesteld dat zij de verblijfsoverstijgende kosten betaalt. Het is volgens de vrouw redelijk dat de man ook een bijdrage levert. De vrouw heeft de man voorgesteld om hier met behulp van een mediator afspraken over te maken. De man was echter niet bereid om de kosten van de mediator te delen. Vervolgens is de man op 15 maart 2021 aangeschreven door de advocaat van de vrouw. De man heeft hier niet op gereageerd en heeft ook geen inzicht verschaft in zijn financiën. Gelet hierop betreft de door de vrouw verzochte kinderbijdrage een schatting.

4.Verweer

4.1.
De man heeft ter zitting – samengevat – meegedeeld dat hij de stukken slechts twee dagen voor de zitting heeft ontvangen en dat hij geen advocaat bereid heeft gevonden om hem zo kort dag ter zitting bij te staan. Volgens de man verloopt de in onderling overleg overeengekomen zorg-/omgangsregeling goed, maar het is soms wel moeilijk te combineren met het voeren van zijn eigen garagebedrijf. Ten aanzien van de kinderbijdrage heeft de man aangevoerd dat het niet goed gaat met zijn garagebedrijf en dat hij zijn bedrijf mogelijk moet beëindigen. Gelet hierop kan de man geen kinderbijdrage aan de vrouw betalen. Volgens de man zou dit anderszins ook niet redelijk zijn. Partijen delen de zorg bij helfte en de vrouw ontvangt alle toeslagen. Volgens de man kan de vrouw alle verblijfsoverstijgende kosten van de kinderen van de toeslagen voldoen en is het niet redelijk dat zij nog een kinderbijdrage van hem wil ontvangen. Daar komt bij dat hij aflost op schulden die door toedoen van de vrouw zijn ontstaan.

5.De visie van de Raad

5.1.
De Raad heeft ter zitting – samengevat – meegedeeld dat er op basis van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, geen zorgen zijn over de kinderen. Beide ouders zijn het eens met de verdeling van de zorg. De man heeft weliswaar meegedeeld dat de zorg voor de kinderen zo nu en dan lastig is te combineren met zijn werk. De Raad verwacht dat dit voor de moeder niet anders is. Ten aanzien van de opmerking van de moeder dat zij graag wil dat de kinderen alle spullen die zij nodig hebben bij beide ouders hebben en dat deze spullen niet heen en weer worden gebracht, heeft de Raad meegedeeld dat dit niet wenselijk is. Het is voor kinderen niet goed om in twee aparte werelden te leven. Er zijn spullen die zij in beide huizen bij zich willen hebben en dat moet ook kunnen.

6.Beoordeling

6.1.
Voor zover de man heeft bedoeld zich op het standpunt te stellen dat hij zich onvoldoende heeft kunnen verweren overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting heeft de man desgevraagd bevestigd dat de rechtbank hem heeft aangeschreven op het juiste adres.
Het verzoekschrift is op 3 september 2021 zowel aangetekend als per gewone post verzonden naar het adres van de man. Vervolgens is de man op 25 oktober 2021 opgeroepen voor de zitting van 3 december 2021. De rechtbank stelt vast dat de man op een correcte wijze is geïnformeerd over deze procedure. Het bevreemdt de rechtbank dan ook dat de man zich pas twee dagen voor de zitting heeft gemeld met het verzoek om de stukken aan hem toe te zenden.
Hoofdverblijfplaats en omgang-/zorgregeling
6.2.
Het is de rechtbank uit de stukken en het verhandelde ter zitting duidelijk geworden dat de verstandhouding tussen partijen niet goed is en dat de man -ook ter zitting nogmaals -niet bereid is gebleken om in mediation te gaan met de vrouw. Gelet hierop zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat de man behoudens de door de vrouw verzochte kinderbijdrage geen verweer heeft gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw.
De rechtbank acht deze verzoeken, mede gelet op het ter zitting gegeven advies van de Raad, in het belang van de kinderen en zal dienovereenkomstig beslissen.
Kinderbijdrage
6.5.
Nu de man geen verweer heeft gevoerd tegen de verzochte kinderbijdrage door tussenkomst van een advocaat en nu er ook niet is verzocht om aanhouding van dit verzoek en het verzoek de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal het worden toegewezen op de wijze als hieronder vermeld.
6.6.
De rechtbank wijst er – ten overvloede – op dat de hierna vast te stellen bijdrage jaarlijks van rechtswege wordt gewijzigd met het wettelijk vast te stellen indexeringspercentage.
6.4.
Ten aanzien van het verzoek van de vrouw dat zij de kinderbijslag en het kindgebonden budget ontvangt voor beide kinderen overweegt de rechtbank als volgt. Het is niet ter bepaling aan de rechtbank wie het kindgebonden budget en de kinderbijslag ontvangt, maar aan de verstrekkers van deze toeslagen, zijnde de belastingdienst en de sociale verzekeringsbank. Dit verzoek van de vrouw zal dan ook worden afgewezen. De rechtbank merkt hierover nog het volgende op. De hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 1] wordt bepaald bij de vrouw. Doordat de vrouw met het eenhoofdig gezag is belast over [de minderjarige 2] vloeit voort uit de wet dat de formele woonplaats van [de minderjarige 2] ook bij de vrouw is. Gelet hierop heeft de vrouw in beginsel aanspraak op het kindgebonden budget en de kinderbijslag.

7.Beslissing

De rechtbank:
7.1.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] (hierna: [de minderjarige 1] ), bij de vrouw zal zijn;
7.2.
stelt de zorg-/omgangsregeling als volgt vast:
de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , en
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] (hierna: [de minderjarige 2] ),
verblijven in de oneven weken bij de vrouw en in de even weken bij de man;
7.3.
stelt de volgende vakantieregeling vast:
  • Tijdens de zomervakantie zijn de kinderen drie weken aangesloten bij iedere ouder, waarbij de kinderen in het ene jaar de eerste helft van de vakantie bij de ene ouder doorbrengen en de tweede helft bij de andere ouder en in het jaar daarop omgekeerd;
  • In de overige vakanties verblijven de kinderen volgens de reguliere zorg-/omgangsregeling bij hun ouders;
7.4.
bepaalt dat de ouders voorafgaand aan de verjaardagen van de kinderen overleggen waar deze worden gevierd;
7.5.
bepaalt ten aanzien van [de minderjarige 1] :
  • dat schoolkeuzes na onderling overleg tussen de ouders worden genomen;
  • de ouders elkaar schriftelijk informeren voordat zij met [de minderjarige 1] naar het buitenland reizen;
7.6.
bepaalt dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , en
- [de minderjarige 2] ,
dient te voldoen € 250,- per kind per maand, met ingang van 16 maart 2021 en voor wat betreft de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling te voldoen;
7.7.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaat bij voorraad;
7.8.
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D.A. Lengyel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2021.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.